H15 Benign and malignant tumors of the hand Flashcards

1
Q

Hoeveel % van tumoren in de hand zijn benigne (niet de huid betreffend)?

A

95%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Metastasen in de hand zijn meestal afkomstig van welke primaire tumoren?

A

Mamma, nier, schildklier, long, colon

Vaak in P3, slechte prognose <6mnd levensverwachting

NB. zeldzaam indien pt <50 jr

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke hand tumor reageert goed op NSAIDs? Afname van pijn

A

Osteoid osteoma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke afwijkingen in het lab verwacht je bij een metastase?

A

Verhoogd calcium
Verhoogd alkalisch fosfatase
Verhoogd fosfaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke afwijking in het lab verwacht je bij een metastase?

A

Verhoogd calcium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke afwijking in het lab bij osteosarcoma?

A

Verhoogd AF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Man >50 jr met blastic bone lesion. Welk aanvullend onderzoek?

A

PSA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de 4 belangrijkste kenmerken op een röntgen foto dat er mogelijk sprake is van een MALIGNE aandoening is?

A

 Cortex destructie, ‘moth-eaten’/mot/wolkerig) = maligne (scherpe randen vaak benigne)
 Periost-erosie is mogelijk maligne (dd infectie)
 Weke delen calcificaties
 >6 cm = maligne (=tabel, in tekst staat 3)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Scintigrafie/botscan, wel of niet specifiek voor maligniteit?

A

Laat skelet afwijkingen zijn, sensitief voor opsporen afwijkingen, maar NIET specifiek voor maligniteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de accuraatheid van een:
- vriescoupe
- naaldbiopt
- permanente PA

A

vriescoupe = 80%
naaldbiopt = 83-96%
permanente PA = 96%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer doe je een excisie biopt? En hoe doe je dit

A

Alleen als laesie kleiner is dan 1cm

  • longitudinale incisie
  • tourniquet zonder exsanguinatie
  • spaar aanliggende compartimenten
  • biopsy all infections, culture all masses
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Meest voorkomend maligne tumoren in de hand?

A
  1. PCC
  2. BCC
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Meest voorkomende pre-maligne tumor in de hand?

A

Actinische keratose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Meest voorkomende benigne tumor/massa in de hand?

A
  1. Ganglion
  2. Reusceltumor
  3. Epidermale inclusie cyste
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Meest voorkomende benigne zenuwtumor in de hand?

A

Schwannoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Meest voorkomende wekedelen sarcoom in volwassenen?

A

Maligne fibreuze histiosarcoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Meest voorkomende maligne soft-tissue tumor bovenste extremiteit?

A

Epithelioid sarcoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Meest voorkomende primaire, benigne bottumor in hand?

A

Enchondroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Meest voorkomende benigne bottumor hand?

A

Osteochondroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Meest voorkomende primaire, maligne botvormende tumor?

Waar kom het voor in de hand?
Behandeling?

A

Osteosarcoom

Snelle groeiende, harde, pijnlijke massa met name im MC en P1 (echter in hand zeldzaam)

Beh: incisie biopt, dan stadiering lokaal + systemisch, ruime excisie/straalamp, (neo)adj CTx

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Meest voorkomende primaire maligne tumor in hand? Behandeling?

A

Chondrosarcoom

> 40, hard, pijnlijk, verraderlijk, in MC en prox phalangs

Beh: incisiebiopt, dan wide excisie of straalamp, stadiering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Cornu cutanum
1. localisatie?
2. behandeling?
3. waarmee geassocieerd?

A
  1. Localisatie: zon expositie: dorsum hand, onderarm
  2. Beh: excisie biopt 1-2 mm marge
  3. 10% geassocieerd met PCC
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Epidermale inclusiecyste
1. hoe ontstaat dit?
2. behandeling?

A
  1. Door invaginatie epitheel (bv trauma, infectie of incisie)
  2. Beh: excisie incl wand cyste, laag recidief

3e meest voorkomende tumor op de hand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Verruca vulgaris (wrat)
1. Hoe ontstaat het?
2. Localisatie?

A
  1. HPV types 1-4, 7 en 10
  2. Op plekken trauma periungual (door nagelbijten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de behandeling van verruca vulgaris in de 1e, 2e en 3e lijn. Wat is het curatieve percentagE?

En wat als het niet reageert op therapie?

A

Aandoending is ip self limited na 1-2 jr, anders als cosmetisch of problemen handfunctie

  • 1e lijn: salicylzuur (70-80% cure)
  • 2e lijn: cryo (60-80%)
  • 3e lijn immunomodulatoren, laser, photodynamische therapie

Cave maligniteit als niet reageert op therapie, excisie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q
  1. Welke typen naevi zijn er?
  2. Hoe delen we dit in?
  3. Volgens welke structuur beoordelen we naevi?
A
  1. Congentiaal vs verworven (6 mnd na geboorte)
    • klein, <1.5 cm
    • medium, 1.5-20 cm
    • groot, >20 cm
      3.
      A, asymmetrie
      B, boarder
      C, color
      D, diameter >6 mm
      E, elevatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Lifetime risico maligne ontaarding giant congenitale naevus?

A

20%

27
Q

Keratocanthoom
1. hoe verschilt dit van een PCC?
2. natuurlijk beloop
3. behandeling
4. geassocieerd syndroom

A
  1. groei is sneller en meer centrale necrose, typisch op behaarde regio’s, vulkaan achtige laesies
  2. snelle groei en dan weer regressie 6 mnd-enkele jaren
  3. excise biopt bij verdenking maligne
  4. Muir-Torre, autosomal dominant met multipele keratoacanthomen, viscerale malginiteiten –> CT + coloscopie
28
Q

Dermatofibroom
1. presentatie
2. behandeling
3. maligne variant (beleid?)

A

= fibreuze tumor van de dermis

  1. vaste, solitaire massa, varient van kleur, bij jonge vrouwen
  2. excise biopt
  3. dermatofibosarcoom protuberans, lage kans op metastase, grote kans op recidief na excisie.

Beleid DFSP =
Excisie met 3 cm marge incl facie en spier
- hiermee kans op lokale controle 90%, dan kans afstand metas <5%
- PM radiotherapie indien marcoscopisch irresectabel

29
Q

Actinische keratose

  1. Presentatie
  2. Maligne conversie kans?
  3. Behandeling
A
  1. Ruwe erythemateuze plak, pijnlijk bij palpatie, adv zonblootstelling (kan ook spontane regressie bij zon onthouding)
  2. 0.25-1% naar PCC per jaar
  3. van klinische observatie tot ablatie, cryo, topische 5-FU, dermabrasie, cutane peel etc
30
Q

Seborrhoische keratose
1. presentatie?
2. behandeling

A
  1. waxy, stuck on laesie, over hele lichaam, initieel hypergepigmenteerde laesie, vanaf middelbare leeftijd
  2. biopt (uitsluiten maligniteit/melanoom), dan cryo/curretase/excisie
31
Q

Basaalcelcarcinoom
1. presentatie
2. 5 types
3. behandeling

A
  1. Neoplasma basaal epithelium; ulcererende huid met parelachtige verheven randen
  2. (fck nie meer ge studeert)
    - fibroepithelioma
    - nodulo-ulceratieve (meest vrkmd)
    - morpheaform (meest agressieve)
    - gepigmenteerde
    - superficiele
  3. Beh: Excisie 2 mm marge, FU
32
Q

Plaveiselcelcarcinoom
1. presentatie
2. behandeling

A
  1. roze, huidkleurige, vaste hyperkeratotische laesie, vaak dorsum hand (zon). Denk aan LL palperen!
  2. low risk: curettage/elektrodissecatie, hoogrisico: 5 mm marge (95% radical)
33
Q

Wat is Marjolin’s ulcer?

A

PCC in chronische brandwond

NB. Chronische infectie wond ook altijd biopsie

34
Q

Melanoom
1. classificatie
2. resectie marges

A

Classificatie
- Breslow dikte: diepte in mm, correleert aan afstands en lymfekliermetastasen
- Clark: invasie gebaseerd op anatomische variatie

  1. Marges Breslow
    - melanoma in situ = 0.5 cm marge
    - <1mm dikte = 1 cm marge
    - 1-4mm dikte = 2 cm marge
    - >4mm dikte = 2-4cm marge
35
Q

Melanoom
1. percentage huidkanker
2. percentage metastase

A
  1. 5% alle huidca maar 75% oorzaak overlijden aan huid huidcarc (nb. 50% naevi/50% de novo)
  2. 2% als <1mm laesie, 60-80% als >4 mm

Lymfogene metaphase dus SN

36
Q

Wat is acral lentiginous melanoma?

A

Melanoom variant die palmair, plantair en in nagelbed voorkomt

Subunguaal melanoom –> amputatie door DIP

37
Q

Ganglion
1. wat is het?
2. waar komt het voor?
3. wat is de behandeling

A
  1. mucine-gevulde structuren tgv synoviale herniatie + trauma maar precieze oorzaak onbekend
  2. 60-70% vanuit SL (dorsaal), 20% STT (volair), 10-20% volair retinaculum
  3. Excisie met meenemen cuff retinaculum of gewrichtskapsel (niet sluiten om bewegingsbeperking te voorkomen)

NB. volaire retinaculum spontane regressie in 2/3 en bij aspiratie ook

38
Q

Wat is een mucoid cyste? Behandeling?

A

Ganglion dorm PIPK, geassocieerd met reuma

Beh = excisie met geassocieerde osteofyt

39
Q

Wat is gepigmenteerde villonodulaire synovitis?

  1. wat voor cellen?
  2. waar komt het voor?
  3. behandeling?
A

REUSCELTUMOR = 2e beging hand tumor, vast aanvoelend, pijnloos

  1. multinuclear reuscellen + xanthoma cellen (groeit langzaam, mass werking)
  2. mn synovium producerende plaatse
  3. excisie, hoog recidief 5-50%, cave verplaatste zenuw
40
Q

Schwannoom/neurilemmoom
1. hoe groeit het?
2. presentatie?
3. behandeling? Maligne?

A
  1. uit Schwann cellen, langzaam groeiend
  2. goed afgrensbaar (in transversale richting, niet longitudinaal), in principe pijnloos maar wel uitval of pijn als bij motorische of sensibele zenuwen. Mn volair, 40-60 jr
  3. Uitpellen, post op 4% neurologische uitval, zelden maligne
41
Q

Neurofibroom
1. hoe groeit het?
2 geassocieerde ziekten?
3. behandeling?

A
  1. groeit uit zenuw fasikels, kan malgine ontwaarden (snelle groei)
  2. Multipele bij ziekte van von Recklinghausen / neurofibromatose
  3. Excisie maar vaak segmentele zenuw resectie + graft nodig
42
Q

Wat is ‘sucked candy sign’ op X?

A

Pseudoartrose op X door neurofibromatosis

43
Q
  1. Wat is een lipofibromateus hamartoom?
  2. Waar komt het voor?
  3. Behandeling?
A
  1. Lipofibromateuze infiltratie van zenuwen (fusiforme zwelling zonder invasie in perineurale weefsel)
  2. Mn in n. medianus (Nb kinderen met CTS!)
  3. Beh: decompressie, interfasciculaire resectie niet mogelijk, dan zenuwgraft nodig dus alleen overwegen bij functie verlies
44
Q

Hoe ziet een lipoom er uit op X of MRI?

A

X: lucente weke delen schaduw, MRI: T1/T2 beide hoog signaal

45
Q

Noem benigne fibreuze laesies?

A

Littekens, hypertroof of keloid, dupuytren, fibroom, histiocytoom, desmoid tumor

46
Q

Wat is Maligne fibreus histiocytoma sarcoom? Behandeling?

A
  • meest voorkomende sarcoom vol 60-80 jr
  • pijnloze, toenemende massa onderarm

Behandeling:
- ruime excisie of amp + evt neo adj
- onderzoek metastase (mn long)

47
Q

Waar komt een synoviaal sarcoom voor?

A

bij pezen en gewrichten, kan botinvasie

 Dorsum (jong)volwassenen: pijnloze, indolente, stevige massa, agressief
 Beh: Wide excisie, klierstatus ivm hoog risico meta’s (50%)

48
Q

Hemangioom = wat?
1. Wanneer ontstaat het?
2. Behandeling?

A

Benigne, capillaire aandoening

  1. Niet aanwezig bij geboorte, ontstaat typisch in 1e levensjaar (snelle groei). Involutie 5jr 50%, 7kr 70^
  2. Expectatief, excisie bij volwassenen of anders steroïden systemisch of intra-laesionaal, interferon
49
Q

Wat is Kasabach-Merritt syndroom? Hoe behandel je het?

A

Aggressive hemangio-endothelioom

Verbruiks coagulopathie secundair aan platelet trapping

Beh: hoge dosis steroïden + vincristine

50
Q

Wat is Maffucci’s syndroom? Wat valt op bij LO en wat weet je over maligne transformatie?

A

Multipele hemangiomen + enchondromen

Korte, hoekige vingers

Risico transformatie naar chondosarcoom en/of angiosarcoom

51
Q

Vasculaire malformaties, noem een aantal low flow tumoren en behandeling

A

Bij geboorte aanwezig!

Beschrijven naar locatie: capillair, veneus, lymfatisch of veneus-lymfatisch

Beh: observatie, laser, scleroserende middelen, excisie

52
Q

Noem een high flow vasculaire malformatie en behandeling

A

Arteriele of arterioveneuze component = tijdbom

Beh: pre-op embolisatie en excisie

53
Q

Verschil pseudo aneurysma en aneurysma

A

Aneurysma = 3 lagen van vaatwand (intima, media + adventitia)

Pseudo aneurysma = defect in arterieel wall afdicht door fibrine

54
Q

Wat is de klassieke trias van een glomus tumor (=neuromyoarteriele tumor)?

Wat zie je op X of MRI? Behandeling?

A

Koude hypersensitiviteit
Pijn gevoeligheid
Intermitterende ernstige pijn

Op X scalloped osteolytisch beeld, of op MRI hoog signaal intensiteit

Beh: excisie

55
Q

Wat is een granuloma pyogenicum? Behandeling

A

Snel progressieve vasculaire laesie mn rondom vingers, begint als rode nodus, groeit tot chronisch ontstoken laesie

Ontstaat na trauma

Beh: excisie met 1 mm marge, curettage, zilvernitraat

56
Q

Noem twee benigne spierlaesies en iets over het ontstaan

A
  1. Myositis ossificans: benigne ossificatie in spier/wekedelen, kan post-trauma, vaak in m. deltoideus en m. brachialis
  2. Leiomyoma: benigne neoplasma gladde spiercellen
57
Q

Bij wie en waar komt een rhamdomyosarcoom voor? uit welke cellen ontstaat dit?

A

Kinderen <15 jr, langzaam groeiend in hand in thenar of tussen metacarpalia (niet pijnlijk)

Ontstaat uit spier stamcellen

Beh: ruime excisie + lymfeklier dissectie, adj CTx/RTx

58
Q

Enchondroom
1. bij wie komt het voor en wat zie je op de X?
2. waar aan denken bij pijn en oedeem?
3. behandeling?

A
  1. pt rond 40 jr, meestal P1 of MC, op X popcorn laesie
  2. secundair aan pathologische fractuur
  3. observatie, maligne transformatie chondrosarcoma (solitaire laesie <5% kans). MAAR indien path # beh #, curettage tumor, opvullen holte met bot- of allograft
59
Q

Wat is Morbus Ollier? Kans op maligne ontaarding?

A

Niet erfelijk, multipele enchondromen, vaak unilateraal

30-50% maligne ontaarding dus intensieve FU

60
Q

Welke botvormende laesie reageert goed op NSAID? Wat zie je op X?

A

Osteoid osteoom

Benigne botvormende laesie, mn dist radius, carpus + phalangen, mn <20 jr

X: sclerose rondom centrale opheldering bot

61
Q

Wat is de meest voorkomende benigne bottumor?

Wat is de behandeling? Maligne ontaarding?

A

Osteochondroma

Multipele enchondromen of asympt harde zwelling, kan groeideformiteit, kan mech blokkade

Beh: observatie, excisie bij pijn of deformiteit

Als multipel: 10-25% kans maligne ontaarding

62
Q

Wat is het verschil tussen een solitaire unicamerale botcyste en aneurysmale botcyste?

Verschil in behandeling?

A

Solitaire unicamerale botcyste = vaak pas zichtbaar bij pijn door pathologische fractuur
–> op X dunne cortex en radiolucentie in metafyse
Beh: curratage + botgraft

Aneurysmae botcyste = snelle groei
–> op X grote radiolicentie met blown out cortex
Beh: (straal)amputatie, 60% recurrence rate

63
Q

Hoe uit een reuceltumor zich? Waar komt het voor en wat is de behandeling?

A

Gewrichtspijn, zwelling, 10% pathologische fractuur, <5% metastasen (long)

Distale radius (10%), proximale tibia, distale femur

Beh: screening meta’s, curettage, excise of amputatie, artrodese of reconstructive (on)gevasculariseerd bot (tibia, fibula, crista, ulna)

64
Q

Hoe verschilt chondosarcoma van echondroom?

A

Chondrosarcoma op X: lytische laesie met destructie cortex + weke delen (itt enchondroom)

65
Q

Stadiering musculoskeletal sarcomas. Stage 1A/B, 2A/B en 3A/B

Grade
Site
Metastase

A

Grade:
G0 = benigne
G1 = low-grade
G2 = high-grade
G0/1 <25% metastase

Site:
T1= intracompartmentaal
T2 = extracompartmentaal

Stage 1 = low grade, M0, Stage 2 = high grade M0
Stage 3 = meta’s ongeacht tumor grade

66
Q

Wat zijn de 4 type surgical margin?

A
  1. Intralesionale resectie = macroscopisch irradicaal
  2. Marginal resectie: door pseudocapsule of ‘reactieve zone’ = potential satellite or skip laesies behind
  3. Ruime resectie: tumor met normal weefsel
  4. Radicale resectie: verwijderen hele intracompartment + extracompartment (bv sarcoom  hele hand, radiocarpale disarticulatie)