H13: institutionalisering Flashcards
institutionalisering
Een sociaal proces waarin individuele menselijke handelingen worden geobjectiveerd tot vaste, min of meer normatieve en collectieve handelingspatronen (sociale feiten).
intitutie
Een gevestigde manier waarop het sociale leven is georganiseerd.
Een wijze die daarenboven door een groep, een gemeenschap of de hele samenleving gewaardeerd wordt.
Knooppunten van de sociale organisatie
functies instituties
Stabiliteit
Gevoel zekerheid en voorspelbaarheid
Men weet wat te verwachten en waaraan zich te houden (duidelijke rechten en plichten).
Mogelijkheid om Te anticiperen Op elkaars reacties te reageren.
Rigiditeit (belemmert verandering).
Het gezin
> Primaire groep
Face-to-face relaties, intimiteit, waarderationaliteit, interne samenhang en externe waardering.
Voortschrijdende desinstitutionalisering, proces onder de externe druk veranderde maatschappelijke omstandigheden.
Bijvoorbeeld toenemend aantal echtscheidingen en de opkomst van nieuwe relatievormen (naar het gezinsmodel).
Huwelijken nu: vooral tweede huwelijken
Is het kerngezin een uitvinding van het industriële kapitalisme?
gezinnen met minder kinderen
Het gezin verdunt
Touroperators schaffen het supplement af dat je moet betalen voor een eenpersoonskamer.
Effecten: aanbod bij touroperators voor alleenstaanden; in Limburg moeten alleenstaanden minder betalen voor hun huisvuil
Aandeel alleenwonenden in het totaal aantal huishoudens in Vlaanderen > 30 procent
België is Europese middenmoot
Minder kinderen
Door de hoge echtscheidingscijfers en doordat ouders minder kinderen krijgen, daalt ook het aantal leden per gezin.
Ook daarvoor zitten we in de Europese middenmoot.
Het gevolg is dat het aantal huishoudens de laatste tien jaar in heel wat Europese landen fors toenam (+-10%).
socialisatie
> Cultuur wordt door de leden van een samenlevingsverband aangeleerd en doorgegeven (richtinggevend of regulerend)
> In het sociologische: ‘Socialisatie’
> Functie?
Deelnemen aan het sociale verkeer, daarin naar behoren functioneren (zoals verwacht)
Continuïteit samenlevingsverband
socialisatie (2)
> Draagt bij tot integratie in de nieuwe groep en tot het behoud van de maatschappelijke samenhang en continuïteit; zorgt er voor dat de nieuwkomer zich aan/inpast aan de waarden en normen van die groep (vertaald in rollen).
Continueert de erin vervatte stereotypes, sociale ongelijkheden en tegenstellingen en beperkt de speelruimte, via instrumenten voor sociale controle of disciplinering (zodat mensen binnen de lijntjes kleuren).
Als gedrag als deviant of afwijkend wordt bestempeld, grijpt de samenleving in.
mens als mangewesen
> Mensen missen instincten die aanreiken welk gedrag ineen bepaalde situatie geschikt is.
Maar de mens staat ‘open’ voor de wereld.
Het gebrek aan ‘eerste’ natuur (‘nature’) wordt gecompenseerd door hun ‘tweede’ natuur, de cultuur (‘nurture’).
Socialisatie of acculturatie
Socialisatie (enculturatie): microniveau, tussen cultuurpatroon en individu
Acculturatie: tussen grotere sociale gehelen
4 functies socialisatie
> beperkt
versterkt
disciplineert
emancipeert
Cultuur- en omgangspatronen worden verinnerlijkt, zodat de individuen ze ervaren als iets van henzelf (internalisatie).
Geïnstitutionaliseerde waarden, normen, doelstellingen en verwachtingen worden een vanzelfsprekend deel van de persoonlijkheid.
‘Interiorisatie van de exterioriteit’ leidt tot een ‘habitus’.
Handelen: ‘exteriorisatie van de interioriteit’ (Bourdieu).
socialisatieproces
> individu verwerft een identiteit
faciliteert sociaal handelen of sociaal verkeer
voorspelbaarheid sociaal handelen (anticipatie interactie)
realiseert voortbestaan maatschappelijke orde
habitus (bourdieu)
> De mentale structuur die individuen tijdens hun groei van zuigeling tot volwassene in een bepaalde sociale omgeving ontwikkelen
De manier waarop zij geneigd zijn de wereld waar te nemen, te waarderen en daarbinnen te handelen.
De habitus wordt gevormd binnen een bepaalde sociale omgeving
Individuen met een overeenkomstige sociale achtergrond zullen een vergelijkbare habitus ontwikkelen
Zij zullen ook geneigd zijn de hen omringende werkelijkheid en hun plaats daarbinnen als vanzelfsprekend te aanvaarden en daarmee de wijze waarop die wereld in elkaar zit, met alle bijbehorende sociale verschillen, in hun denken, oordelen en handelen te reproduceren.
paradox socialisatie
> socialisatie beperkt en disciplineert
> socialisatie versterkt en emancipeert
primaire socialisatie
> Primaire groepen (het begin)
Gezin en peergroups
Het aan den lijve leren van de opvattingen (waarden, normen, doelstellingen en verwachtingen) van de diverse samenlevingsverbanden
I> nformeel: dagelijkse bezigheden.
Levert basishabitus of de ‘sociale huid’
secundaire socialisatie
Men leert hoe zich te gedragen in formele omstandigheden en omgevingen (samenleving)
School (‘hidden curriculum’), verenigingen of werk (formeel).
Functioneren in formele organisaties houdt in dat men zich schikt naar de cultuur die er heerst.
overgangsrituelen
> Beklemtoont (framing) de transitie van de ene positie naar een andere positie in het leven op het persoonlijke vlak (biografie) binnen het samenlevingsverband
Sluiten een bepaalde socialisatieperiode af en markeren de start van een nieuwe (levens)fase.
Vaste (rituele) handelingen bevestigen het belang van ‘het’ moment (speciale ruimte, officiële vertegenwoordiger …).
Herschikking van plichten en rechten, een nieuwe rolinvulling en een nieuwe sociale identiteit.