15. organisaties en management Flashcards
organiseren en organisatie
> Organisatie: substantief (min of meer zichtbare werkelijkheid)
Organiseren: structureren, formaliseren, systematiseren, disciplineren, voorspelbaarheid, …, efficiënt, effectief en doelmatig
effectiviteit vs efficiëntie
> Efficiëntie:
Mate waarin met beschikbare middelen het meest optimale resultaat kan worden bereikt. Afweging van kosten en baten.
- evenveel bereiken met minder middelen
- meer bereiken met evenveel middelen
> Effectiviteit:
Mate waarin een actor erin slaagt om één of meer doelen te realiseren. Dat kan meer of minder efficiënt gebeuren.
Definitie binnen de organisatiesociologie
Een organisatie is een bewust geplande configuratie, opgericht om één of meer specifieke en duidelijke doelen te bereiken, met een min of meer ontwikkeld stel van formele spelregels en met een relatief vaste verdeling van macht, rollen en verantwoordelijkheden, die onafhankelijk is van de persoonlijke kenmerken van de leden die deze rollen op een gegeven moment vervullen; wat voorspelbaar en verwacht gedrag impliceert en mogelijk maakt.
ideaaltypen Weber
> associatie
prebureaucratie organisatie
bureaucratie
associatie
> Organisaties zonder bestuurlijke, administratieve of economische finaliteit.
Missie in de sfeer van politiek, godsdienst, arbeid, consumptie, vrije tijd, welzijnszorg, milieu, …
Vrijwillige verenigingen van/met mensen met gemeenschappelijke bekommernissen, interesses of waarden, … gericht op doelgerichte gemeenschappelijke acties.
Maatschappelijk middenveld, de ‘civil society’.
Hoge betrokkenheid deelnemers, principe gelijkheid (democratisch)
Complexiteit en formalisering zijn laag
Besluitvorming: decentraal
Bijvoorbeeld: coöperatie
pre bureaucratische organisatie
> Administratie onder patrimoniaal gezag (Weber)
Alle posten (functies) onderdeel van het persoonlijke huishouden van de gezagdrager, kosten betaald (in principe) uit eigen beurs.
Officiële aangelegenheden afgehandeld tijdens persoonlijke ontmoetingen en via mondelinge communicatie, niet op basis van onpersoonlijke bijeenkomsten en schriftelijke documenten.
Bijvoorbeeld: hofhouding van de vorsten tijdens het ‘ancien régime’, die het land beheerde als was het de persoonlijke huishouding van de vorst.
bureaucratie
> Hoogste trap van formele organisatie
Continuïteit, discretie, eenheid van werking, vermindering van wrijvingen
Formeel rationeelste vorm van (legale) gezagsuitoefening (modernisering)
Calvinisme (verheffing arbeid tot morele deugd), gaf culturele en psychologische basis voor de orde en discipline in een bureaucratische structuur
Grootschalige (moderne) organisatie
Hedendaags taalgebruik: logheid, inefficiëntie, papierwinkel
3 typen bureaucratie
Drie typen bureaucratie (impact formele regels)
> Schertsbureaucratie: er bestaan regels, maar ze worden niet nageleefd
> Vertegenwoordigende bureaucratie: leden aanvaarden de regels en leven ze ook na
> Strafbureaucratie: naleven regels door straffen afdwingen
Neo-Weberiaanse rationaliteitsopvatting
Weber: organisaties zijn vorm van rationeel handelen
Neo-Weberianen:
Scientific Management (Taylor) doet aan mechanisch reductionisme
Terwijl de mens geen passief instrument is, kan actieve rol opnemen
Human-Relations benadering: individu heeft eigen psychische behoeften; erkenning, motivatie, …
Maar ook HR doet aan psychologisch reductionisme
Daarom Simon & March: rationeel én economisch mensbeeld
Individuen zijn rationeel denkende en probleemoplossende wezens
Sociaal-rationeel handelen
Medewerkers hebben streefdoelen en belangen
kenmerken bureaucratie
> Continuïteit van de werking
Afbakening van bevoegdheden via regels en voorschriften.
Hiërarchisch toezicht over de uitoefening van die bevoegdheden.
Scheiding tussen de posities en de bekleders ervan.
Terugvallen op schriftelijke stukken.
Heeft (mee) de welvaart van de 20ste eeuw gecreëerd
stelling bauman
> Organisatiekenmerken
Hiërarchisch en functioneel georganiseerd arbeidsproces met een zorgvuldige en precieze arbeidsverdeling (wie doet wat?)
Rationaliteitsgedachte: efficiënt, doeltreffend, voorspelbaar en planmatig
Een bureaucratie waarin de mens niet telt
nEen bewust gecreëerde afstand tussen de uitvoerders en de slachtoffers waardoor de beroering van het menselijk geweten verdween
Het (psychologisch) zelfbehoud
Expliciete en duidelijke (formele) bevelsstructuur waarin blinde gehoorzaamheid de norm is (‘bevel is bevel’, uitvoeren en niet nadenken)
Het afschuiven van verantwoordelijkheid naar het systeem.
defficiënties bureaucratie
Hoe functionarissen in bureaucratische organisaties zich beschermen tegen de druk die op hen wordt uitgeoefend door externen (patiënt, klant, burger)?
Regels op formeel correcte manier toepassen (ritueel; van ‘het kastje naar de muur’).
Bureaucratische regels gebruiken om eigenbelang na te streven
Handhaven eigen autonomie en inperken macht anderen (Crozier).
Wat de cliënt als een uniek geval ziet, is voor de bureaucraat routine.
Een té strikte toepassing van de regels kan evenwel leiden tot rigiditeit en inflexibiliteit.
problemen van bureauratie
> Hoe functionarissen in bureaucratische organisaties zich beschermen tegen de druk die op hen wordt uitgeoefend door externen (patiënt, klant, burger)?
Regels op formeel correcte manier toepassen (ritueel; van ‘het kastje naar de muur’).
Bureaucratische regels gebruiken om eigenbelang na te streven
Handhaven eigen autonomie en inperken macht anderen (Crozier).
Wat de cliënt als een uniek geval ziet, is voor de bureaucraat routine.
Een té strikte toepassing van de regels kan evenwel leiden tot rigiditeit en inflexibiliteit.
rationele theorie
> doel bereiken
nauurlijk paradigme
> mens is ook emotioneel
open systeem
> interactie met omgeving
toenemende complexiteit
De ontwikkeling van organisaties gaat gepaard met differentiatieprocessen die uitmonden in een toenemende structurele complexiteit.
Horizontale differentiatie
Verticale differentiatie (hiërarchie)
Geografische differentiatie
Meer differentiatie vereist meer coördinatie om de beoogde doelen te realiseren (“Als je knipt, moet je plakken”).
Formalisering diverse activiteiten, centralisatie besluitvorming, incentives bij resultaatgericht handelen en lateraal overleg.
formele en informele structuren
> De graad van formalisering: in welke mate is de verdeling van taken vooraf vastgelegd in geschreven regels en in een organigram?
> Formele structuur (de organisatiestructuur), bestaat uit de verdeling van taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden over posities en de coördinatie daartussen.
> Informele structuur ontstaat doordat de posities in de organisatie door mensen worden bekleed: ze zullen zich niet beperken tot de formele, onpersoonlijke contacten die door de organisatieblauwdruk worden voorgeschreven. Binnen deze formele structuur ontstaan vriendschappen en kliekjes. Die vormen de informele structuur.
formele structuur
> Functies formele organisatiestructuur Ervoor zorgen dat het handelingsverband zijn doelen bereikt Variaties opvangen die bestaan tussen individuele actoren, door hen voor te schrijven hoe ze aan de vereisten van de organisatie kunnen beantwoorden Een raamwerk waarbinnen Macht kan worden uitgeoefend Beslissingen genomen Waarbinnen handelingen (taakomschrijvingen, regulerende procedures) van een organisatie plaatsvinden
informele structuur
> De spelregels in de informele structuur, worden gevormd buiten het officiële of geformaliseerde circuit.
Informele regels zijn:
Minder duidelijk, minder strak omlijnd en zeker niet in documenten neergeschreven.
De naleving wordt niet gesanctioneerd via formele procedures, maar via sociale controle (sociale waardering en aanvaarding).
Onderzoek informele organisatie van Roethlisberger en Dickson bij de Western Electric Company, het zogenaamde Hawthorne-project (1927-1928).
organisatieculturen
> Intern
Opvattingen, waarden en normen aangeleerd via formele en informele leerprocessen.
Zorgt voor socialisatie en integratie van nieuwkomers, die zo een gemeenschappelijke identiteit (betrokkenheid) ontwikkelen en die leidt tot patronen van handelen die ‘typisch’ zijn voor de organisatie.
Legitimeert het sociale handelen binnen de organisatie en stuurt de machtsverdeling.
Een organisationeel (sociale) controlesysteem.
> Extern
Aanpassing aan de omgeving.
De manier waarop in de organisatie doelen verwezenlijkt worden en omgegaan wordt met ‘buitenstaanders’, zoals klanten.
ongelijkheid in organisatie
> Wie een organisatie binnentreedt, verlaat de democratie
Ongelijkheid als principe onderlinge relaties (onderschikking en bovenschikking posities);
Afgedwongen door wederzijdse verwachtingen (en verwachtingsverwachtingen)
Vb. ook: wie stopt wanneer met werken; hoe begroeten; wie heeft welke auto
equity - equality
Gelijke behandeling, ongelijke outcome
Ongelijke behandeling, gelijke outcome
Geen behandeling, wegwerken (system)fout
verscheidenheid en ongelijkheid
Ongelijkheid en verscheidenheid zijn twee verschillende begrippen.
Verschillen gebaseerd op centrale kenmerken van het samenlevingsverband en die dus belangrijker zijn, zullen meestal de vorm van ongelijkheid aannemen.
Vb. centrale plaats economisch systeem: plaats hierin is bron van ongelijkheid