8. cognitie Flashcards
cognitie
= kennisverwerving d.m.v. zintuigelijke waarneming en informatieverwerkingsprocessen in het brein.
> Bestudeert alle bewuste & onbewuste processen betrokken bij de kennisverwerving
Perceptie, Herkenning, begrijpen (geheugen), Redeneren, Taal
> Cognitie is wat je gebruikt om dingen te verwachten en te geloven, om te oordelen, en te beslissen.
> Multidisciplinaire studie, steunend op ideeën en methodes uit de psychologie, psychobiologie, AI, linguïstiek, antropologie, neurowetenschappen…
Cognitieve functies
(of “executieve functies”) bieden de mogelijkheid tot zelfregulatie:
> Impuls controle: respons op prikkel uitstellen
Doelgerichtheid: de mogelijkheid om vooruit te denken; persistentie
Flexibiliteit: alternatieven overwegen bij het oplossen van problemen
Komen overeen met de bewuste, trage, gecontroleerde informatieverwerkingsprocessen in het brein (zie: Is bewustzijn sturend?)
Kunnen controle uitoefenen op de snelle, automatische processen.
traditioneel geheugenmodel
Shiffrin:
- sensorish geheugen
- kortetermijn geheugen
- langetermijngeheugen
seriële positie effect
> informatie kan maar beperkte tijd in KT geheugen blijven alvoren aan LT geheugen overgedragen te worden.
recency effect
> het herinneren van de laatst aangeboden stimuli
sensorisch geheugen
> niet alle info die we waarnemen wordt in kt of lt geheugen opgeslagen
waarnemingen worden wel in sensorisch geheugen opgenomen maar door gebrek aan aandacht nooit overgedragen aan KT geheugen
korte termijngeheugen
> beperkt aantal stimuli gefilterd uit het sensorisch geheugen kan hier een 20tal seconen opgeslagen worden
Lange termijn geheugen
> haast ongelimiteerde opslagplaats waar informatie voor lange tijd bewaard kan worden. onbeperkt in ruimte en tijd maar wordt betwist. het geheugen is veel plastischer dan een harde schijf. we herinneren ons zaken zoals we denken dat ze geweest zijn ipv van hoe ze echt waren.
werkgeheugenmodel
> voor redeneren en oplossen van problemen is het kt geheugen onmisbaar
verschil kt en werkgeheugen is dat het werkgeheugen model niet losstaat van het langetermijngeheugen.
werkgeheugen is tijdelijke activatie van kennis en procedures die in het lt geheugen zitten,
3 concentrische cirkels waarbij overlap in het middel het lt geheugen is
fonologische lus
> geactiveerd door auditieve of verbale informatie en is verantwoordelijk voor het bewaren en inoefenen van verbale informatie
visuospatiale tekenblad
> reageert op visuele informatie en laat toe visuele beelden te onthouden en te manipuleren
episodische buffer
> integreert info van het visuospatiale tekenblad, de fonologische lus en het langetermijngeheugen om er 1 werkelijke representatie van te maken
executieve controlesysteem (central executive)
> belangrijkste component van het werkgeheugen
aandachts en uitvoeringsprocessen
ceo van ons brein, gestuurd door prefrontale cortex
expliciete herinneringen
> bewuste herinneringen die we met opzet en inspanning in het geheugen hebben opgeslagen
impliciete herinneringen
> onbewuste of toevallige herinneringen
declaratieve geheugen
(prefrontale cortex en hippocampus): genereert expliciete herinneringen met aandacht verwerkt en bewust in werkgeheugen opgeroepen
> bevat semantisch geheugen en episodisch geheugen
Niet-declaratief geheugen
procedureel geheugen (subcorticaal, amygdala en limbisch systeem) genereert impliciete herinneringen, niet noodzakelijk met opzet in het geheugen geprent, vaak emotioneel, onbewust, maar toch een invloed op gedrag > bevat procedureel geheugen, conditioneren en niet associatief leren