gs ijktoets Flashcards
1
Q
democratie
A
volk mag meebeslissen/stemmen
2
Q
dictatuur
A
1 persoon/groep aan de macht en die bepalen het doen en laten van de bevolking
3
Q
monarchie
A
koning als staatshoofd, erfelijke titel
4
Q
republiek
A
gekozen staatshoofd, president genoemd
5
Q
aristocratie
A
kleine groep adel aan de macht = erfelijk
6
Q
absolutisme
A
1 koning die alle macht heeft, hoeft zich niet aan wetten te houden
7
Q
feodale leenstelsel
A
koning/leenheer geeft grond in bruikleen aan leenmannen die het besturen in ruil voor een eed van trouw
8
Q
politiek
A
bestuur van een land
9
Q
sociaal
A
samenleving van mensen
10
Q
economisch
A
geld/handel
11
Q
cultureel
A
afkomst, kunst, architectuur, normen/waarden, eten