engels unit 3 Flashcards
1
Q
artificial
A
kunstmatig
2
Q
avenue
A
brede straat
3
Q
to be founded
A
gesticht worden
4
Q
community
A
gemeenschap
5
Q
council
A
gemeenteraad
6
Q
high-rise
A
hoog gebouw
7
Q
inhabitant
A
inwoner
8
Q
to name after
A
(ver)noemen naar
9
Q
outskirts
A
buitenwijken; randen van de stad
10
Q
residential
A
woon-
11
Q
run-down
A
vervallen; versleten
12
Q
to settle
A
zich vestigen
13
Q
storey
A
verdieping
14
Q
suburb
A
buitenwijk
15
Q
urban
A
stedelijk
16
Q
buiten-; binnen-
A
outdoor; indoor
17
Q
buurt
A
neighbourhood
18
Q
gezelschap
A
company
19
Q
hangplek
A
hangout
20
Q
hoofdstad
A
capital
21
Q
huizenblok
A
block
22
Q
jeugd-
A
youth
23
Q
koffietentje; restaurantje
A
cafe
24
Q
kwestie; probleem
A
issue
25
locatie
location
26
maatschappij
society
27
ontwerpen
to design
28
openbaar
public
29
plaatselijk
local
30
recreatie
recreation
31
regio
region
32
suggereren; voorstellen
to suggest
33
veiligheid
safety
34
to be impressed by
onder de indruk zijn van
35
canvas
(schilders)doek
36
to display
tonen; laten zien
37
exhibition
tentoonstelling
38
to experience
ervaren
39
to have a go at
proberen
40
to recommend
aanbevelen; aanraden
41
talented
getalenteerd
42
variety of
verscheidenheid aan; verschillende
43
draad
thread
44
ingewikkeld
complicated
45
kleuren
to colour
46
kraal
bead
47
kunstenaar
artist
48
laag
layer
49
lijm
glue
50
linkerhoed
left-hand corner
51
naald
needle
52
onderste
bottom
53
palet
palette
54
schaar
(a pair of) scissors
55
(schilders)kwast
paintbrush
56
stift
marker
57
tekening
drawing
58
vouw (z.nw.)
crease
59
wol
wool
60
barn
schuur
61
conditions
omstandigheden
62
to disinfect
ontsmetten; desinfecteren
63
(farm) machinery
(landbouw) machines
64
fence
hek
65
guideline
richtlijn
66
to harvest
oogsten
67
hazard
gevaar
68
to herd
hoeden
69
isolated
geïsoleerd
70
limited
beperkt
71
to operate
bedienen
72
protective
beschermend
73
remote
afgelegen
74
rural
landelijk
75
surrounded by
omringd door
76
wheat
tarwe
77
beekje
stream
78
beschermen
to protect
79
bestaan uit
to consist of
80
gewassen
crops
81
huisje
cottage
82
kweken; verbouwen
to grow
83
laantje
lane
84
leiden
to run
85
omvatten
to include
86
pad; weg
track
87
platteland
countryside
88
plukken
to pick
89
poort
gate
90
repareren
to fix
91
vee
cattle
92
verpesten
to spoil
93
vredig
peaceful
94
to be worn out
bekaf zijn
95
duty
dienst
96
grumpy
chagrijnig
97
laundry basket
(was) mand
98
leftovers
kliekje; restjes
99
linens
beddengoed
100
to make the bed
het bed opmaken
101
to realise
realiseren
102
responsible
verantwoordelijk
103
to sort
sorteren
104
to strip the bed
het bed afhalen
105
afval; rommel
rubbish
106
boodschappen doen
to do the grocery shopping
107
de hond uitlaten
to walk the dog
108
de tafel dekken
to set the table
109
dweilen
to mop
110
handdoek
towel
111
hulp in de huishouding
maid
112
opbergen
to put away
113
opbergen
to put away
114
ruilen
to swap
115
stofzuigen
to vacuum
116
stofzuiger
vacuum cleaner
117
taak
chore
118
uitruimen; inruimen
to unload; to load
119
vaatwasser
dishwasher
120
voorbereiden; klaarmaken
to prepare
121
vuilnisbak
bin
122
was
laundry
123
zorgen voor
to take care of
