Gingiva & gingivitis Flashcards

1
Q

Wat zijn de onderdelen van de gingiva?

A
  • vg: vrije gingiva

- ag: aangehechte gingiva

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waardoor worden de vg en het ag gescheiden van elkaar?

A

De vg en ag worden d.m.v. de gg (gingivale groeve) van elkaar gescheiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de mucosa(slijmvlies)?

A

Het weefsel dat onze lichaamsholten bekleedt en afschermt van de buitenwereld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar bevindt de vrije gingiva zich?

A

Occlusaal van de bindweefsel aanhechting, naar de tand toe wordt deze begrensd met de sulcus gingivalis en de interna lamina basalis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke zijde van de gingiva is gekeratiniseerd?

A

De buitenzijde, de binnenzijde bestaat uit een niet-gekeratiniseerde laag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat komt er voor in het wat meer ontstoken gingiva

A

B en T lymfocyten, monocyten en macrofagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe breed is de aangehechte gingiva bij volwassenen?

A

0,5-9 mm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het sinaasappelschil effect en waar treffen we dit aan?

A

Een stippeling/kleine putjes in de aangehechte gingiva.

Op plaatsen waar de retelijsten van epitheel elkaar kruizen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarmee is de buitenzijde van de gingiva bekleedt?

A

Een meerlaging verhoornd plaveisel epitheel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gingivitis is een ontsteking zonder aanhechtingsverlies, het is een reversibel proces. Wat houdt dit in?

A

Dat het een omkeerbaar proces is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat merkt de patient van gingivits?

A

Een tandvlees ontsteking kan worden opgemerkt door bloed bij poetsen, slechte mondgeur of smaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat merkt de behandelaar van gingivitis, wat is de medische term (voluit)?

A

Hevige bloeding na sonderen. BOP = Bleeding on Probing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn plaque retentie factoren? (7)

A
  1. Tandsteen (supra- en subgingivaal)
  2. Crowding
  3. Overstaande restauraties/vullingen
  4. Glazuur-cementgrens
  5. Fissuren
  6. Verdiepte pockets
  7. Wortelcariës
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welk type tandsteen is het meest bros?

A

Supra-gingivaal tandsteen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe ontstaat tandsteen? En wat is het gevolg?

A

Na enkele dagen van plaquevorming beginnen de diepere lagen de calcificeren (verkalken). Het poreuze karakter van tandsteen is een gemakkelijke retentieplaats voor bacteriën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Vaak zit de tandsteenvorming in de buurt van de afvoerbuis van de speekselklieren, dit komt doordat op deze plekken het minder zuur is en er zich dunnere plaque bevindt. Bij welke elementen is dit?

A
  • Bovenkaak: buccaal bij 17/27

- Onderkaak: linguaal bij 31/41

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe wordt het genoemd wanneer elementen over elkaar heen staan?
Wat is het gevolg hiervan en waar komt dit door?

A

Crowding
Doordat tanden over elkaar heen staan, vormt er makkelijker tandplaque en tandsteen. Dit komt doordat deze plekken moeilijker te reinigen zijn en de speekselstoom is hier zwakker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Er zijn verschillen in tandsteen. Wat zijn kenmerken van supra-gingivaal-tandsteen? (3)

A
  1. Wit, geel van kleur
  2. Vormt zich snel en is gemakkelijk te verwijderen
  3. Opeenvolging van mineralen: brushiet → octacalciumfosfaat → hydroxy-apatiet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Er zijn verschillen in tandsteen. Wat zijn kenmerken van subgingivaal-tandsteen? (3)

A
  1. Bruin/zwart van kleur
  2. Vormt zich langzaam, is hard en moeilijk te verwijderen
  3. Opeenvolging van mineralen: hydroxy-apatiet, whitlockiet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waarom zijn overhangende restauraties makkelijke retentieplekken voor bacteriën?

A

Reiniging gaat moeilijk, speekselstroom verminderd. bij 1 mm overhang kan dit al gebeuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Diepe fissuren, wat is het gevolg?

A

Bij iemand met diepe fissuren kan sneller plaque vormen omdat er makkelijker resten achterblijven

22
Q

Wanneer spreken we van recessie?

A

Als het parodontale ligament geen contact meer heeft met het bot

23
Q

Wat veroorzaakt een ongestoorde biofilm (10-14 dagen)? Hoe is dit te merken?

A

Een ontstekingsreactie van de marginale gingiva
Te merken door roodheid, zwelling, bloeding

o	Rubor: roodheid
o	Calor: warmte
o	Dolor: pijn
o	Tumor: zwelling
o	(Functio laesa): functieverlies
24
Q

Wat is het gevolg van de ontstekingsreactie van de marginale gingiva?

A

Er ontstaat een verdiepte pocket > vorming pseudopocket: de punt van de pocketsonde ligt op of coronair van de glazuur-cement grens

25
Q

Uit welke 3 stadia bestaat gingivitis?

A
  1. Initiële laesie (na 24 uur)
  2. Vroege laesie (early gingivitis)
  3. Gestabiliseerde laesie (established gingitivis)
26
Q

Wat gebeurt er tijdens de initiële laesie (24h)? (3)

Wat gebeurt er na een aantal dagen

A
  1. Vasodilatatie en verhoogde permeabiliteit van kleine haarvaten= capillairen
  2. Hyperemie (aanvoer van bloed) en chemotaxis: migratie van ontstekingscellen (PMN’s) richting ontstekingsgebied
  3. Toename (andere) leukocyten (bv. T-cellen) - specifieke afweer

Dag 1: 1% leukocyten in het aanhechtingsepitheel
Dag 2: 2,5% leukocyten in het aanhechtingsepitheel, meer PMN in epitheel

27
Q

Wat gebeurt er tijdens de vroege laesie (1w)? (5)

A
  1. Rood, bop
  2. Toename ontstekingsinfiltraat
  3. Cytopatische veranderingen van fibroblasten, verlies van collageen
  4. Toename lymfocyten en plasmacellen
  5. Het aanhechtingsepitheel polifereert = retelijsten ontstaan
28
Q

Welke 3 gradaties van gingivitis zijn er + percentage plaque-index

A
  • Milde gingivitis: PI 30%
  • Matige gingivitis: PI 50%
  • Ernstige gingivitis: PI 85%
29
Q

Welk type epitheel is in de gezonde situatie vooral voorzien van retelijsten?

A

Oraal epitheel (OE)

30
Q

Wat gebeurt er tijdens de gestabiliseerde laesie? (5)

A
  1. Toename klinische kenmerken ginigivitis (bloeding, zwelling etc.)
  2. Toename productie van creviculaire vloeistof
  3. Proliferatie aanhechtingsepitheel
  4. Degeneratie van fibroblasten, collageenvezels worden verbroken
  5. Grote hoeveelheden PMN’s, lymfocyten en ook plasmacellen. Bij jarenlange chronische gingivitis wordt de laesie gedomineerd door plasmacellen (nog geen afbraak ligamenten)
31
Q

Waar of niet waar?

Chronische gingivitis kan jarenlang blijven bestaan zonder over te gaan in parodontitis

A

Waar

32
Q

Wat zijn belangrijke verschillen tussen gingivitis en parodontitis? (5)

A

Structuur van het parodontale ligament wordt ook betrokken bij de ontsteking:
o Afbraak van de collageen matrix: vezels
o Afbraak van de botmatrix
o Is niet meer te herstellen: Aanhechting tussen tand en kaak weg > te maken met blijvende afbraak
o Meer retelijsen
o Invasie plasmacellen: specifieke afweer

33
Q

Definitie parodontitis =

A
  • Aantasting/afbraak van steunweefsel (parodontium) van de gebitselementen
    • Kaakbot: processus alveolaris
    • Parodontaal ligament: collageenvezels
34
Q

Krijgt iedereen te maken met parodontitis? Leg uit

A

Het hangt er vanaf hoe de gastheer reageert op de plaque en samenstelling van de plaque.
Goede afweer: Zorgt dat er een goede balans is tussen plaque en afweer. Balans veranderd wanneer de plaque meer agressieve pathogenen bevat: aanval van de plaque is sterker. Mocht de afweer van de gastheer lager zijn: verschillende factoren > geen balans meer: paro

35
Q

Verstoring van het evenwicht tussen aanval en afweer:

Wat valt er onder aanval? (2)

A
  1. Aantallen bacterien in plaque

2. Bacteriesamenstelling van plaque (gram- en welke)

36
Q

Verstoring van het evenwicht tussen aanval en afweer:

Wat houdt afweer in? (2)

A
  1. Lifestylefactoren
  2. Gastheerfactoren
    Deze twee omvatten: risicofactoren
37
Q

Waar wordt de grootste concentratie IL-8 gevonden in het aanhechtingseptiheel?

A

In het coronale deel

38
Q

Hoe wordt de gestabiliseerde laesie ook wel genoemd?

A

Chronische gingivitis

39
Q

Welke vormen van gingivitis zijn er? (4)

A
  • Puberteitsgingivitis
  • Zwangerschapsgingivitis
  • Gingivitis gerelateerd aan systemische condities
  • Gingivitis gerelateerd aan medicatie
40
Q

Welke factoren leiden tot gingivitis in de puberteit? (5)

A
  • Hogere plaqueniveaus (slechte mondhygiëne)
  • Mondademhaling
  • Crowding
  • Eruptie van elementen
  • Hogere concentraties oestrogenen en testosteron
41
Q

Welke 6 factoren leiden tot gingivitis tijdens de zwangerschap? (op afbeelding is epulis gravidarum te zien)

A
  • Hormonale veranderingen -> verandering in bacteriële samenstelling
  • Toename creviculaire vloeistof
  • Bij zeer weinig plaque is toch gingivitis ontstaan
  • Veranderde afweer
  • Toename bloedvolume: sneller en meer bloeding
  • Zwangerschaps epulis (epulis gravidarum) = rode, uit capillairrijk granulatieweefsel opgebouwde, goedaardige, reactieve zwelling van de gingiva

Let op: dit herstelt vaak vanzelf, geen ingreep nodig

42
Q

Welke gingivale verandering vindt plaats bij leukemie?

A

Een blauw/roodachtig aspect & zwelling

43
Q

Waardoor ontstaat gingivitis sneller bij HIV/aids-patiënten?

A

Afname T-helpercellen -> weerstandsvermindering -> rode banden om tand

44
Q

Welke medicatie /ziekten hebben gevolgen voor gingivitis? (4)

A
  • Epilepsie
  • Transplantatie
  • Hoge bloeddruk
  • Anti-conceptiepillen (vroeger)
45
Q

Hoe wordt supragingivaal tandsteen ook wel genoemd?

Hoe wordt subgingivaal tandsteen genoemd?

A
  • Brushiet = eerste tandsteen

- Whitlockiet = bevat meer hydroxyapatiet

46
Q

Hoe wordt de overdracht van bacteriën ook wel genoemd?

Welke 2 typen overdracht/transmissie zijn er?

A

acquisitie/transmissie

  1. Horizontaal = besmetting partner-partner
  2. Verticaal = besmetting ouder-kind
47
Q

Is DPSI een diagnosemiddel? Ja of nee

A

Nee

48
Q

Is een klinisch gezonde gingiva ook echt gezond? Leg uit.

A

Nee, er is meestal sprake gering ontstekingsinfiltraat onder het aanhechtingsepitheel in het coronale deel van de gingiva.
Veel PMN’s aanwezig > kunnen fagocytose

49
Q

Hoe wordt de vrije gingiva ook wel genoemd?

A

Marginale gingiva

50
Q

Wat is de functie van plasmacellen, welke stoffen kunnen zij nog meer aanmaken en waar zorgt dit voor

A

Aanmaak van globuline en antistoffen

Ze kunnen stoffen aanmaken die de afbraak van bot stimuleren