Geschiedenis Flashcards

1
Q

Vanaf wanneer kwam er interesse in mentale processen?

A

De interesse in mentale processen is eeuwenoud

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Binnen welke discipline(s) werden de mentale processen bestudeerd?

A

In de filosofie: het was de filosofische studie van het bewustzijn, de geest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke grote stappen zien we in de ontwikkeling van de studie van de cognitieve psychologie?

A
  1. De eerste cognitief psychologen
  2. Cognitieve psychologie verdwijnt uit beeld
  3. De cognitieve revolutie
  4. Moderne benaderingen in de studie van de geest
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer kwam cognitieve psychologie op?

A

In de 19de eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het startjaar van de psychologie?

A

1879

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Kwam de cognitie psychologisch onderzoek voor of na de start van de psychologie?

A

Ervoor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wie was de psycholoog die betrokken was bij de start van de psychologie an sich?

A

Wundt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wie waren de 2 pioniers van de cognitieve psychologie?

A
  • Franciscus Donders (1868)
  • Hermann Ebbinghaus (1885)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar situeer je Donders?

A

Voor Wundt zijn eerste lab opende

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat onderzocht Donders?

A

Reactietijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar situeer je Ebbinghaus?

A

Tussen Wundt en James

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar situeer je Watson?

A

Tussen James en Skinner

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar situeer je Wundt?

A

Tussen Donders en Ebbinghaus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke stroming van de psychologie hield Wundt aan?

A

Structuralisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vul aan:
Donders was de vader van…

A

… de mentale chronometrie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is mentale chronometrie?

A

De studie van hoelang bepaalde mentale processen in beslag nemen
De duur bepalen van mentale processen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe bestudeerde Donders mentale chronometrie?

A

Aan de hand van reactietijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is een reactietijd?

A

Hoelang het duurt om van stimulus naar respons te gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de enkelvoudige reactietijdtaak?

A

In een hele hoop trials wordt de tijd gemeten tussen het aanbieden van een stimulus (in dit geval een lichtje dat aan gaat) en de reactie (op een knop duwen). Er zijn dus 1 stimulus en 1 respons. Dit is een a-reactie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is een a-reactie?

A

Er zijn 1 stimulus en 1 respons
Een enkelvoudige responstijdtaak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is een keuze reactietijdtaak?

A

In een hele hoop trials wordt de tijd gemeten tussen het aanbieden van een stimulus en de reactie. De stimulus bestaat hier uit 2 mogelijke stimuli (rood of groen licht) en de respons bestaat uit 2 mogelijke responsen (rechterknop of linkerknop). De kleur van het lichtje wordt gekoppeld aan de knop waar je op moet drukken (bvb rood -> linkerknop). Er zijn 2 (of meer?). Dit is een b-reactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is een b-reactie

A

Er zijn 2 (of meer?) stimuli en 2 (of meer?) responsen.
Het is een keuzereactietijdtaak.

De b-reactie bestaat uit:
a-reactie + stimulusdiscriminatie + responsselectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waaruit bestaat een b-reactie?

A

De b-reactie bestaat uit:
a-reactie + stimulusdiscriminatie + responsselectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is stimulusdiscriminatie?

A

De mogelijkheid om 2 verschillende stimuli van elkaar te onderscheiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is responsselectie?

A

De mogelijkheid om de juiste respons te selecteren (op basis van de stimulus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is een Go - no go reactietijdtaak?

A

In een hele hoop trials wordt de tijd gemeten tussen het aanbieden van een stimulus en de reactie. De stimulus bestaat hier uit 2 mogelijke stimuli (rood of groen licht) en de respons bestaat uit 1 respons. De kleur van het lichtje wordt gekoppeld aan het al dan niet duwen op een knop (rood = duwen, groen is niet duwen). Dit is een c-reactie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is een c-reactie?

A

Er zijn 2 (of meer?) stimuli en 1 respons.
Het is een Go-no go reactietijdtaak

De c-reactie bestaat uit:
a-reactie + stimulusdiscriminatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Waaruit bestaat de c-reactie

A

De c-reactie bestaat uit:
a-reactie + stimulusdiscriminatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is de substractiemethode?

A

Een manier om reactietijden van bepaalde delen van de RTtest te berekenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Hoe bereken je de stimulusdiscriminatietijd?

A

Door de c-reactie min de a-reactie te doen.
c - a = SD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Hoe bereken je de responsselectie?

A

Door de b-reactie min de c reactie te doen
b - c = RS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is het/een belangrijk idee van Donders?

A

Mentale processen kunnen niet rechtstreeks waargenomen worden, maar dienen afgeleid te worden uit gedrag. Dit is de grondslag van psychologisch onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat voor experimenten deed Ebbinghaus?

A

De eerste geheugenexperimenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Welke vragen stelde Ebbinghaus zich bijvoorbeeld?

A
  • Hoeveel vergeten we
  • Hoe snel gaat dit?
  • Gaat informatie die we ons niet kunnen herinneren voorgoed verloren?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Hoe testte Ebbinghaus zijn besparingsmethode?

A
  1. Hij leerde zichzelf een lijst met zinloze lettergrepen aan en noteerde hoeveel beurten hij hiervoor nodig had
  2. Hij herleerde nadien deze lijst en noteerde hoeveel beurten hij hiervoor nodig had.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat ontdekte Ebbinghaus na zijn experiment rond de besparingsmethode?

A

Dat je minder beurten nodig hebt om iets te herleren dan om het de eerste keer te leren.

37
Q

Wat is Ebbnghaus’ besparingsmethode?

A

De theorie die stelt dat je minder tijd nodig hebt om iets opnieuw te leren nadat je het al een eerste keer geleerd hebt.

38
Q

Wat is de formule van de besparingsmethode?

A

[(beurten leren - beurten herleren) / beurten leren] x 100

39
Q

Wat zegt de uitkomst op de formule van de besparingsmethode ons

A

Hoeveel minder beurten we nodig hebben om iets te herleren

40
Q

Wat is opvallend aan de vergeetcurve

A

Je vergeet in het begin heel snel, maar na een tijd vergeet je veel minder.

41
Q

wat leert de vergeetcurve ons?

A

Hoe meer tijd erover gaat, hoe minder besparing er is

42
Q

Wat is besparing?

A
  • Hoeveel je je nog herinnert van wanneer je iets leerde
  • Veel vergeten in het begin, daarna komt er een afvlakking
43
Q

Wat liet de besparingsmethode toe dat vrij revolutionair was?

A

De besparingsmethode liet toe om geheugenfuncties te kwantificeren en plotten

44
Q

Wat is behaviorisme?

A

Studie van het gedrag

45
Q

Hoe verschilt behaviorisme van cognitieve psychologie?

A

Behaviorisme focust zich op de stimulus-responrelatie, maar niet over wat er gebeurt tussen de stimulus en respons. Cognitieve focust zich op wat er tussen de S en R gebeurt.

46
Q

Wie was een belangrijke behaviorist?

A

Watson

47
Q

Wanneer kwam het behaviorisme op?

A

1913

48
Q

Wanneer kwam het behaviorisme op?

A

1913

49
Q

Waar focust behaviorisme zich wel/niet op?

A

Niet op vage concepten zoals mentale processen en bewustzijn
Wel op objectieve gegevensverzameling om wetmatigheden in S-R relaties te definiëren

50
Q

Hoe kunnen we dierlijk en menselijk gedrag vergelijken?

A

Ze volgen dezelfde wetmatigheden

51
Q

Wat wordt bedoeld met de black box van het behaviorisme?

A

De black box is wat er tussen de S en R gebeurt.

52
Q

Welke kernvraag stelt behaviorisme zich?

A

Hoe leidt S tot R?

53
Q

Wat gebeurde er in de eerste helft van de 20ste eeuw?

A

Het behaviorisme nam over en werd (vooral in de VS) de dominante stroming.

54
Q

Wat is de cognitieve winter?

A

De periode waarin het behaviorisme de VS overnam en er weinig tot geen menselijke cognitieve studies meer gedaan werden

55
Q

Was er ook een cognitieve winter in Europa? Waarom wel/niet?

A

Er waren nog actieve studies naar mentale processen, maar minder.

56
Q

Welke studies naar mentale processen gebeurden er nog in Europa?

A
  • Jean Piaget: cognitieve ontwikkeling
  • Gestaltpsychologie: perceptie en probleemoplossend gedrag
57
Q

Hoe verklaarden behavioristen taalverwerving?

A

Via BF Skinner’s verbal behavior dat stelt dat taal aangeleerd is volgens de basisprincipes:
kinderen imiteren spraak en herhalen correcte spraak via bekrachtiging

58
Q

Wanneer werd BF Skinner’s Verbal Behavior opgesteld?

A

1957

59
Q

Wat is BF Skinner’s verbal behavior?

A

Taal is aangeleerd volgens de basisprincipes:
kinderen imiteren spraak en herhalen correcte spraak via bekrachtiging

60
Q

Wat heeft Noam Chomsky te maken met het behaviorisme?

A

Chomsky heeft veel kritiek geuit tegen het behaviorisme

61
Q

Welke kritiek uitte Chomsky op behaviorisme?

A

Behaviorisme kan zelfs de eenvoudigste aspecten van taal niet verklaren.
* Incorrecte grammaticale zinnen van peuters (loopte)
* Zinnen die ze nooit eerder gehoord hebben (ik haat je, mama)

62
Q

Is behaviorisme nature of nurture?

A

Nurture

63
Q

In welk jaar gaf Chomsky kritiek op het behaviorisme?

A

1959

64
Q

Hoe blijkt taal zich uiteindelijk te ontwikkelen?

A

Taal is een voorgeprogrammeerd biologisch programma gedeeld over alle culturen (nature)

65
Q

Wat is latent leren?

A

Iets leren dat niet zichtbaar is in gedrag

66
Q

Wat hebben latent leren (en andere leerexperimenten) en behaviorisme met elkaar te maken?

A

Latent leren kan niet verklaard worden door behaviorisme, net als enkele andere leerexperimenten

67
Q

Wie voerden experimenten over latent leren uit en wanneer?

A

Tolman en Hoznik (1930)

68
Q

Leg het experiment van Tolman en Hoznik over latent leren uit.

A

Er waren 3 doolhoven met elk 1 rat. In het eerste doolhof kreeg de rat geen bekrachtiging op het einde. In het tweede doolhof wel. In het derde doolhof was er eerst geen bekrachtiging, na 10 dagen wel.

69
Q

Welke conclusies kunnen we trekken uit het experiment van Tolman en Hoznik?

A

Dat ratten die eerst geen eten kregen veel sneller leerden vanaf het moment dat ze wel eten kregen. Motivatie is dus een belangrijk aspect van leren en latent leren is aanwezig

70
Q

Wat werd er verwacht vanuit de behavioristische visie in het experiment van Tolman en Hoznik?

A

Dat de ratten die eerst geen en dan wel eten kregen pas zouden beginnen leren op het moment dat er bekrachtiging was.

71
Q

Wat verklaarde Tolman op basis van zijn experiment met Hoznik?

A

Dat ratten een cognitieve map maken op basis van de spatiële lay-out en dat deze map enkel mits motivatie naar boven gehaald wordt

72
Q

Welke conclusies werden uiteindelijk getrokken op basis van het openen van de black box?

A

Mentale processen zijn vereist om gedrag te verklaren

73
Q

Wanneer viel de cognitieve revolutie?

A

Na de conclusies van Tolman

74
Q

Welke major gebeurtenis stimuleerde de cognitieve revolutie?

A

WOII

75
Q

Hoe komt het dat WOII de ontwikkeling van cognitieve psychologie stimuleerde?

A
  • Er kwam interesse voor aandacht en vermoeidheid naar aanleiding van de radaroperatoren die hele dagen lang targets moesten raken
  • Technologische vooruitgang zorgde voor de ontwikkeling van de computer

-> Hierdoor kwam alles in een stroomversnelling

76
Q

Vanaf wanneer kwamen de eerste computers in universiteitslabo’s?

A

1954

77
Q

Hoe was de computer een inspiratie?

A

De computer inspireerde onderzoekers naar de werking van ons brein

78
Q

Welke theorie kwam er voort uit de ontwikkeling van de computer?

A

De computer-brein analogie of het computermodel

79
Q

Wat is het computermodel (of de computer-brein analogie)?

A

Een metafoor voor menselijke informatieverwerking. Informatie stimulus wordt verwerkt in verschillende, opeenvolgende stadia en leidt tot respons

80
Q

Welke 2 onderzoekers staan aan de basis van de informatieverwerkingsbenadering?

A

Newell en Simon

81
Q

Wat is de informatieverwerkingsbenadering?

A

Een benadering die het computermodel gebruikt om informatieverwerking te verklaren

82
Q

Hoe komen de menselijke verwerking van info en de computer verwerking van info overeen?

A

Zie slide 69

83
Q

Wat is cognitieve modellering?

A

Een simulatie van menselijke cognitie

84
Q

Wat is het doel van cognitieve modellering?

A

cognitie verklaren en voorspellingen doen

85
Q

Wat is het verschil tussen cognitieve modellering en AI?

A

Cognitieve modellering wil de cognitie van de mens simuleren zoals die echt in mekaar zit en van daaruit menselijk gedrag voorspellen.

AI heeft ook intelligent denkende programma’s of machines, maar deze zijn niet gericht op de manier dat de mens denkt. Hij denkt op een andere manier dan de mens

86
Q

Wat is het geboortejaar van de cognitieve psychologie?

A

1956

87
Q

Wat lag aan de basis van de geboorte van de cognitieve psychologie?

A
  • Belangrijke congressen
    (MIT Dartmout) met wetenschappers psychologie, linguïstiek, computerwetenschappen en antropologie (met oa Newell, Simon en Chomsky)
  • Belangrijke publicaties
    Miller (1956): the magical number 7
  • Term ‘cognitieve psychologie’ pas 10 jaar later
    Neisser (1967): eerste handboek cognitieve psychologie
88
Q

Hoe verliep de cognitieve revolutie?

A
  • Het was een zachte evolutie, geen revolutie
  • Het idee was wel revolutionair
  • Men ging terug mentale processen bestuderen