Geneeskunde 2C1 HC week 3 - 1 t/m 5 Flashcards
Welke 2 typen contracties zijn er?
- Statische contractie: spier wordt geactiveerd, maar origo (o) en insertie (i) verplaatsen niet (vaak bij spiercontracties die bedoeld zijn om het gewricht te stabiliseren)
- Dynamische contractie:
~ Concentrische contractie: spier wordt geactiveerd en origo en insertie verplaatsen zich naar het centrum van de spierbuik (de spier verkort)
~ Excentrische contractie: spier wordt geactiveerd en origo en insertie verplaatsen zich van het centrum van de spierbuik af (de spier verlengd)
Wat zijn de eigenschappen van vezels in spieren?
Spieren kunnen tot maximaal 30% van zijn rustlengte verkorten
- spieren met lange spiervezels: veel verplaatsing (angulaire of hoekverdraaiing), maar weinig kracht
- spieren met korte spiervezels: weinig hoekverplaatsing, maar veel kracht
–> vezels lopen parallel aan de richting van de inwerkende kracht, hoe groter de inwerkende kracht hoe sterker de collageen constructie
Door welke benige structuren wordt de bekkengordel gevormd?
Os coxae (os ilium, os ischium en os pubis), os sacrum, linea arcuata en symphysis pubica
- hiertussen articulatio sacroiliaca: synoviaal gewricht/amfiartrose (vrijwel geen beweging in het gewricht)
–> de kom (acetabulum) is veel groter en de caput femur past hier veel beter in waardoor er veel meer passieve stabiliteit is
Wat zijn de eigenschappen van het femur en welke 2 hoeken bevat het?
In de kop zitten groepen botbalkjes die compressiekracht en trekkracht kunnen weerstaan, zitten in allerlei richtingen en passen zich aan de belasting aan (wet van Wolff), 2 hoeken:
- inclinatiehoek: hoek die de hals (collum femoris) met het femur maakt in het frontale vlak (naar beneden)
- anteversiehoek: hoek die de hals vanaf bovenaf naar links en rechts maakt in het transversale vlak (vanaf de zijkant)
–> er bestaan variaties in en dit is belangrijk bij het plaatsen van een nieuwe heup –> iedere graad afwijking leidt tot snellere slijtage
Waaruit bestaat het kapsel van het heupgewricht en welke banden zijn belangrijk?
Kapsel bestaat uit het membrana fibrosa met aan de binnenkant een soort synoviale voering (membraan aan binnenkant destilleert synovium uit bloed)
- dikte en richting collageenvezels van kapsel afhankelijk van de belasting
–> artrose sneller in randen gewricht (waar geen synovium komt)
In het kapsel zijn verstevigingen (ligamenten) waar extra hard in een bepaalde richting wordt getrokken
- ligamentum iliofemorale: vorm van een spiraal, sterkste van het lichaam, kan veel trekkracht weerstaan (3000 N)
- ligamentum sacrospinale en sacrotuberale ook belangrijk
Welke belangrijke spieren bevinden zich ventraal, dorsaal en mediaal in het heupgewricht?
Ventraal:
- m. iliopsoas komt van wervels via binnenkant bekkenkam naar trochantor minor, maakt over het bekken een hoek van 60 graden waardoor de arm langer wordt en een groot moment gecreëerd kan worden, bijna geen collageen dus veel kracht, doet anteflexie bovenbeen en lordose wervelkolom
- m. quadriceps femoris: bestaat uit m. rectus femoris, m. vastus lateralis, -intermedius en -medialis, alleen m. rectus femoris is niet mono-articulair en gaat het heupgewricht over voor anteflexie (anderen gaan alleen naar de knie), insertie is op de tuberositas tibiae
Dorsaal:
- m. sartorius: bi-articulaire spier met origo op spina iliaca superior inferior en insertie op tuberositas tibia, kleermakersspier
- m. gluteus maximus: van bekken naar femur, voor exorotatie
- m. gluteus medius: van bekken naar trochantor major, voor abductie
- abductoren: m. gluteus medius, -minimus en m. piriformis lopen van bekken naar femurkop en zorgen daar voor abductie
Mediaal:
- adductoren: m. adductor magnus, -longus, -brevis, m. pectineus, m. obturatorius externus, m. gracilis, vast aan os pubis, naar mediale zijde femur, stabilisatie romp op kogelgewricht, veel kracht bij op 1 been staan (lopen)
Hoe verloopt de innervatie van de heup?
Komt vanuit de plexus lumbosacralis, geen fasciculi maar trunci gelijk uit de zenuw
- n. obturatorius: innervatie adductoren
- n. gluteus superior en inferior: superior innervatie abductoren (o.a. m. gluteus medius), inferior m. gluteus maximus
- n. femoralis: komt uit segment L2-L4 en is verantwoordelijk voor innervatie ventrale bovenspieren
- n. ischiadicus: bestaat uit n. tibialis en n. fibularis, gaan vanaf de knie uiteen maar zijn proximaler al 2 aparte zenuwen (proximaal bindweefselhuls erom heen) –> n. tibialis innerveert flexoren been en voet (plantairflexie en supinatie voet) en n. fibularis innerveert extensoren (dorsaalflexie en pronatie voet)
Wat is het trigonum femoralis?
Opening in het bovenbeen vanuit de buik, hier komt de vaat-zenuwstreng het been in
- van mediaal naar lateraal: vena, arterie, zenuw (VAN)
- begrenst door m. sartorius, m. adductor longus en lig. inguinale
Hoe is de vascularisatie van de heup?
A. iliaca externa komt uit a. iliaca communis en gaat over in a. femoralis (na aftakking a. epigastrica inferior) –> a. profunda femoralis takt af voor vascularisatie heupgewricht
–> eindarteriën vormen een ring rond de hals van de kop van de femur, a. circumflexa femoris lateralis zit aan voorkant femurkop en maakt aan de achterkant contact met de -medialis (anastomose)
–> arterie nooit doorhalen want daardoor femurkopnecrose
Wat is de epidemiologie van artrose?
In NL 1,5 miljoen mensen bekend bij de huisarts met artrose
- meer bij vrouwen dan mannen
- kosten zijn erg hoog; 1,8% van de gezondheidszorg, neemt alleen maar toe
- vooral toename vanaf leeftijd 45-50 jaar
- incidentie verschilt per regio en opleidingsniveau (hogere prevalentie bij lager opgeleiden)
- meest voorkomend is bij de heup en knie
- in top 5 ziekten met hoogste ziektelast
Wat is de pathofysiologie van artrose?
Aandoening van het gewricht waarbij er sprake is van verlies van het gewrichtskraakbeen, ombouw van het onder kraakbeen liggend (subchondraal) bot en ontsteking synoviale membraan (synovitis)
–> schade aan hyalien kraakbeen en falende reparatiemechanismen, hierdoor subchondrale botveranderingen
–> gewrichtspijn na belasting, stijfheid en bewegingsbeperking, verminderde belastbaarheid, pijn
Hoe presenteert een patiënt met artrose zich?
Overwegen bij: 45+ jaar, aan activiteiten gerelateerde kniepijn, geen of kortdurende ochtendstijfheid (<30 min)
Waarschijnlijk bij:
- pijn, niet iedereen, bij heupartrose maar 20% en knie-artrose 50%
- stijfheid bij opstaan (<30 min), verdwijnt soms met bewegen
- toename gewrichtsomvang (bot, gewrichtskapsel, synovium)
- ontsteking (roodheid, warmte, gevoeligheid)
- standsafwijking gewricht (kraakbeenverlies, instabiliteit)
- kraken (crepitaties bij LO)
- bewegingsbeperkingen
- verminderde flexie of extensie
- gevoeligheid van gewrichtsspleet bij palpatie
- benige verandering van het gewricht (door osteofytvorming)
Hoe is de diagnostiek van artrose?
Klinische diagnose o.b.v. anamnese en LO
–> niet voldaan aan: 45+ jaar, aan activiteiten gerelateerde kniepijn, geen of kortdurende ochtendstijfheid (<30 min) –> dan pas aanvullend onderzoek
OF: onverwacht snelle progressie, verandering in patroon van klachten, indicatiestelling voor gewrichtsvervangende prothese
–> bij behandeling wordt pijn behandeld en functiebeperking niet
Wat zijn de primaire en secundaire oorzaak van artrose?
Bij primaire (idiopathische) artrose is de oorzaak niet bekend, bij secundaire artrose is het wel bekend; trauma, infectie, gewrichtsafwijkingen, stollingsstoornis, jicht, reumatoïde artritis (RA)
Wat zijn risicofactoren van artrose?
Niet-modificeerbare risicofactoren:
- leeftijd
- genetisch: collageen type II, HLA-B27
- geslacht: meer bij vrouwen
Modificeerbare risicofactoren:
- overgewicht/obesitas: vergroot risico op knieartrose, aanraden om gewicht te verliezen
- trauma: intra-articulaire fracturen, ligamentletsels, meniscus, kraakbeen
- sportbelasting: topsporters hogere incidentie dan normale mensen, bijv. voetballers (coxartrose of patellofermoraal) of tennissers (knieartrose (tibiofemoraal)), belangrijkste oorzaak is door trauma (meniscus, voorste kruisband, kraakbeen)
- infectie: direct effect op kraakbeen (chondrolyse)
- beroep: knielen, tillen, draaien
–> roken niet, wel voor de operatie en wondgenezing
Hoe is de samenstelling van kraakbeen?
Bestaat uit suikerketens (GAG’s) met hiertussen collageen (vnl. type II), chrondrocyten (<5%) en water (80%!)
- water loopt niet weg door de GAG’s; negatief geladen en trekken water aan, proteoglycaan [aggrecan] bindt aan hyaluronzuur en vormt netwerk met collageen
- functie; een glad oppervlak te bieden voor een lage wrijvingsweerstand, schokken te dempen en belasting te verdelen over subchondraal bot
- beperkt regeneratief vermogen, hierdoor bot denser en synovitis
- bij artrose afname hoeveelheid GAG’s in kraakbeen
Wat zijn voorkeurslocaties van artrose?
Vnl. in handen (vingers), heupen, knieën, lage rug en cervicaal
- vaak een lichte varusstand in het been i.c.m. dat de laterale condylus beweeglijker is dan de mediale kan leiden tot schade aan de mediale zijde (mediale compartimentsartrose komt veel voor)
Welke afwijkingen worden bij artrose gevonden bij röntgendiagnostiek en hoe moet deze foto gemaakt worden?
- gewrichtsspleetversmalling
- osteofytvorming
- subchondrale cystevorming
- subchondrale sclerose
- deformatie
- standsafwijking (soms)
–> röntgenfoto in staande positie
- Rosenberg opname: knie in lichte flexie (45 graden) waardoor subtiele artrose duidelijker zichtbaar is
Hoe is de Kellgren en Lawrence classificatie voor knieartrose?
- graad 0: geen artrose
- graad I: mogelijk gewrichtsspleetversmalling en osteofytvorming
- graad 2: zeker gewrichtsspleetversmalling, osteofyten en matige sclerose –> vanaf hier sprake van artrose
- graad 3: duidelijke gewrichtsspleetversmalling, osteofyten, enige sclerose en cystevorming, deformiteit
- graad 4: ernstige gewrichtsspleetversmalling, grote osteofyten, cysten, sclerose, duidelijke deformiteit
–> niet behandelen o.b.v. classificatie, maar o.b.v. klachten
Wat zijn de doelen van behandeling van artrose?
- voorlichting patiënt, familie en omgeving
- verminderen pijn en stijfheid
- behouden/verbeteren gewrichtsmobiliteit (pijn zorgt voor minder belasting –> daling stabiliteit –> afname kracht –> toename pijn)
- beperken lichamelijke handicaps
- behouden/verbeteren kwaliteit van leven
Wat zijn de mogelijkheden voor behandeling van artrose?
- niet-farmacologisch: voorlichting, afvallen, aanpassen belasting, fysiotherapie, trainingsprogramma, hulpmiddelen (brace, stok)
- farmacologisch: paracetamol, NSAID, COX-2 remmers, tramadol –> pijn vermindering maar wel bijwerkingen
- injecties: pijnstiller, corticosteroïden (effect op kwaliteit kraakbeen), hyaluronzuurinjectie (lange termijn)
- operaties bij knieartrose: gewricht sparend (conservatieve operatie, osteotomie (standscorrectie)), gewricht verstijven (arthrodese), gewricht verwijderen (resectie artroplastiek), gewricht vervangen (prothese, helemaal of deel)
- kniedistractie: externa fixateur aanbrengen rondom knie 6-8 weken, ontlasting knie en tijd voor herstel (wel kans op infectie –> osteomyelitis)
Wat is coxartrose en welke klachten heeft een patiënt?
Artrose van het heupgewricht
Klachten:
- pijn in de lies en bovenbeen (startpijn, continu en nachtelijke pijn)
- kraken en bewegingsbeperkingen (beperkte loopafstand + mank lopen door spierzwakte van m. gluteus medius)
- toename gewrichtsomvang (bot, gewrichtskapsel, synovium)
- stijfheid bij opstaan (<30 min), verdwijnt met bewegen
- ontsteking (warm, rood, gevoelig)
- standsafwijking van het gewricht