Geneeskunde 2C1 HC week 2 - 6 t/m 10 Flashcards

1
Q

Welke 2 vormen van botvorming zijn er?

A
  • Desmale/membraneuze verbening: platte beenderen, bijv. schedel, heup en schouderblad, onrijpe stamcellen differentiëren in osteoblasten die zorgen voor langzame groei naar buiten toe waarbij osteoïd wordt afgezet
  • Echondrale verbening: pijpbeenderen, verantwoordelijk voor lengtegroei wat gebeurt via de epifysairschijf, bot ontstaat uit kraakbeen, verschillende zones; 1) rustzone, 2) proliferatieve zonde (deling), 3) hypertrofische zone (opzwelling), 4) kraakbeenzone (calcificatie weefsel), 5) ossificatiezone (echt ontstaan van bot)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de bouwstenen van het bot?

A

Het is gespecialiseerd bindweefsel (gedifferentieerde vorm van bindweefsel), bestaat uit 3 celtypen:
- osteoblasten
- osteoclasten
- osteocyten
–> verder zijn ook nog botmatrix en calcium kristallen aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de kenmerken van de osteoblast?

A

Ontstaat door differentiatie van een mesenchymale stamcel
- produceert osteoïd (ongemineraliseerde botmatrix) met een wisselende activiteit
- actieve osteoblasten (kubischer en rechthoekiger met kern perifeer) kunnen 5x groter zijn dan inactieve (zijn plat)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de kenmerken van osteoïd?

A

Ongemineraliseerde botmatrix
- 2% van het botvolume, 20% van het botoppervlak
- bevat vnl. collageen type 1 met botvormende proteïnen: osteonectine, osteocalcine, alkalisch fosfatase (AF)
- mineraliseert na ong. 10 dagen
- osteomalacie: teveel osteoïd of osteoïd dat niet goed kan mineraliseren (botmineralisatie niet goed, te langzaam), kan worden veroorzaakt door een te lage calciumconcentratie in het bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat houdt de mineralisatie van bot in?

A

In het bot afzetten van kristallen; apatiet of hydroxyapatiet kristallen (Ca5(PO4)3OH), hierdoor wordt het bot hard
- gebeurt in het mineralisatiefront; smalle paarse lijn
- osteocalcine (productie door osteoblast) bindt Ca2+
- alkalisch fosfatase verhoogt PO4-
- osteoblast scheidt matrix vesikels uit (met calcium en fosfaat)
- nauw verbonden aan collageen type 1

Klinische relevantie: bij mineralisatie ook inbouw van:
- radionucleotiden: bij nucleaire geneeskunde gebruik van Tc
- tetracycline: bij pathologie, fluorescentie van mineralisatiefront
- metaal-geïnduceerde osteomalacie: hierdoor zwakker bot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de kenmerken van de osteocyt?

A

Gematureerde osteoblast die is ingevangen in osteoïd, later wordt dit osteoïd botweefsel
- functie is mechanotransductie: bij veranderingen in belasting signalen doorgeven aan osteoclasten en osteoblasten
- uitgebreide contacten van osteocyten onderling m.b.v. canaliculi, via dit (d.m.v. diffusie) zuurstof (ook voor bottrabekels)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de kenmerken van de osteoclast?

A

Ontstaan uit een hematopoëtische stamcel (monocytaire reeks) en breken de botmatrix af (soort macrofaag)
- zorgt voor resorptie van gemineraliseerd bot, is gelegen in de resorptie (Howship) lacunae
- proces: osteoclast bindt zich vast op botvlies –> ontstaan afgeschermde ruimte waar H+-ionen en collagenase worden uitgescheiden voor een zuur milieu –> hydroxyapatiet lost op en overige stoffen (osteonectine, osteocalcine) worden weggegeten door proteinases van de osteoclast
- osteoclasten worden geactiveerd als RANK-ligand aan RANK-receptor op osteoclasten bindt (met denosumab is RANK-ligand weg te vangen, bijv. bij reusceltumoren, osteoporose of kankergerelateerde fracturen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is remodelling en hoe is de regulatie hiervan?

A

Remodelling: vervanging/omvorming van bot gedurende het leven
–> op elke leeftijd, kan toenemen of afnemen, osteoblasten/-clasten werken samen, osteocyten geven signalen door over veranderde belasting, opbouw/afbraak gebeurt in bone-remodelling units (BMU), resorptie is gekoppeld aan botformatie om het bot steviger te maken

Regulatie:
- Calcitonine (productie door C-cellen schildklier) remt osteoclast activiteit
- Parathyroïdhormoon (PTH, productie door bijschildklier) heeft effect op naastgelegen osteoblasten, als ze binden IL-6 en IL-11 uitscheiding wat naastgelegen osteoclasten activeert –> toename botafbraak, verhoogd calcium in bloed
- Cementlijnen: markeren eerdere zones van remodelling, bij trabeculair bot rechte lijnen, bij corticaal bot een uienschil patroon (Haverse kanalen en Volkmannse kanalen waarin bloedvaten lopen, in lacunes lopen osteocyten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is er aan de hand bij Morbus Paget/Osteitis deformans (pathogenese) en hoe uit zich dit in de kliniek (epidemiologie, risicofactoren, kliniek)?

A

Er heerst een virus in de osteoclasten waardoor er sterk verhoogde bot remodelling is, hierdoor ontstaan focale skeletaandoeningen
- pathogenese: te veel stimulatie om bot af te breken, als reactie wordt er weer heel veel bot aangemaakt door osteoblasten –> totaal toegenomen botombouw in 1/meerdere botdelen
- epidemiologie: na osteoporose meest voorkomende metabole botziekte, prevalentie >80 jaar is tot 10%, in USA bij >50 jaar 2-3%, vaker bij mannen, vooral bij Europese immigranten
- risicofactoren: gelinked aan viraal RNA (lijkt op paramyxovirus) en associatie met houden van huisdieren
- microscopisch: grote, onregelmatige bottrabekels met veel kitlijnen (mozaïekpatronen), voorkeurslocaties zijn bekken, femur, wervelkolom, tibia en schedel
- kliniek: meestal asymptomatisch, anders; botpijn, warm aanvoelend/gevoelig gebied, soms artritis (zelden uitbreiding naar andere kant gewricht), geen nieuwe foci (kan wel opvlammen in oude Paget gebieden), verhoogd risico fractuur (abnormale neerslag weefbeen, corticale remodelering, intense osteoclasten resorptie), zenuwuitval door druk (doofheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe is de diagnostiek en behandeling van Morbus Paget?

A

Diagnostiek:
- lab: verhoogd AF (alkalisch fosfatase) goede marker, verder verhoogd serum hydroxyproline en pyridoxine crosslinks in de urine –> AF en pro-collageen type 1 N-terminale peptide correleren het beste met ziekteactiviteit
- meestal ernstige laesies, niet perse meer, focale ziekte met scherpe demarcatie tussen normale en aangedane gebieden, botscan sensitiever dan röntgenfoto, 10% mono-ostotische vorm, bij poly-ostotische vorm at risk voor tumoren, complicaties, etc., Paget’s sarcoom <1% en eigenlijk nooit <70 jaar

Behandeling: gericht op het remmen van de osteoclast, vaak met bisfosfonaten (kortdurend, hoge dosering), gestreefd naar normaal AF en hydroxyproline-uitscheiding
–> soms orthopedische operatie nodig: artrose, standsverandering, fractuur, wervelkanaalstenose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Uit welke fasen bestaat de fractuurgenezing?

A

Er is een breuk in het bot met vaak een scheur in het periost waarbij bloedvaten beschadigd raken, fasen:
- vorming hematoom, <12 uur
- vorming granulatieweefsel, >48 uur –> fibroblasten vormen aan de randen van het hematoom granulatieweefsel, rekrutering van macrofagen om bloedpigmenten en stukjes dood bot weg te halen
- intramembraneuze en enchondrale ossificatie, 1-4 weken –> botmatrix herstelt door aanleggen nieuwe bottrabekels (woven bot), vnl. via intramembraneuze verbening en evt. later enchondrale verbening
- remodelling, >4 weken –> ombouw van woven bot naar lamellair bot, op gang gebracht door belasting en beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Op welke verschillende manieren kan botweefsel voor pathologisch onderzoek worden verkregen en hoe wordt dit hierna bewerkt?

A

Verkregen: crista biopt (hematologische/metabole afwijking), Jamshidi biopt (bottumor), excochleatie (bottumor, het bot uitschrapen), excisie/resectie

Bewerking: bot is heel erg hard dus eerst bewerken, afhankelijk van vraagstelling:
- ontkalking: meeste tumorvraagstellingen (snel, simpel, immunohistochemie), proces van verkalking NIET te beoordelen, kan met EDTA of mierenzuur
- inbedden in plastic: metabole (calcificatie beoordelen)/hematologische (optimaal cel detail) botziekte, zonder ontkalking inbedden, verschillende kleuringen; hematoxyline & eosine (HE, cel morfologie), Goldner (mineralisatie status), thionine (mineralisatie status), zure fosfatase (osteoclasten aantonen), tetracycline (mineralisatie snelheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe worden beentumoren geclassificeerd o.b.v. matrixproductie?

A

Vrij zeldzaam, vaker op jongere leeftijd
- Enchondroom: maakt kraakbeen met kleine, donkere chondrocyten, geen necrose of mitose
- Chondrosarcoom: maakt kraakbeen, grijs-blauwe/celrijke matrix, veel grote/prominente nuclei
- Niet-ossificerend fibroom: maakt vezels
- Fibrosarcoom: maakt vezels
- Osteoom: maakt osteoïd, lamellair bot en donkere osteocyten (zoals in normaal bot), goedaardig
- Osteoblastoom: maakt osteoïd
- Osteosarcoom: maakt osteoïd, onregelmatige osteoïde matrix, grote cellen met prominente/dubbele nuclei, soms mitose, erg kwaadaardig
- Reusceltumor: geen matrixproductie
- Ewing sarcoom: geen matrixproductie, dicht op elkaar geplakt celrijk beeld, erg agressief
–> altijd kijken naar organisatie van matrix, cellulaire atypie, mitosen en necrose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de functies van het skelet en hoe is de samenstelling?

A

Functies: mechanisch (aanhechtingsplaats spieren en houding), beschermend (vitale organen en huisvest beenmerg), metabool (reservoir mineralen; calcium, fosfaat), hormoonproducerend

Samenstelling: ong. 15% lichaamsgewicht en zonder water 10%
- 65-70% mineralen: calcium (38%), fosfaat (18%) dus ratio Ca:P 2:1 en vrij constant
- 30-35% droog organisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het belang van calcium en hoe is de calciumbalans in het lichaam?

A

Functies: prikkelgeleiding, spiercontractie, hormoonsecretie, immuunrespons

Balans: normale hoeveelheid in voeding is 1g, in de darm 500mg geresorbeerd maar scheidt ook 325mg uit (nieren ook nog iets, dus netto 175mg opgenomen, ong. 1kg calcium in de botten, normaalwaarde calcium in serum is 2,2-2,5 mmol/l

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het belang van fosfaat en hoe is de fosfaatbalans in het lichaam?

A

Functies: energievoorziening (ATP), enzymen, DNA/RNA

Balans: normale opname in voeding 1200mg/dag, vlees belangrijkste bron, in de darm 950mg opname en excretie via darm (400mg) en nieren (800mg), normaalwaarde fosfaat in serum is 0,9-1,4 mmol/l

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke stoffen spelen een belangrijke rol in de calcium- en fosfaathuishouding?

A
  • Vitamine D: hierdoor meer opname van calcium uit voeding (calciumgehalte in bloed omhoog, fosfaat ook omhoog)
  • PTH (parathyreoïd hormoon): hierdoor meer vrijkomen van calcium uit botten, gemaakt in bijschildklieren (calciumgehalte in bloed omhoog, fosfaat omlaag)
  • Calcitonine: hierdoor opname van calcium in botten, gemaakt in schildklier (calciumgehalte in bloed omlaag)
  • FGF23/Klotho: fibroblast-growth-factor 23, zorgt voor een toename van fosfaatuitscheiding (fosfaatgehalte in het bloed omlaag)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe is de circulatie van vitamine D in het lichaam en wat zijn de gevolgen van een deficiëntie of overschot?

A

Belangrijkste bron is zonlicht, dit moet nog actief worden: in de lever wordt 25-hydroxy-groep aan vitamine D gekoppeld –> in de nier wordt er nog een OH-groep aan gekoppeld waardoor het actief wordt (1,25-dihydroxyvitamine D)

Bij een deficiëntie zal de calcium- en fosfaatspiegel dalen, lichaam probeert calciumspiegel te compenseren door PTH (resorptie calcium uit botten, hierdoor toch toename in het bloed)

Bij een overschot aan actief vitamine D is er teveel opname van calcium en fosfaat, bijv. bij sarcoïdose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn oorzaken van een vitamine D deficiëntie?

A

Oorzaak van een rachitis (kleine kinderen)/osteomalacie is een absoluut of relatief tekort aan actief vitamine D, oorzaken:
- vitamine D-deficiëntie: onvoldoende blootstelling aan zonlicht, tekort in voeding, malabsorptie
- onvoldoende 25-hydroxylering (leverziekten)
- onvoldoende 1-α-hydroxylase-activiteit (nierziekten)
- overig: vitamine D resistentie (hypofosfatemische rachitis), gebruik van anti-epileptica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is rachitis/osteomalacie en wat zijn de kenmerken:
- kliniek
- diagnostiek
- behandeling ?

A

Rachitis is bij kinderen dezelfde ziekte als osteomalacie bij volwassenen, sprake van een gestoorde mineralisatie van bot, tekort aan vitamine D en verminderde opname van fosfaat en calcium in de darmen
- kliniek: botten worden zwakker, O-benen, tandproblemen, verminderde lengtegroei (onvoldoende mineralisatie groeischijven) en hierdoor verbreding kraakbeenzones, bij volwassenen: hypocalciëmie in bloed, spierzwakte, hypotonie (spierslapte), tetanie (spierkrampen), botpijn, verhoogd risico op fracturen
- diagnostiek: lab met een laag calcium, laag fosfaat, laag vitamine D, hoog PTH en hoog alkalisch fosfatase (productie door osteoblasten) + conventioneel röntgenonderzoek met pseudofracturen (Looser’s zones), een DEXA-scan (hoeveelheid kalk in bot meten) en/of histologisch onderzoek (tetracycline gelabeld botbiopt)
- behandeling: suppletie van vitamine D, bij kleine kinderen preventief, bij een vitamine D-resistentie is suppletie niet effectief, evt. actief vitamine D suppleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is X-gebonden hypofosfatemie (XLH)?

A

Genmutatie (PHEX-gen) waardoor verhoogde urine-excretie van fosfaat o.b.v. verhoogde FGF23-spiegels
- 1 op 20.000 levend geborenen, erg zeldzaam
- kleine lengte, verkromming benen, bot- en spierpijn, tandproblemen
- behandeling: fosfaatdrank en actief vitamine D en tegenwoordig burosumab (monoklonaal antilichaam tegen FGF23)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de rol van de bijschildklieren m.b.t. calcium en fosfaat en welke rol heeft magnesium hierin?

A

Bijschildklieren produceren PTH (parathyroïd hormoon), heeft invloed op 2 orgaansystemen omdat calciumgehalte in het bloed omhoog gaat:
- botten: PTH maakt calcium vrij uit het bot, komt hierna in het bloed terecht
- nieren: effect is tweeledig, PTH zorgt voor minder Ca-uitscheiding via de nieren en voor meer 1-α-hydroxylase activiteit dus meer vitamine D aanmaak

PTH zorgt voor lagere fosfaatspiegels in het bloed, door stimulatie uitscheiding van fosfaat in de nieren

Magnesium is belangrijk voor een goede werking van de bijschildklieren, bij maagzuurremmers kan magnesium in het bloed te laag worden waardoor een tekort aan calcium kan ontstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is er aan de hand bij een hyperparathyreoïdie en welke vormen zijn er te onderscheiden?

A

Aandoening van het calcium- en botmetabolisme, secundair aan een toegenomen secretie van PTH door de bijschildklieren, vormen:
- primaire vorm: afwijking in de bijschildklieren zelf, maakt teveel PTH aan –> fosfaat verlaagd
- secundaire vorm: ontstaat bij een neiging tot daling van de serum calciumconcentratie, door een nieraandoening of ernstig vitamine D-gebrek, lichaam probeert lage [Ca] te compenseren (fysiologisch proces)
- tertiaire vorm: als bij een patiënt met een secundaire vorm de bijschildklieren autonoom gaan functioneren, hierdoor een te hoge calciumwaarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de kliniek van mensen met een hyperparathyreoïdie en hoe is de behandeling?

A

Kliniek: licht verhoogd serum [Ca] zonder symptomen, bij symptomen algemeen; vermoeidheid, spierzwakte, buikpijn, psychische veranderingen, polyurie, niersteenkolieken
–> ook al is er verhoogde terugresorptie van calcium uit urine, het gehalte in het bloed is dusdanig hoog dat er toch meer wordt uitgescheiden

Botafwijkingen die hierdoor ontstaan: gegeneraliseerd botverlies, subperiostale botresorptie, multipele botcysten (osteitis fibrosa cystica), zout-en-peper aspect van schedel, pathologische fractuur, bruine tumor (lijkt histologisch op reusceltumor)

Behandeling: (chirurgisch) weghalen van de oorzaak of cinacalcet geven (verhoogd calciumreceptor voor extracellulair calcium, hierdoor minder PTH-aanmaak)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is osteoporose:
- risicofactoren
- secundaire oorzaken
- aanvullend onderzoek
- behandeling ?

A

Afwijking van het hele skelet gekenmerkt door een verlaging van de botmassa en een verlies in onderlinge samenhang van botbalkjes
- risicofactoren: leeftijd, geslacht, prevalente fractuur, positieve familieanamnese, gewicht/lengte (lager is lagere botdichtheid), corticosteroïd gebruik, immobiliteit
- secundaire oorzaken: hyper(para)thyreoïdie, hypogonadisme, hypercortisolisme, laag vitamine D en/of laag calcium, medicamenteus (anti-epileptica, steroïden), nier/leverziekten, auto-immuunziekten, etc.
- aanvullend onderzoek: DEXA-scan (incl. VFA), laboratoriumonderzoek, inschatten valrisico en interventies
- behandeling: bij een hoog fractuurrisico, met; inname calcium (1000-1100mg middels voeding) en vitamine D (20µg = 800IE), gevarieerde voeding met voldoende zuivel, groenten, noten en fruit, gezonde levensstijl (roken, alcohol), beweegadviezen, valpreventie, evt. medicatie

26
Q

Wat zijn medicamenteuze mogelijkheden bij osteoporose?

A

Remmers van botafbraak:
- Oestrogenen (HRT)
- SERM’s (Raloxifene)
- Bisfosfonaten (oraal dagelijks, wekelijks/maandelijks, i.v. jaarlijks)
- Antilichamen tegen RANKL (Densosumab, subcutaan 2x/jaar)

Stimulatoren van botaanmaak:
- Teriparatide (h PTH 1-34)
- Abaloparatide (r PTH related peptide 1-34), niet in NL
- Romososumab (antilichaam tegen sclerostine)

27
Q

Wat is fibreuze dysplasie (kliniek en behandeling)?

A

Gezond bot wordt plaatselijk vervangen door fibreus bot
- kliniek: deformatie, pijnklachten, zenuwproblematiek
- behandeling: bisfosfanaten, denosumab

28
Q

Wat is oesteogenesis imperfecta/Brittle bone disease (kliniek)?

A

Groep van erfelijke ziekten waarbij er een abnormale ontwikkeling van collageen type I is
- verschillende genetische defecten omdat collageen type I in huid, gewrichten, ogen en osteoïd aanwezig is
- spectrum met verschillende ernst, type I t/m type IV, type II is autosomaal recessief en is lethaal
- kliniek: bij type I vnl. gestoorde dentinogenese, gehoorstoornissen, blauwe sclerae (sclerae dunner en daardoor doorschemering bloedlaag), op röntgenfoto’s multiple fracturen (ook deformiteiten)

29
Q

Wat is osteopetrose/marble bone disease en wat is de ziekte van Buchem?

A

Aandoening die ontstaat door insufficiëntie van osteoclastactiviteit –> snelle verkalking van botten en erg zware botten (zijn hard maar niet sterk)
- moleculaire basis is heterogeen

Ziekte van Buchem: afwijkende sclerostine (remt normaal osteoblasten) productie, hierdoor heel erg veel botopbouw (met name schedel, zenuwen die erdoor lopen kunnen beschadigd raken), nog geen behandeling voor deze ziekte
- prevalentie genmutatie is <1 per 100.000

30
Q

Wat is de classificatie en pathogenese van osteomyelitis?

A

Ontstekingsreactie van het gehele bot (beenmerg, periost, endost) door een infectie met een micro-organisme
- classificatie: niet-hematogeen (directe route per continuïtatem), hematogeen (indirecte route, vaak door een trauma kan een micro-organisme zich gaan nestelen)
- hematogene pathogenese: micro-organisme komt in het bot door verwonding, punctie, operatie of infectieverspreiding per continuïtatem vanuit decubitus/weke delen abces, vanuit deze focus worden micro-organismen via hematogene/lymfogene weg naar het bot gevoerd, gaat naar kleine bloedvaatjes en nestelen in Haverse-kanalen –> ontsnapping aan immuunsysteem door hechten aan beschadigd bot, binnendringen in osteoblasten en blijven daar + vormen een microfilm (glycocalyx) –> chemotaxis polymorfonucleaire leukocyten (immunologisch systeem aansturing) –> interstitieel oedeem –> bloedvaten worden dichtgedrukt –> zone van necrotisch bot waar micro-organismen beter groeien –> abcesvorming –> stimulatie primitieve mesenchymale cellen voor botaanmaak –> vorming reactief bot om proces te isoleren –> ontsteking kan subperiostaal doorbreken en een abces vormen –> periost gaat nieuw bot (involucrum) vormen –> sekwestervorming door onvoldoende vascularisatie –> als involucrum doorbreekt een nieuw weke delen abces –> fistel die naar de open lucht manifesteert (kan tientallen jaren na osteomyelitis ontstaan)

31
Q

Wat zijn risicofactoren voor een hematogene osteomyelitis?

A

Risicofactoren: endocarditis, intravasculaire hulpmiddelen, orthopedische implantaten, i.v. drugsgebruik, hemodialyse, sikkelcel ziekte (verminderde bloedstroom in bot), recente operatie

32
Q

Hoe is de operatie bij een osteomyelitis?

A

Zie afbeelding!

Anterior approach naar de radius, bij abcedering of sekwesters
- veilige toegang tot de radius, gaat tussen de grens van spieren die door verschillende zenuwen geïnnerveerd worden (tussen brachioradialis en de flexor carpi radialis)
- ulnair van de zenuw en radiaal van de arterie ga je verder de diepte in
- de m. pronator teres en supinator spieren deels losmaken (na OK terug laten vallen waardoor spier met littekenweefsel weer vast komt te zitten) waardoor je bij de proximale radius komt, dit verder open prepareren, hierna involucrum open maken waardoor je op het stuk dode radius kijkt, dit haal je eruit en nieuw gevormd bot (involucurm) vouw je terug en gaat zich helemaal herstellen

–> niet operatieve behandeling is antibiotica (aanpassen o.b.v. gevoeligheidsspectrum) + langdurige AB, radiologische en LAB controles

33
Q

Wat is het verschil in histologisch beeld tussen een acute en chronische osteomyelitis?

A

Acuut: micro-organismen, infiltraten van neutrofielen, trombosering en stuwing van bloedvaatjes

Chronisch: necrotisch bot (afwezigheid van osteocyten), granulatie- en fibreus weefsel vervangt bot

34
Q

Hoe is de diagnostiek van osteomyelitis?

A
  • Symptomen als: koorts, lokale pijn, verhoogde BSE, CRP en leukocytose met linksverschuiving
  • Röntgenfoto: lucenties (bot is zwarter), verder holtevorming, periostale botvorming, bij langer bestaande gevallen sekwesters en sclerose –> eerste 2 weken nog geen afwijkingen op de conventionele foto
  • Technetiumdifosfonaat skeletscintigrafie hot-spot
  • Bacteriologische kweken van fistel: vertonen vaak mengflora (slechts in 50% verwekker aantoonbaar), hierna evt. punctie aangedane gebied
  • Evt. een MRI
  • Fistulografie: met kleurstof in de fistel spuiten en hem zo terug vervolgen naar het bot, gebeurt voor de operatie
35
Q

Wat zijn de verwekkers voor een hematogene en niet-hematogene osteomyelitis?

A

Hematogeen: >50% S. aureus, enterobacter, streptococcus, zeldzaam zijn; β-hemolytische streptokok, mycobacterium tuberculosis, candida spp., bartonella henselae, coccidioides immitis of cutibacterium acnes
~ bij drugsgebruik: pseudomonas aeruginosa, serratia marcescens, candida albicans
~ bij immuungecompromitteerden: aspergillus spp.

Niet-hematogeen: >50% S. aureus (inclusief MRSA), CNS, aerobe gramnegatieve staven (tot 30%), zeldzaam zijn; corynebacterium, schimmels, mycobacterium tuberculosis

Uitzonderingen:
- Bij ernstige letsels aan botten/weke delen: clostridium welchii (veroorzaker tetanus) en CI. tetani
- Bij neonaten <4 mnd.: S. aureus, groep A- en B-streptokokken, E. coli
- Bij kinderen: S. aureus, streptococcus pneumoniae, H. influenza (bij geen vaccinatie), Kingella Kingae, enterobacter

36
Q

Wat is en hoe ontstaat een septische artritis door een osteomyelitis?

A

Infectie in het bot kan zich uitbreiden en sub-periostaal en intra-articulair doorbreken
- afvalproducten bacterie zijn direct schadelijk voor het kraakbeen, hoge druk van het abces intra-articulair; pyo-artritis (pus in het gewricht)

Septische artritis is een medisch noodgeval
- incidentie hoogst in eerste 5 levensjaren, 50% is bij kinderen <2 jaar
- grote gewrichten heup (35%) en knie (35%) meest aangedaan

37
Q

Wat zijn de klinische verschijnselen, criteria en diagnostiek van een septische artritis door een osteomyelitis?

A

Kliniek: koorts, geïrriteerd, Bonnetse stand (been ligt helemaal recht en wordt niet bewogen), pijnlijk been/ledemaat (wilt niet belasten en luierpijn)

Criteria: van Kocher:
- 1) niet belasten op aangedane zijde, 2) bezinking >40, 3) koorts >38,5, 4) leukocyten >12
- bij score 0 <0,2%, bij 1 3%, bij 2 40%, bij 3 93% en bij 4 99% kans op septische artritis

Diagnostiek:
- Röntgenfoto: kern kop femur zit niet mooi binnen de begrenzing van het acetabulum, maar naar lateraal
- Echo

38
Q

Hoe is de behandeling van een septische artritis door een osteomyelitis?

A

Multidisciplinair: kinderarts, infectioloog (medisch microbioloog), ortho
- Chirurgische drainage: spoed, spoelen over naalden, open drainage, kan ook scopisch, pre-operatieve kweken en aspiratie
- Antibiotica: 1-6 weken hoge dosis i.v. (tot normalisatie CRP), minimaal 4 weken totaal oraal doorbehandelen

39
Q

Wat zijn complicaties van een septische artritis door een osteomyelitis?

A
  • gewrichtscontractuur
  • heupluxatie
  • groeistoornissen
  • beenlengteverschil
  • gewrichtsdestructie
  • verandering van looppatroon
  • osteonecrose
  • meningococcen sepsis: zeer agressief beloop, compartimentsyndroom, groeischijfletsel (groeiarrest, standsafwijkingen), noodzaak tot amputatie
40
Q

Hoe is de classificatie (maligne, benigne tumoren en op tumor gelijkende afwijkingen) van bot (ook kraakbeen en/of bindweefsel)?

A

Zie afbeelding!

Extra informatie:
- Callusweefsel: ontstaat na een botbreuk vanuit kraakbeenachtige tussenfase uit een hematoom, als het onrijp is een wild beeld (lijkt op een tumor)
- Myositis ossificans: ontstekingsreactie van de spier die zich openbaart door botvorming te laten plaatsvinden

41
Q

Hoe is de classificatie (maligne en benigne tumoren) van kraakbeen (evt. ander weefsel (geen bot))?

A

Zie afbeelding!

Extra informatie:
- Enchondroom/chondroom: kraakbeenwoekering in het bot aan medullaire zijde (binnenkant bot)
- Osteochondroom: uitstulpingen aan de zijkant van het bot waarover het kraakbeenkapsel zit, chondroom als problemen zich voor doen in het kraakbeenkapsel en niet in het botsteeltje eronder van het originele bot, waarschijnlijk verdwaalde groeischijfcellen

42
Q

Hoe is de classificatie (maligne, benigne tumoren en op tumor gelijkende afwijkingen) van vezels (geen bot/kraakbeen)?

A

Zie afbeelding!

Extra informatie:
- Benigne tumoren zijn vaak een toevalsbevinding op röntgenfoto’s
- NOF vaak bij kinderen

43
Q

Hoe is de classificatie (maligne, benigne tumoren en op tumor gelijkende afwijkingen) van bottumoren zonder tussenstof?

A

Zie afbeelding!

Extra informatie:
- meest voorkomende groep
- vormen geen tussenstof (matrix, stoffen tussen cellen), bijv. leukemische haard/myeloom
- Ewing sarcoom: meest voorkomende maligne bottumor bij 5-10 jaar, tieners vaker osteosarcomen, baby’s vaker neuroblastomen
- Bij mensen 50+ jaar zijn beentumoren het vaakst metastasen, lymfomen of myelomen
- Aneurysmatische botcyste groeit exponentieel en is expansief en solitaire botcyste gaat meer lokaal het bot verdringen en er is nog maar een hele dunne cortex

44
Q

Hoe is de diagnostiek van beentumoren?

A

Indicaties zijn:
- chronische, zeurende pijn die ook ‘s nachts optreedt (niet gerelateerd aan inspanning, verdwijnt niet bij rust)
- spontane fractuur
- pijnlijke scoliose (bij bocht naar links altijd aanvullend onderzoek)

–> eerste röntgenfoto laat bijna altijd afwijkingen zien, >90% kan geclassificeerd worden o.b.v. 2 foto’s vanuit 2 loodrecht op elkaar staande richtingen (als hij goed ingeschoten is), foto mag niet ouder zijn dan 10 dagen
- MRI is niet nodig voor diagnose, wel voor behandeling

45
Q

Wat zijn belangrijke vragen bij het beoordelen van een röntgenfoto en welke vragen moet je jezelf stellen?

A

Belangrijke vragen:
- type bot (lang pijpbeen, plat bot, hand-/voetwortel)
- welk bot (femur, falanx, wervellichaam)
- waar in het bot (dia-, meta- of epifyse, centraal, excentrisch)
- hoe groot is de tumor
- hoe kenmerkt de overgangszone van tumor naar normaal bot zich
- hoe is de compositie van tumormatrix
- welk type botdestructie
- sprake van weke delen betrokkenheid
- hoe kenmerkt zich evt. periostreactie

Jezelf stellen:
- wat doet de tumor met het bot
- wat doet het bot met de tumor

46
Q

Waar komen bepaalde bottumor vaker voor?

A
  • bij kinderen een chondroblastoom (epifysair gelokaliseerd), bij een volgroeid lichaam geen groeischijven meer dus volwassenen hebben dit niet
  • bij volwassenen reusceltumoren aan uiteinden van lange pijpbeenderen, kunnen uitbreiden naar metafyse maar ook richting condyl van femur en tibia –> vooral kenmerkend in distale radius
  • botcysten hebben voorkeur voor proximale humerus of femur
  • osteochondroom zit in de buurt van de groeischijf maar richt zich hier juist vanaf, schuiven bij groei steeds verder naar metafyse i.p.v. epifyse
  • ewings-sarcoom zit veel vaker in de schacht van het bot
47
Q

Welke verschillende overgangszones kunnen bottumoren hebben?

A
  • geografisch begrensde tumor: vaak een teken van een langzame groei van een tumor
  • overgangszone smal: teken van een benigne tumor
  • lijkt alsof motten eraan gegeten hebben: teken van een maligne tumor en snelgroeiend
  • tumorcellen die woekeren tussen botbalkjes (permeatief): teken van een agressieve tumor, vaak hooggradig en snelgroeiend, spikkelachtig aspect, botbalkjes aangetast
  • overgangszone breed/slecht te bepalen: teken van een maligne tumor
48
Q

Welke verschillende laesies kan een bottumor op een röntgenfoto hebben?

A

Elk type weefsel heeft andere kenmerken en sclerose/calcificering is suggestief voor een kraakbeentumor in het bot

Dingen die je kan zien zijn compositie van het tumorweefsel; calcificaties, lytisch, melkglas, sclerotisch

49
Q

Welke typen periostale reacties zijn er vanuit het bot op de groeiende tumor?

A
  • langzaam groeiende tumoren: tumor tilt het periost een beetje op, waarna het periost een nieuw laagje laat groeien over de tumor, hierdoor krijgt je een compacte botapositie (solide) dat als een massieve laag te zien is, benigne groei
  • snel groeiende tumoren: tumor groeit van binnenuit door de cortex heen en tilt het periost op, hierdoor reactief bot, typisch voor maligne groei
    –> gelamelleerd bot: als het periost scheurt maar de lagen wel nog aan elkaar vast zitten, hierdoor komt er telkens wat ruimte tussen (soort uienschil)
    –> Codman triangle: bot groeit zo snel door dat het periost als een los lapje op de tumor gaat liggen en hierna gelijk desmale verbening plaatsvindt, pathogonomisch
    –> Sunburst/loodrechte spiculae: periost wordt losgetrokken en gaat gelijk verbenen, hierdoor perpendiculaire botvorming loodrecht op het botoppervlak, vaak bij een Ewing sarcoom
50
Q

Welke verschillende aanvullende beeldvormingstechnieken zijn te gebruiken bij bottumoren?

A
  • Röntgenfoto’s; vaak de eerste stap
  • MRI; extraossale uitbreidingen en intraossale uitbreidingen van tumoren (bijv. skip metastasen (andere kant gewricht metastase) zichtbaar maken
  • CT; voor inplannen operaties (ook MRI) of beeld krijgen van weefsels die niet goed zichtbaar zijn op röntgenfoto (vooral bekkenregio)
  • Biopsie; wordt bij voldoende beeldvorming gedaan, proberen om belangrijke spieren te vermijden (botten groeien aan, spieren kun je niet vervangen) en ook vaat-zenuwbundels, kan met een naald of open biopsie, risico op entmetastasen (die door de naald verplaatsen) dus altijd meenemen bij uiteindelijke resectie
  • Nucleair onderzoek; kijken of er in het lichaam metastasen zijn
51
Q

Hoe is de behandeling van een bottumor?

A
  • Curettage: kan bij een laaggradige maligne tumor of benigne tumor, tumor wordt uit het bot geschraapt, gat dat overblijft kan nog worden behandeld met fenol of alcoholgel
  • Cryochirurgie: bevriezing, de holte kan worden opgevuld met botgraft van een donor of cement
  • Resectie: kan met verschillende marges rond de tumor (zie afbeelding!), intralesionaal zit de tumor, marginaal is de tumor met een randje reactief weefsel, bij hooggradige maligniteiten wijde/ruime excisies, bij een
  • Omkeerplastiek: volgens van Nes, enkel komt op de plek waar oorspronkelijk de knie zat en enkel wordt omgedraaid, tibia wordt met een plaat aan de proximale femur geschroefd, na genezing kan de patiënt zijn prothese bewegen met zijn enkel
52
Q

Wat is jicht/pseudojicht (artritis urica)?

A

Kristal atropathie, klinisch syndroom door een ontstekingsreactie op uraatkristallen die neerslaan in gewrichten en/of synovium
- extreem pijnlijk
- prevalentie mannen 0,5-2,8%, vrouwen 0,1-0,6%, vooral op oudere leeftijd
- verschillende stadia:
~ asymptomatische hyperuricaemie: verhoogd urinezuur in het bloed en/of urine, nog geen aanval geweest dus een voorstadium
~ acute jicht: aanvallen, meestal mono-artritis
~ chronische jicht: meestal polyarticulair, elk stadia komt uiteindelijk hier terecht

53
Q

Wat is de pathogenese van jicht?

A

Purine komt voor uit purinesynthese (DNA) en dieet –> omgezet naar urinezuur
–> alle zoogdieren (behalve de mens) hebben uricase enzym om uraat om te zetten in allantoïne dat uitgeplast kan worden, mensen niet dus; urinezuur verlaat het lichaam via de nieren (2/3e) en via het maag-darmkanaal (1/3e)
–> bij teveel aanmaak/te weinig verlies loopt de [urinezuur] in het bloed op (goede verzadiging bij 0,37 mmol) –> bij een overschrijding lost het niet meer goed op en worden uraatkristallen gevormd
–> uraatkristallen hebben de voorkeur om in gewrichten neer te slaan, vooral grote teen (MTP1) –> complement activatie –> hierdoor fagocytose van uraatkristallen door granulocyten/neutrofielen (IL-1 betrokken), deze kunnen het niet verteren waardoor het fagolysoom openbreekt en granulocyt ten onder gaat –> vrijkomen van lysosomale enzymen en hierdoor heftige ontsteking

54
Q

Wat zijn de klachten van een acute jichtaanval?

A

90% mono-articulaire ontsteking (10% polyarticulair)
- voorkeurslocaties: MTP1, wreef, enkel, knie, pols, bursa olecrani, DIP met Heberden
- Roodheid (bij reuma meestal niet) met pijn (patiënt wilt dat je er iets aan doet!), koorts tot 40 graden, leukocytose, verhoogd CRP/BSE
- bij een acute aanval soms [urinezuur] in serum verlaagd dus meten is niet heel zinvol
- aanval is self-limiting in 5-7 dagen (maximaal 14 dagen)
- pijn ontwikkelt zich binnen 24 uur

55
Q

Wat zijn de klachten van een chronische jicht?

A

Vaker polyarticulair
- urinezuurkristallen liggen vaak op het gewrichtsoppervlak
- vaker in de handen, vaak tophi aanwezig; onderhuidse ophopingen van jichtkristallen, lijkt op abces, niet goed doorbloed dus slecht geneesbaar, meestal in oorschelp
- progressieve gewrichtsdestructie (mogelijk handicaps), erosies (happen uit bot, randjes bot hangen er overheen) en topheuze plaques met vocht ertussen

56
Q

Hoe is de diagnostiek van jicht?

A
  • anamnese: roodheid gewricht, extreem pijnlijk bij aanraking, afwezige/nauwelijks beweging, vaak geen klachten tussen aanvallen in
  • aantonen kristallen in gewricht/tophus: gouden standaard, zijn een soort naaldjes
  • serum- en urineonderzoek: soms behulpzaam maar geen bewijs want bij een laag serum uraat kun je ook jicht krijgen, wel hoe hoger urinezuur hoe groter kans op jicht is (zie tabel!)
  • röntgenonderzoek/echo: typische erosies kunnen aanwijzingen geven of double contour sign (op echo)
57
Q

Wat zijn oorzaken van een hyperuricaemie?

A

Ontstaat door:
- verminderde renale excretie (90%): nierinsufficiëntie, medicatie (diuretica, cyclosporine, tuberculostatica), hypothyreoïdie/ hyperparathyreoïdie/ acidose, alcohol abusus (osmotische diurese), idiopathisch
- overproductie van urinezuur (10%): aangeboren enzymdefecten, behandeling van myeloproliferatieve malginiteit, purinerijk dieet (rood vlees, light-frisdranken), alcohol abusus, idiopathisch
–> alcohol zorgt voor allebei

58
Q

Wat is de behandeling van jicht?

A

Vooral met
- rust en koeling
- NSAID’s of prednisolon stootkuur
- colchicine 2-3 dd 0,5mg: belangrijkste, remt ontsteking en geeft pijnstilling ter plaatse, kan patiënt innemen bij aanval, belangrijke bijwerking is diarree
- corticosteroïden: intra-articulair of oraal
- biological: IL-1 receptor antagonist (canakinumab, anakinra), minder activatie van de ontsteking

59
Q

Wat zijn indicaties voor urinezuurverlagende therapie en wat zijn deze medicatie?

A

Bij >3 aanvallen/jaar, tophi en erosieve schade:
- Xanthine-oxidase remmers (minder aanmaken):
~ Allopurinol (Zyloric): eerste keus, niet bij overgevoeligheid acute jichtaanval (verergert de aanval), overgevoeligheid is een contra-indicatie, bijwerkingen: overgevoeligheidsreactie, hematologische reacties, exfoliatieve dermatities en interacties met; azathioprine, theofylline, orale anticoagulantia, chlorpropamide, cyclosporine
~ Febuxostat (Uloric)
- Verhoogde uitscheiding:
~ Benzbromaron (Desuric): als allopurinol niet wordt verdragen/niet werkzaam (evt. samen), goed bij low-secretors, niet bij uraatstenen (stenen gaan groeien), creatinineklaring <50 ml/min of acute jichtaanval, bijwerkingen: diarree, allergische reacties, interactie met pyrazinamide en orale anticoagulantia
~ Krystexxa (Pegloticase)

–> tijdens eerste half jaar vaak toename van frequentie jichtaanvallen (dus starten met lage dosis), maar je moet door die periode heen

60
Q

Wat is pseudojicht (CPPD) en wat is het klinische beeld?

A

Acute artritis o.b.v. calcium-pyrofosfaatkristallen
- meest frequent aanwezig bij oudere vrouwen bekend met gewrichtsklachten (artrose, chondrocalcinose), vaak provocerende factor van stress (trauma) en minder vaak chronische atropathie

Klinisch beeld: 90% mono-articulair en 10% polyarticulair
- klinisch acute artritis niet te onderscheiden van jicht
- rood, warm, pijnlijk gewricht vaak met koorts
- aangedaan zijn vaak knie, schouder, elleboog en pols, bijna nooit handen/voeten

61
Q

Wat is de pathofysiologie van pseudojicht?

A

Productie van anorganisch pyrofosfaat door energieproducerende reacties in het lichaam –> door fosfaten omgezet tot ionen, maar soms slaat pyrofosfaat neer als onoplosbaar calciumzout; calciumpyrofosfaat, vooral bij kraakbeenafwijkingen (zit dus vooral in het kraakbeen)
–> door trauma/lichamelijke stress komen neergeslagen kristallen vrij door ‘shedding’ wat artritis veroorzaakt
–> hierdoor vaak een chondrocalcinose (radiodiagnostische bevinding); zichtbare deposities van calciumzout in/op intra-articulair kraakbeen, wittere gewrichtsspleet –> bij <50 jaar 1%, 65-74 15% en 84+ jaar 40%

62
Q

Wat is de diagnose en behandeling van pseudojicht?

A

Diagnose gesteld o.b.v. klinisch beeld en röntgenonderzoek (chondrocalcinose)
- gouden standaard is aantonen calcium-pyrofosfaatkristallen in gewricht (kleine, plompe, vierhoekige kristallen)

Behandeling: rust, koeling, NSAID/prednisolon, colchicine, injectie met steroïden