frans: examen kerstvakantie Flashcards
een zeehond
un phoque
een walvis
une baleine
een dolfijn
un dauphin
een orka
un orque
een zeeleeuw
l’otarie
verslaafd
accro
nieuw
les nouvelles
een zoogdier
un mammifère
volgen
se suivre
een frap
une farce
drugs
drogues
tegelijk
à la fois
een zielsverwant
une âme soeur
een (televisie) zender
une chaine (de télé)
een onderzoeker
un chercheur
een doel, doelpubliek
une cible
een gemoedstoestand
un état d’âme
een internetgebruiker
un internaute
de sluiting
la fermeture
een generiek
un générique
het model-zijn
le mannequinat
een aprilvis
un poisson d’avril
een pretendent
un prétendant
het toezicht
la surveillance
ontgoocheld
déçu(e)
schiftings-, die verwijderen/ uitvallen tot gevolg heeft
éliminatoire
gefrustreed
frustré(e)
vocaal
vocal(e)
het hiernamaals
l’au dela
een bres
une brèche
een waterval
une chute d’eau
de overledene
le défunt, la défunte
een eekhoorn
un écureuil
een mummie
une momie
een poot
une patte
de borstwering
le parapet
een voetgangersbrug
une passerelle
een sokkel
un présentoire
een trilling
une vibration
de leegte (diepte)
le vide
een nerts
un vison
een vergaarbak
un réceptacle
van een hond
canin(e)
betoverd
hanté(e)
onwaarschijnlijk
improbable
ongelovig
incrédule
ongelofelijk
incroyable
onverklaarbaar
inexplicable
onverklaard
inexpliqué
ongewoon
inhabituel(le)
onzichtbaar
invisible
boos, noodlottig
maléfique
vredig
paisible
plots
subit(e)
bijgenaamd
surnommé(e)
vlot
allègrement
zich opstapelen
s’amonceler
aantrekken
attirer
ontdekken
déceler
zich afspelen
se dérouler
verpletteren
écraser
afschrikken
effrayer
in de pers brengen
médiatiser
waarnemen
percevoir
voorstellen
représenter
ongergaan
subir
hangen over
surplomber
overleven
survivre
zelfmoord plegen
se suicider
in
au sein de
een geur verspreiden
dégager une odeur
op slag dood
mort sur le coup
blindelings
à l’aveugle
door
à travers
gelijktijdig
simultanément
ontvoering
l’enlèvement
tegen elkaar te komen staan
s’affronter
in bezit hebben
détenir
verspreiden
diffuser
na elkaar komen
s’enchaîner
opnemen
enregister
uitdoen, doven
éteindre
zich voeden (met)
se nourrir (de)
missen
rater
peilen, onder de loep nemen
scruter
surfen
surfer
depressief worden, wegzinken in depressie
sombrer dans la dépression
een bestuurder, een beheerder
un administrateur
een hoofdband
un bandeau
een boudoir
un boudoir
de buit
le butin
de inbreker
le cambrioleur
een ruit
un carreau
de omstandigheden
les circonstances
een halsketting
un collier
een verklaring
une déclaration
een bediende
un/une doméstique
woning/woonplaats
le domicile
een smaragd
une émeraude
de echtgenoten
les époux
een werkgever
un employeur
een touwtje
une ficelle
een zoektocht, het fouilleren
une fouille
een sjaaltje
un foulard
de misdadiger
le malfaiteur
een koffertje, een aktetas
une mallette
een tegenspoed
une mésaventure
een voorbijganger
un passant
een kluwen
une pelote
een parel
une perle
een voorzorgsmaatregel
une précaution
een robijn
un rubis
een schat
un trésor
gewapend
armé(e)
sluw,slim, handig
astucieux
gebroken
brisé(e)
echtelijk
conjugal(e)
zomers
estival(e)
pijnlijk, jammer
fâcheux(se)
grijzend
grisonnant(e)
gewoon om
habitué(e) à
weelderig
somptueux
haastig
précipitamment
waarschuwen
alerter
uitstrekken
allonger
losrukken
arracher
bestoken met, aanvallen
assaillir
knevelen
baîlonner
stamelen
balbutier
bevrijden
délivrer
tonen
désigner
verwoesten
dévaster
verbergen
dissimuler
zich meester maken van
s’emparer de
binnendringen
s’introduire dans
vastbinden, boeien
ligoter
inhaken
raccrocher
zich begeven naar
se rendre à
verblijven
résider
toegang hebben tot
avoir accès à
tijdens
durant
bovendien
de surcroît
halfweg de neus
mi-nez
klacht indienen
porter plainte
het vrijwilligerswerk
le bénévolat
een vrijwilliger
un bénévole
een raad(geving)
un conseil
de rouw
le deuil
een uitwisseling
un échange
een verrijking
un enrichissement
een leerkracht
un enseignant
een (mede)huurder
un (co)locataire
een gebrek
un manque
een obstakel, hindernis
un obstacle
een deelnemer
un participant
een getuigenis
un témoignage
een getuige
un témoin
een trauma
un traumatisme
een gastgezin
une famille d’accueil
het co-ouderschap
leagarde alternée
de interculturaraliteit
l’interculturalité
de rijpheid
la maturité
de migratie
la migration
huishoudelijk
ménager, ménagère
voorgaand
précédent(e)
oppervlakkig
superficiel(le)
verlegen
timide
naburig/buur
voisin, voisine
ontvangen
accueiller
aanzetten om/te
inciter à
durven
oser
voorzien
prévoir
wennen aan
s’habituer à
(zich) informeren
se renseigner
zijn/haar ogen blinken
ll/elle a des étoiles dans les yeux
volledig (veranderen)
(changer) de tout au tout
iets om te + inf + (hebben)
(avoir) de qoui + inf.
beschouwd worden als
être considéré(e) comme
in het hart vanbinnen
au sein de
geacht worden te
être censé + inf.