Farmacotherapie Flashcards
Juist of fout?
Meer werkzaamheid van een geneesmiddel is vaak hooguit 10-20%.
juist.
Wat is een syndroom?
Combinatie van samenhangende verschijnselen waarvan de oorzaak (nog) niet bekend is. Behandeling is hier vaak trial and error.
Wat betekent rationeel voorschrijven?
Enkel de geneesmiddelen voorschrijven waarvoor evidentie van effect bewezen is in klinische studies en deze geneesmiddelen juist toepassen.
Wat betekent uitgestelde afgifte?
De afgifte van het geneesmiddel start niet onmiddelijk na inname waardoor afgifte naar een tevoren vastgesteld deel van het GI-kanaal mogelijk is.
Wat betekent vertraagde afgifte?
De afgifte van het geneesmiddel vanuit de toedieningsvorm is gespreid over een langere tijd.
Wat zijn de doelstellingen van vertraagde afgifte?
Verlagen van de toedieningsfrequentie voor betere patiënt compliance en om de pieken en dalen af te vlakken zodat er minder bijwerkingen en minder therapieloze perioden zijn.
Wat is het principe van de reservoir systemen?
Het geneesmiddel is omhuld door een niet-verteerbaar polymeer en wordt traag vrijgegeven d.m.v. diffusie.
Wat is het principe van de matrix systemen?
Er zitten geneesmiddel ‘clustertjes’ in een polymeer waarbij het geneesmiddel ofwel vrijkomt door diffusie, ofwel vrijkomt doordat de polymeer erosie ondergaat.
Welk systeem is deelbaar, het matrix systeem of het polymeer systeem?
Het matrix systeem.
Geef de verschillende soorten ongewenste effecten.
A. Augmented: te voorspellen uit farmacologisch profiel → dosisafhankelijk
B. Bizar: niet te reproduceren in proefdieren, niet te voorspellen
C. Chronic: bij lang gebruik
D. Delayed: worden pas duidelijk op termijn, bv. carcinogeen, teratogeen
E. End of use: ontwenningsverschijnselen
F. Failure: onverwacht niet aanslaan van de behandeling
Wat is de biologische beschikbaarheid?
Het aandeel van een geneesmiddel dat in de circulatie terechtkomt.
Wanneer bereikt men de steady state?
Na 4 of 5 keer de halfwaardetijd, indien de kinetiek zich gedraagt zoals de eerste orde.
Welke geneesmiddelen hebben een nauw toxische-therapeutische marge?
Aminoglycosiden, anti-aryhtmica, anti-epileptica, digoxine, immunosuppressiva, levothyroxine, lithium, theofylline en vitamine K-antagonisten.
Wanneer spreekt men van famracodynamische interacties?
Wanneer toediening van meerdere geneesmiddelen of toediening van geneesmiddelen samen met voeding of alcohol leidt tot een verandering van het antwoord ZONDER een verandering van de concentratie.
Wanneer spreekt men van farmacokinetische interacties?
Interacties waarbij de concentratie van een GM wordt gewijzigd door een ander GM.