Chirurgie Flashcards

1
Q

Welke algemene zaken worden nagevraagd bij een pre-operatieve vragenlijst?

A
  • Allergieën: geneesmiddelen, latex, voedsel, ontsmettingsmiddelen
  • Gewoontes: roken, alcohol, drugs en andere verdovingsmiddelen
  • Kunstgebit, kunsttanden, losstaande tanden: belangrijk voor intubatie
  • Contactlenzen, hoorapparaat
  • Piercings (kan brandwonden geven), kunstnagels (saturatie onmogelijk te meten)
  • Pacemaker of neurostimulator
  • Geïmplanteerde pomp
  • Zwangerschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bespreek de vier ASA klassen.

A
  • I: normale gezondheid
  • II: niet ernstige systemische aandoening zonder functionele klachten (COPD, obesitas, milde diabetes, matige hypertensie)
  • III: patiënt met ernstige systemische aandoening
  • IV: patiënt met levensbedreigende systemische aandoening
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de voorwaarden voor dagbehandeling?

A
  • ASA klasse I, II en eventueel III
  • Procedures met beperkte duur (2-3u) en beperkt bloedverlies (< 500 ml)
  • Geringe kans op complicaties
  • Voedselinname vanaf volgende dag terug mogelijk
  • Begeleiding bij ontslag mogelijk bij algemene anesthesie
  • Toezicht gedurende eerste nacht is aanwezig en adequate nazorg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Juist of fout?

Wassen moet nog voor elke operatie gebeuren.

A

Fout, enkel nog bij hartoperaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke regel bestaat er omtrent nuchter zijn voor een ingreep?

A

6u voor de ingreep moet de patiënt volledig nuchter zijn, tot 2u voor de operatie mag de patiënt nog heldere vloeistoffen drinken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke regels hanteert men omtrent tromboseprofylaxe?

A
  • Laag risico (korte ingreep, gezonde patiënt): geen profylaxe
  • Gemiddeld risico: LMWH (enoxaparine 20 mg)
  • Hoog risico (lange ingreep, maligniteit, obesitas, varicosis, voorgeschiedenis, prothesen): LMWH (enoxaparine 40 mg)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beschrijf de risico’s op infectie bij de verschillende ingrepen.

A
  • Schone operatie: geen risico op endogene ontsmetting → geen AB nodig
  • Schone gecontamineerde operaties: bv. opening galweg of urogenitale tractus → AB-profylaxe bij risicopatiënten
  • Gecontamineerde operaties: besmetting met faeces of ander materiaal of aanwezigheid van traumatische wonden → AB-profylaxe aangewezen
  • Vuile operaties: manifeste besmetting → AB-THERAPIE
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Beschrijf de verschillende zones in een operatieafdeling.

A
  • Transferzone: receptie, recovery, kleedkamers, ingang
  • Propere zone: overgang tussen transfer en steriele zone, opslagruimtes voor materiaal, gangen
  • Steriele zone: operatiezaal en voorbereidingsruimte
  • ‘Vuile’ ruimte: ruimte waar afval en bevuilde instrumenten worden behandeld en afgevoerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de nadelen van ethyleenoxide gas?

A

Het is toxisch, carcinogeen en duurt lang eer sterilisatie bekomen is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Beschrijf de verschillende soorten ingrepen.

A
  • -ectomie: verwijderen van een orgaan of deel ervan, bv. appendectomie
  • -otomie: incisie in een orgaan of holte, bv. thoracotomie
  • -stomie: chirurgisch gecreëerde verbinding tussen twee organen of tussen een orgaan en de huid, bv. colostomie
  • -scopie: visualisatie van binnenzijde van een orgaan m.b.v. een endoscoop, bv. gastroscopie
  • -rafie: herstel van, bv. hemiorafie
  • -pexie: orgaan vastleggen, bv. rectopexie
  • -dese: ingreep om twee structuren met elkaar te doen vergroeien, bv.pleurodese
  • -plastie: ingreep om de structuur of functie van een orgaan te veranderen, bv. pyloroplastie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn mogelijke redenen voor postoperatieve hypoxie?

A

Nawerking van de anesthetica met ademhalingsdepressie tot gevolg, verminderd bewustzijn met luchtwegobstructie of ademhalingsinhibitie door pijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de bijkomende perioperatieve energiebehoefte bij kleine / middelgrote en grote ingrepen?

A

Bij kleine en middelgrote ingrepen is er een toename van 5-15 kcal / kg / dag. Voor grote ingrepen en sepsis is er een toename van 50-100%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er met de labowaarden postoperatief?

A
  • Glycemie is altijd verhoogd door stresshormonen
  • WBC stijgen meestal gedurende 2-3 dagen
  • CRP stijgt altijd, moet beginnen dalen na 3-4 dagen
  • Natrium zakt altijd wat na zware ingreep
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de verschillende vormen van wonddehiscentie?

A
  • Oppervlakkig en open: enkel huid gescheurd
  • Diep en verborgen: huid is intact maar fascia is gescheurd → hernia
  • Diep en open: loslating van fascia, subcutis en huid → evisceratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is PPSB?

A

Een bloedcomponent die 4 vitamine K-afhankelijke stollingsfactoren bevat. Het wordt toegediend bij ernstige stollingsafwijkingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de regels omtrent wondverzorging?

A
  • Indien verband niet bevuild is, hoeft men het niet te vervangen
  • Indien het vervangen wordt: ontsmetten + steriel afdekken
  • Vanaf dag 4: wonde mag bloot blijven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wanneer verwijdert men hechtingen?

A
  • Hals: 4e dag
  • Kleine ingrepen: 8-10 dagen
  • Abdominaal: 10-12 dagen
  • Gewricht: 14 dagen
  • Amputatie: 3 weken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is een infiltraat?

A

Een inflammatoire reactie vnl. t.h.v. het bindweefsel.

19
Q

Wat is een empyeem?

A

Een infectie met pusvorming in een voorafbestaande holte, bv. thoraxempyeem.

20
Q

Wat is een flegmoon?

A

Een snel uitbreidende, diffusie infectie doordat bacteriën stoffen produceren die afkapseling tegengaan.

21
Q

Wat is een flebitis?

A

Een niet-infectieuze ontsteking van de venewand als reactie op trombus.

22
Q

Wat is een bacterieel synergistisch gangreen?

A

Een synergistische infectie met S. aureus met necrose van de huid als gevolg. Het komt vnl. voor bij diabetici en is niet zo snel progressief.

23
Q

Wat is een necrotiserende fascitis?

A

Een snel progressieve, flegmoneuze infectie van spierfascia door streptococcen en anaëroben. Er ontstaan ook secundaire necrose van bovenliggende huid en subcutis door trombose van de bloedvaten als gevolg van de toxines.

24
Q

Wat is hydradenitis?

A

Een abces dat ontstaat in zweetklieren veroorzaakt door S. aureus.

25
Q

Wat is paronychium?

A

Infectie t.h.v. de nagelriem door stafylococcus of schimmels.

26
Q

War is panaritium of fijt?

A

Infectie van de eindfalanx door S. aureus, vaak ontstaan door prikverwondingen.

26
Q

Wat wordt gecontroleerd bij een primaire survey na trauma?

A
  • Airway: vrijmaken en waarborgen van de luchtweg met immobilisatie van de wervelkolom
  • Breathing: waarborgen adequate ventilatie en oxygenatie
  • Circulation: ondersteunen en verzekeren van adequate circulatie, controle van bloedingen
  • Disability: snelle neurologische evaluatie en ev. ingrijpen
  • Exposure: onderzoek van hele patiënt, evaluatie van alle letsels
27
Q

Wat is het doel van damage control surgery?

A

Beperken van de duur van de primaire ingreep tot het herstel van de levensbedreigende letsels om de metabole stress te beperken en herstel van de fysiologische parameters te bekomen.

28
Q

Wat gebeurt er bij secundaire survey?

A

Identificatie van alle letsels met onderhouden van de ABC.

29
Q

Wat is het behandelplan van trauma gedurende de eerste 24u?

A

Behandelen van letsels die anders zouden leiden tot ernstige morbiditeit of invaliditeit.

30
Q

Wat is het behandelplan van trauma na 24u?

A

Behandeling van alle overige letsels: stabilisatie wervelfracturen of gesloten fracturen, uitgebreide plastische reconstructies en correcties, secundaire wondverzorging.

31
Q

Wat evalueert de Glasgow coma scale?

A

Hersenletsels.

32
Q

Wat is het principevan de Abbreviated injury score AIS?

A

Elke anatomische regio krijgt een score waarbij 0 geen letsel is en 6 een dodelijk letsel is.

33
Q

Hoe wordt de Injury severity score ISS berekend?

A

Door de som van de kwadraten van de drie belangrijkste letsels volgens de AIS-score. Vanaf 16 spreken we van een ernstig geval.

34
Q

Juist of fout?

Zowel in een shocktoestand als bij sepsis zullen de extremiteiten kou zijn omwille van de bloedredistributie.

A

Fout, tijdens een sepsis zullen de extremiteiten warm zijn en bij shocktoestand koud.

35
Q

Waarom is de huid warm en droog bij een neurogene shock?

A

Zweten en vasoconstrictie is verstoord door wegvallen van de sympathische tonus.

36
Q

Wat is een gecompenseerde shock?

A

Een shock waarbij de compensatiemechanismes er nog in slagen om de perfusie op peil te houden.
Symptomen zijn tachycardie, tachypnoe, verminderde huiddoorbloeding en veranderde mentale status.

37
Q

Wat is een progressieve shock?

A

Een shock waarbij de compensatiemechanismen beginnen te falen.
Symptomen zijn hypotensie, tachycardie, zwakke pols, agitatie, rusteloosheid en confusie.

38
Q

Wat is het verschil tussen opting out en opting in?

A

Bij een opting out transplantatiebeleid kunnen organen weggenomen worden zonder toestemming, tenzij er expliciet verzet werd geuit. Bij een opting in transplantatiebeleid is toestemming altijd vereist.

39
Q

Wanneer spreken we van partiële respons op chemotherapie?

A

Wanneer er meer dan 30% reductie is van tumorgrootte.

40
Q

Wanneer spreken we van stabiele kanker?

A

Wanneer er minder dan 30% reductie is van tumorgrootte of wanneer er minder dan 20% toename is van tumorgrootte.

41
Q

Wanneer spreken we van progressieve kanker?

A

Wanneer er meer dan 20% volumetoename is.

42
Q

Waarom mag geen adrenaline toegevoegd worden t.h.v. de extremiteiten en de neus, oren en penis?

A

Er kan necrose optreden.

43
Q

Wat is een hypertrofisch litteken?

A

Een litteken dat groeit maar zijn wondranden niet overschrijdt.