Effectief Communiceren Deel 2 - Hoofdstuk 23 Flashcards

1
Q

Zes dingen die je moet weten voor het geven van een presentatie (1 van 6)

A

Beschikbare tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Zes dingen die je moet weten voor het geven van een presentatie (2 van 6)

A

Het moment van de dag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Zes dingen die je moet weten voor het geven van een presentatie (3 van 6)

A

Het publiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Zes dingen die je moet weten voor het geven van een presentatie (4 van 6)

A

Doel van de presentatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Zes dingen die je moet weten voor het geven van een presentatie (5 van 6)

A

Organisatorische zaken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Zes dingen die je moet weten voor het geven van een presentatie (6 van 6)

A

Informatieverzameling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Drie functies van de inleiding (1 van 3)

A

De aandacht trekken van het publiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Drie functies van de inleiding (2 van 3)

A

Het publiek een reden geven om te luisteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Drie functies van de inleiding (3 van 3)

A

Een korte introductie en overzicht geven van wat u gaat presenteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Acht manieren om de aandacht van het publiek te trekken (1 van 8)

A

Verbinden met de actualiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Acht manieren om de aandacht van het publiek te trekken (2 van 8)

A

Visuele aandacht trekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Acht manieren om de aandacht van het publiek te trekken (3 van 8)

A

Een persoonlijke belevenis vertellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Acht manieren om de aandacht van het publiek te trekken (4 van 8)

A

Een vraag stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Acht manieren om de aandacht van het publiek te trekken (5 van 8)

A

Een bedankje uit respect voor het publiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Acht manieren om de aandacht van het publiek te trekken (6 van 8)

A

Een provocerende opmerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Acht manieren om de aandacht van het publiek te trekken (7 van 8)

A

Beginnen met een visionaire zin of kernboodschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Acht manieren om de aandacht van het publiek te trekken (8 van 8)

A

Een citaat gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Alliteratie

A

Dezelfde klank wordt aan het begin van meerdere woorden gebruikt (hup holland hup)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Anafoor

A

Het begin van de zin wordt in opeenvolgende zinnen herhaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Antithese

A

Het tegenover elkaar plaatsen van tegenstellingen op het gebied van taal of gedacht (een kleine stap voor mij, een grote stap voor de mensheid)

21
Q

Chiasme

A

Kruisstelling (vraag niet wat je land voor jouw kan doen, vraag je af wat jij voor het land kan doen)

22
Q

Drieslag

A

Aaneenrijging van drie onderdelen die ritmisch klinken en blijven hangen (voor onze klanten zijn wij een betrouwbare, een sterke, een geïnteresseerde partner)

23
Q

Epifoor

A

Het eind van een zin wordt in de volgende zinsdelen herhaald (wij kennen onze klanten, wij respecteren onze klanten, wij managen onze klanten)

24
Q

Metafoor

A

Beeldspraak gebaseerd op een vergelijking (dat is voor ons geen fraai uithangbord)

25
Q

Parallellisme

A

Gelijksoortige opbouwende zinnen (concurrenten die niet willen wijken, klanten die niet willen kopen)

26
Q

Retorische vraag

A

Schijnvraag

27
Q

Vergelijking

A

Een vorm van beeldspraak waarbij een zaak of begrip met iets anders in verband wordt gebracht.

28
Q

KISS-principe

A

Keep it short and simple.

29
Q

Tien voordelen van storytelling (1 van 10)

A

Overtuigen; een verhaal zorgt voor overtuiging van het publiek over het onderwerp

30
Q

Tien voordelen van storytelling (2 van 10)

A

Eenvoud; een verhaal kan dienen als illustratie voor moeilijkere onderwerpen

31
Q

Tien voordelen van storytelling (3 van 10)

A

Dynamiek

32
Q

Tien voordelen van storytelling (4 van 10)

A

Verandering; een verhaal kan oproepen tot verandering in het eigen gedrag

33
Q

Tien voordelen van storytelling (5 van 10)

A

Persoonlijk; een persoonlijk verhaal maakt dat u als persoon zichtbaar wordt.

34
Q

Tien voordelen van storytelling (6 van 10)

A

Ordening; zorgt voor ordening van gebeurtenissen en zet deze in een kader

35
Q

Tien voordelen van storytelling (7 van 10)

A

Verbinding; een verhaal verbind mensen met elkaar, schept een band

36
Q

Tien voordelen van storytelling (8 van 10)

A

Betekenis; verhalen vertellen het waarom, geven betekenissen aan gebeurtenissen

37
Q

Tien voordelen van storytelling (9 van 10)

A

Beleving; mensen worden aangesproken en geraakt

38
Q

Tien voordelen van storytelling (10 van 10)

A

Sturing; verhalen bieden houvast en geven richting in onzekere tijden

39
Q

Drie voorwaarden van een verhaal

A

Relevantie, aandacht en bondigheid

40
Q

Kleine anekdote

A

Richt de schijnwerper op uzelf of op een bepaald onderwerpp

41
Q

Succes story

A

Verteld hoe het allemaal begon en hoe het een succes werd.

42
Q

Avonturenverhaal

A

Verteld een spectactulaire, onwaarschijnlijke gebeurtenis die uiteindelijk tot een goed einde kwam

43
Q

Epos

A

Verteld hoe ondanks allerlei tegenslagen uiteindelijk toch een heldendaad werd verricht

44
Q

Presenteren in een collectivischtische cultuur

A

Formeel. Zal proberen zijn kennis en kunde naar voren te brengen en zijn gezagspositie te bevestigen.

45
Q

Presenteren in een individualistische cultuur

A

Informeel. Heeft de voorkeur aan een interactieve, participerende benadering.

46
Q

Taak versus relatie in collectivistische culturen

A

Het relationele aspect is veel belangrijker als de taak

47
Q

Taak versus relatie in individualistische culturen

A

Vooral gericht op de inhoud van de presentatie.

48
Q

Tijdbeleving in de collectivistische cultuur

A

Tijdstip en locatie zijn tot het laatste moment nog aan wijzigingen onderhevig.

49
Q

Tijdbeleving in de individualistische cultuur

A

Goede voorbereiding en duidelijke planning.