Effectief Communiceren Deel 2 - Hoofdstuk 16 Flashcards
Communicatie is een uitwisseling
Dit houdt in dat er twee richtingen zijn.
Van al dan niet symbolische informatie
Dit geeft aan dat er een feitelijke of symbolische uitwisseling plaatsvindt.
Die plaatsvindt tussen (minstens) twee mensen
Er zijn tenminste twee mensen nodig om van communicatie te kunnen spreken. Deze mensen moeten zich ook bewust zijn van elkaars aanwezigheid.
Onmiddelijk of gemedieerd
Onmiddelijk staat hier voor face-to-face communicatie. Gemedieerd wil zeggen dat het om een indirecte vorm van communicatie gaat, via een medium
Deels bewust, deels onbewust
Bewuste informatie is datgene dat u kiest om te delen met de ander. Onbewuste informatie is alles wat u meestuurt in uw boodschap zonder dat u dat zelf in de gaten hebt.
Ontvangen
Het gaat hier over de manier waarop de informatie bij u binnenkomt en hoe u de tekens in de boodschap ‘uitpakt’. Ervaring en herkenning spelen hierbij een belangrijke rol.
Geïnterpreteerd
Na het decoderen van de booschap volgt vrijwel onmiddelijk de interpretatie; in deze fase geeft de ontvanger een specifieke betekenis aan de boodschap.
Verloop van het communicatieproces
Iemand, de zender, brengt informatie over, de boodschap, die bij iemand aankomt, de ontvanger.
Wat doet een zender?
Een zender vertaalt gedachten of gevoelens in signalen en zendt die uit.
Twee niveaus van de boodschap
Inhoudsniveau en betrekkingsniveau.
Inhoudsniveau
Dit is de concrete, letterlijke betekenis van de informatie in de boodschap.
Betrekkingsniveau
Dit gaat over hoe de boodschap moet worden opgevat. U bent dan opzoek naar de bedoeling achter een vraag of mededeling.
Kanaal
Dit is het medium dat wordt gebruikt om de boodschap over te brengen.
Drie soorten kanalen.
Zintuigelijke, mechanische en elektronische kanelen.
Zintuigelijke kanalen
Het zicht, het gehoor, etc.
Mechanische kanalen
Bijvoorbeeld papier.
Elektronische kanalen
Zoals radio en televisie, telefoon en computer.
Coderen
Is een activiteit van de zender, die gedachten omzet in woorden en non-verbale elementen.
Decoderen
Woorden en non-verbale elementen van de zender omzetten in gedachten.
Ruis
Factoren in de omgeving die het comminicatieproces verstoren.
Twee groeperingen van ruis
Interne en externe ruis.
Eén soort externe ruis
Fysieke ruis.
Drie soorten interne ruis
Psychologische ruis, culturele ruis en semantische ruis.
Fysieke ruis
Bestaat uit storende elementen uit de omgeving of in het communicatiekanaal zelf.
Psychologische ruis
Storende factoren in de mens zelf (zender of ontvanger), zoals emoties, concentratie en motivatie.
Culturele ruis
Ruis die ontstaat door verschillen in de culturele achtergrond van de (gespreks)partners.
Semantische ruis
Als er woorden worden gebruikt die niet worden begrepen of verkeerd worden geïnterpreteerd.
Semantiek
De leer van de woordbetekenis.
Drie manieren van feedback
Samenvatten, aanmoedigen en herhalen.
Twee aspecten die meespelen in het communicatieproces
Kader en dynamiek