Distinguish between binocular and monocular depth cues./ Describe depth perception, size perception, and motion perception Flashcards
leerdoel hoofdstuk 5
Wat zijn binoculaire diepteaanwijzingen en hoe dragen ze bij aan diepteperceptie?
Binoculaire diepteaanwijzingen zijn aanwijzingen die beschikbaar zijn wanneer beide ogen samen worden gebruikt. Ze bieden interne aanwijzingen over de afstand van objecten, zoals binoculaire dispariteit en convergentie.
Wat zijn monoculaire diepteaanwijzingen en hoe worden ze gebruikt?
Monoculaire diepteaanwijzingen zijn beschikbaar met slechts één oog en bieden organisatorische informatie die gebruikt kan worden om diepte af te leiden. Voorbeelden zijn occlusie, relatieve grootte, bekende grootte, lineair perspectief, textuurgradiënt en positie ten opzichte van de horizon.
Hoe helpt diepteperceptie ons om een driedimensionale wereld te begrijpen?
Diepteperceptie stelt ons in staat om diepte en afstand in een tweedimensionaal beeld te interpreteren, waardoor we een driedimensionale wereld kunnen waarnemen en navigeren.
Hoe wordt grootteperceptie beïnvloed door afstand en diepteaanwijzingen?
De grootte van een object’s retinale beeld hangt af van de afstand van het object tot de waarnemer. Hoe verder weg het object, hoe kleiner het retinale beeld. Om de werkelijke grootte van een object te bepalen, gebruikt het visuele systeem diepte-informatie.
Hoe wordt bewegingsperceptie waargenomen door de hersenen?
Bewegingsperceptie maakt gebruik van verschillende aanwijzingen zoals de relatieve beweging van visuele informatie. Gespecialiseerde neuronen in secundaire visuele gebieden van de hersenen reageren op de oriëntatie van beweging, en bewegingsnabeelden bieden bewijs dat bewegingsgevoelige neuronen in de hersenen bestaan.
Wat zijn de effecten van hersenletsel op bewegingsperceptie?
Beschadiging van bepaalde hersengebieden, zoals die welke kritisch zijn voor bewegingsperceptie, kan leiden tot unieke tekorten zoals het niet kunnen waarnemen van continue beweging, zoals getoond in het geval van M.P.
Hoe beïnvloedt de afstand van een object de grootte van het retinale beeld dat het projecteert?
Hoe verder het object van de kijker verwijderd is, hoe kleiner het retinale beeld wordt.