describe different methods of assessing brain function and activity Flashcards

hoofdstuk 3 leerdoel

1
Q

wat is phrenology?

A

Franz Gall en Johann Spurzheim onderzochten in de vroege negentiende eeuw de effecten van mentale activiteit op de hersenanatomie. Phrenologie stelde dat overmatig gebruik van een bepaalde mentale functie zou leiden tot groei in het bijbehorende hersengebied, wat resulteerde in bobbels op de schedel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

wat is de brain lesion methodology?

A

Studie van gedragsstoornissen bij patiënten met hersenletsel geeft inzicht in hersenfunctie. Paul Broca, in 1861, linkte hersenstructuur aan functie door autopsie na de dood van een patiënt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is elektro-encefalografie (EEG)?

A

Elektroden op de schedel meten elektrische activiteit van de hersenen. Nuttig om verschillende EEG-patronen te identificeren die overeenkomen met verschillende gedragsstaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is event-related potential (ERP)?

A

Uitvoeren van vele proevende de EEG met een enkel individu en gemiddelden berekenen.
Onthult patronen geassocieerd met specifieke gebeurtenissen en geeft informatie over de snelheid en timing van hersenprocessen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is positron emissie tomografie (PET)?

A

Meet actieve hersengebieden door een radioactieve stof in te spuiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is functionele magnetische resonantie imaging (FMRI)?

A

Maakt gebruik van de bloedstroom om de werkende hersenen in kaart te brengen, meet veranderingen in zuurstofniveaus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat transcraniele magnetische stimulatie (TMS)

A

Gebruikt een sterke magnetische veld om tijdelijk neurale activiteit in een specifiek hersengebied te verstoren, vooral handig in combinatie met functionele beeldvorming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

beperkingen van functionele beeldvorming?

A

Bevindingen zijn correlatief; we weten welke hersengebieden actief zijn, maar niet of ze noodzakelijk zijn voor een taak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe verschillen PET en fMRI van EEG wat betreft de hersenactiviteit die ze meten?

A

EEG geeft informatie over wanneer een hersenreactie plaatsvindt. Daarentegen geven fMRI en PET informatie over waar een reactie plaatsvindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly