Disability 2 Flashcards

1
Q

Disability 2 (BIJ bewustzijn) protocol

A
  1. Voer FAST test uit
  2. Heb je een vermoeden van een beroerte –> zo ja? bel 112
  3. Is het slachtoffer bewusteloos geweest –> zo ja? overweeg syncope en epilepsie
  4. overweeg diabetes mellitus, warmte koudeletsels, intoxicaties –> zo ja? ga naar subprotocol
  5. Ga naar exposure
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar staat FAST voor

A

Face
Arms
Speech
Time

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Face - gezicht test

A

Vraag het slachtoffer de tanden te laten zien.
Let op of de mond scheef staat en een mondhoek naar beneden hangt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Arms - armen test

A

Vraag het slachtoffer om beide armen tegelijkertijd horizontaal naar voren te strekken, de ogen te luiten en de handpalmen naar boven te draaien.
Let op of een arm wegzakt of rondzwalkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Speech - spraak test

A

Vraag of er veranderingen zijn in het spreken.
Let op veranderingen in het spreken: onduidelijk spreken of niet meer uit de woorden kunnen komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Time - tijd test

A

Vraag hoe laat de klachten zijn begonnen
Noteer de tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bij hoeveel niet uitgevoerde opdrachten van de FAST test is een beroerte waarschijnlijk?

A

1 van de drie (Face, Arm of Speech)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke aandoeningen gaan gepaard met bewustzijnsveranderingen?

A

Sommige Ezels Doen Wel Iets
Syncope
Epilepsie
Diabetes Mellitus
Warmte-/koude-letsel
Intoxicaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Definitie cerebrovasculair accident (CVA)

A

Beroerte
Een plotselinge verstoring van de hersendoorbloeding (door een hersenbloeding of -infarct) met een gestoorde hersenfunctie tot gevolg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waaronder kunnen beroertes onder verdeeld worden? En hoe groot is de kans op elk onderdeel?

A

Herseninfarcten 80%
hersenbloedingen 20%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Epidemiologie beroerte

A

65 jaar en ouder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Pathofysiologie herseninfarct

A

Er is door afsluiting van een slagader een verminderde aanvoer van zuurstofrijk bloed naar een specifiek deel van de hersenen.
Meestal door stolselvorming.
Door zuurstoftekort in de hersenen ontstaan uitvalsverschijnselen.
Als er niet wordt ingegrepen breedt het geinfarcte gebied zich uit en treedt er zwelling (oedeem) op, waardoor druk in de hersenen toeneemt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat kan een stolselvorming veroorzaken?

A

een hartritmestoornis –> boezemfibrilleren
aderverkalking in de halsslagaders –> atherosclerose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Voorkomen schade herseninfarct

A

Intraveneuze trombolyse
intra-arterieel behandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer wordt intraveneuze trombolyse toegepast

A

bij acuut herseninfarct bij wie neurologische uitvalsverschijnselen korter dan 4,5 uur bestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer wordt intra-arterieel behandeling toegepast?

A

Bij uitvalsverschijnselen korter dan 6 uur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wanneer is een beroerte acuut?

A

Wanneer die korter dan 24 uur bestaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Definitie hersenbloeding (intracerebrale bloeding)

A

plotselinge en spontaan optredende bloedophoping in of rond de hersenen door schade aan een bloedvat
Een intracerebrale bloeding is een bloeding in het parenchym van de hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Door wat ontstaan uitvalsverschijnselen bij intracerebrale bloeding

A

verhoogde hersendruk (intracraniële druk) ten gevolge van oedeemvorming en massawerking van bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn oorzaken van een hersenbloeding

A

hoge bloeddruk (hypertensie)
stollingsstoornissen
gebruik van antistollingsmiddelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Definitie transiëntie ischemische aanval (TIA)

A

Voorbijgaande ischemie van de hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wanneer zijn de uitvalsverschijnselen bij een TIA meestal verdwenen?

A

Binnen 24 uur
Meestal duren ze een halfuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Epidemiologie herseninfarct

A

TIA in de voorgeschiedenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Kan het onderscheid tussen een CVA en een TIA op straat worden gemaakt?

A

Nee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

symptomen die vaker voorkomen bij hersenbloedingen (cerebrovasculaire accidenten

A
  • Nekstijfheid
  • Bewustzijnsstoornissen
  • Braken
  • hoofdpijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Symptomen cerebrovasculaire accidenten

A

-neurologische uitvalsverschijnselen van lokalisatie van bloeding of infarct
- bewustzijnsstoornissen
- halfzijdig verlamming van een lichaamshelft (of deel daarvan) (hemiparese)
- gezichtsvelduitval
- dwangstand van het hoofd en/of de ogen
- onduidelijk spreken of niet meer op woorden kunnen komen (afasie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Bijkomende symptomen cerebrovasculaire accidenten

A
  • hevige draaiduizeligheid
  • coördinatie en/of evenwichtsstoornissen
  • dubbelzien
  • wazig zien
  • gehele of gedeeltelijke blindheid van 1 oog
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Handelen cerebrovasculaire accidenten

A
  • Bel 112 vermoeden beroerte (na FAST-test)
  • Blijf met het slachtoffer praten
  • Stel slachtoffer gerust
  • Vraag (indien mogelijk) de SAMPLE
  • Probeer erachter te komen of het slachtoffer antistollingsmiddelen of medicatie voor bloeddruk gebruikt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat doe je als het slachtoffer en/of de omstanders aangeven dat de beroerte lijkende klachten kortdurig zijn geweest

A

Bel huisarts of spoedpost van huisartsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Definitie subarachnoïdale bloeding (SAB)

A

zeldzame vorm van een beroerte
bloeding in de subarachnoïdale ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Tussen welke twee subarachnoïdale bloedingen wordt onderscheid gemaakt?

A

traumatische- en niet-traumatische SAB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Waardoor ontstaat een traumatische SAB

A
  • hoofd-/hersenletsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Waardoor ontstaat een niet-traumatische SAB

A
  • scheur (ruptuur) van een aneurysma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Epidemiologie subarachnoïdale bleoding

A

mensen tussen 40 en 60 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wanneer ontstaan de symptomen bij subarachnoïdale bloeding?

A

meestal binnen een fractie van een seconde of binnen enkele seconden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Symptomen subarachnoïdale bloeding?

A
  • zeer hevige hoofdpijn (donderslag hoofdpijn)
  • misselijkheid en braken
  • het voelt alsof er iets is geknapt in het hoofd
  • slachtoffer kan bewusteloos raken door de massawerking van de bleoding
  • er kan een hartstilstand optreden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Handelen subarachnoïdale bloeding

A
  1. Bel 112 bij vermoeden van een beroerte
  2. Blijf met het slachtoffer praten
  3. stel het slachtoffer gerust
  4. vraag (indien mogelijk) de SAMPLE
  5. probeer erachter te komen of het slachtoffer antistollingsmiddelen of medicatie voor bloeddruk gebruikt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Definitie Syncope

A

kortdurend bewustzijnsverlies
wordt niet veroorzaakt door een uitwendige oorzaak (bv trauma) en kan snel en spontaan overgaan zonder blijvende gevolgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Synonymen syncope

A
  • flauwvallen
  • black-out
  • wegraking
  • collaps
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Pathofysiologie syncope

A
  • tijdelijk verminderde perfusie van de hersenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Hoe wordt normaal de perfusie van de hersenen in stand gehouden?

A

Elke bloeddrukdaling leidt tot actie van de baroreceptorreflex –> hierdoor stijgt de hartfrequentie (10 slagen per minuut hoger) –> stijgt de bloeddruk (10 mmHg hoger)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wanneer treedt orthostatische syncope op?

A

Binnen hele seconden na het opstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Factoren die orthostatische syncope bevorderen

A

-acuut bloedverlies (hypovolemie)
- bloedarmoede (anemie)
- na eten van een maaltijd (postprandiaal)
- medicatie
- staken van lichamelijke inspanning
- ziekte van parkinson
- diabetes mellitus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wanneer treedt vasovagale syncope op

A

bij hevige emoties en/of pijn door activatie van het autonome zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Factoren die vasovagale syncope bevorderen

A
  • lang staan
  • medicatie
  • verminderde weerstand
  • alcoholgebruik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Wanneer treedt een situationele syncope op?

A

door een specifieke prikkel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Welke factoren bevorderen een situationele syncope?

A
  • mictie
  • slikken
  • defecatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Wanneer ontstaat een sinusscaroticussyncope?

A

voor bij ouderen waarbij de sinus caroticus overgevoelig is geworden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Welke factoren bevorderen sinusscaroticussyncope?

A
  • draaien van de hals of druk hierop (door scheren of strakke kraag)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Symptomen dreigende syncope (zonder weglating)

A
  • prodromen
    –> bleekheid, zweten en misselijkheid
  • licht gevoel in het hoofd
  • gevoel van slapte
  • duizeligheid
  • zwart worden voor de ogen
  • geeuwen
  • hartkloppingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Voelen slachtoffers een syncope aankomen

A

Ja

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Symptomen syncope (met wegraking)

A
  • bewusteloosheid
  • slachtoffer zakt slap in elkaar
  • slachtoffer valt stijf om
  • niet-symmetrische schokken van armen en benen
  • incontinentie
  • slachtoffer reageert op voorzichtig schudden aan schouder, maar niet op aanspreken
  • herstel van bewustzijn treedt snel op zonder aanhoudende verwardheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Pathofysiologie differentiele diagnose syncope (cardiaal)

A

een ritmestoornis ((supra) ventriculaire tachycardie of bradycardie) kan syncope veroorzaken
hartminuutvolume daalt door wegvallen van de pompfunctie van het hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Symptomen differentieel diagnose syncope (epilepsie)

A

vocaal naar bilateraal tonisch calorische epileptische aanval wordt gekenmerkt door
-symmetrische schokken van armen en benen
- (laterale) tongbeet
- urine-incontinentie
- achteraf verward

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Differentieel diagnose syncope (metabool)

A

een hypoglykemie kan bij medicamenteus behandelde diabetes mellitus een weglating veroorzaken
vaak langduriger bewustzijnsverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Symptomen differentiele diagnose syncope (cardiaal)

A

slachtoffer kan een drukkend gevoel op de borst hebben en kortademig zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Kenmerken differentieel diagnose (warmtecollaps)

A

rode, warme huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Differentieel diagnose syncope (psychogene of spychiatrische aandoening

A

bij paniekaanvallen met hyperventilatie kan bewustzijnsverlies optreden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Uitlokkende factoren breath holding spells (BHS)

A

boosheid en frustratie
(het is self-limiting)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Symptomen breath holding spells (BHS)

A

perioden waarin een klein kind niet ademt
- wordt blauw
- verliest bewustzijn ( enkele seconden tot langer dan een minuut)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Handelen voorkomen syncope liggend slachtoffer

A
  • laat het slachtoffer 10 minuten op de grond liggen en til de benen op (30 tot 60 graden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

hoe kun je een syncope voorkomen

A

door de perfusie van de hersenen te stimuleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Handelen voorkomen syncope staand slachtoffer

A

laat slachtoffer de benen kruisen en de bovenste beenspieren aanspannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Handelen voorkomen syncope zittend slachtoffer

A

laat het slachtoffer zitten met het hoofd tussen die knieën
- laat het slachtoffer het hoofd omhoog brengen tegen geboden weerstand
(doe dit niet bij verdenking op hoofd-/hersenletsel of een hersenbloeding)

64
Q

Wat doe je als het slachtoffer niet opknapt na een syncope

A

Bel de huisarts of spoedpost

65
Q

Handelen syncope (met wegraking)

A
  • begeleid slachtoffer zo veel mogelijk naar de grond
  • Als het slachtoffer niet binnen 2 minuten opknapt, bij kinderen van 6 of jonger en slachtoffers ouder dan 40 –> bel 112
66
Q

Definitie epilepsie

A

Plotseling optredende, abnormale, voorbijgaande motorische, sensibele of sensorische verschijnselen of gedragsveranderingen die al dan niet gepaard gaan met een verandering van het bewustzijn

67
Q

Pathofysiologie epilepsie

A

overmatige synchrone ontlading van hersencellen

68
Q

pathofysiologie focale aanval epilepsie

A

overmatige synchrone ontlading die zich beperkt tot 1 hersengebied/hersenhelft

69
Q

pathofysiologie bilateraal tonisch clonische aanval epilepsie

A

overmatige synchrone ontlading ontstaat centraal in de hersenen waardoor de hersenschors (cortex) direct als geheel wordt gesynchroniseerd

70
Q

Pathofysiologie focaal naar bilateraal tonisch clonische aanval epilepsie

A

overmatige synchrone ontlading breidt zich uit over de gehele hersenschors (cortex)

71
Q

Symptomen focaal naar bilateraal tonisch clonische aanval epilepsie

A
  • acuut begin met verkramping van armen en benen (tonus)
  • symmetrische schokken van armen en benen (clonus)
  • aan het begin geeft slachtoffer een gil door samentrekking van spieren
    –> kan op tong gebeten worden (laterale tongbeet)
    –> schuim of bloeding rond de mond
  • urine incontenticentie
  • rood- en blauwverkleuring van de huid
  • tijdens aanval bewusteloos
    -slachtoffer reageert niet op aanspreken of aanraken
  • duurt meestal korter dan twee minuten
  • gevolgd door postictale fase m
  • langzaam herstel van bewustzijn
72
Q

Wanneer is er sprake van een status epilepticus

A
  • slachtoffer na epileptische aanval niet binnen 15 minuten bij bewustzijn
  • epileptische aanval niet binnen 5 minuten stopt
  • epileptische aavallen elkaar opvolgen
73
Q

Hoe kan een langdurige aanval een verstoring in vitale functies veroorzaken?

A

Door het samentrekken van de kaak en ademhalingsspieren is de luchtweg belemmerd

74
Q

symptomen differentieel diagnose epilepsie (cardiaal)

A

stuiptrekkingen kunnen voorkomen bij een beginnende circulatiestilstand

75
Q

symptomen differentieel diagnose epilepsie (syncope)

A
  • slahcrotffer zakt slap of stijf om
  • niet-symmetrische schokken van armen en benen
  • incontinentie
  • herstel van bewustzijn trededt meestal snel op zonder aanhoudende verwarring
76
Q

Handelen epilepsie

A
  • bel 112 voor een bilateraal tonisch clonische aanval en status epilepticus
  • zorg ervoor dat het slachtoffer zichzelf niet beweert door trekkingen (bescherm hoofd, haal scherpe voorwerpen weg, maak strakke kleding los)
  • controleer vitale functies na de epileptische aanval
  • wees bedacht op traumatisch letsel
  • volg bij bewusteloosheid na aanval ABCDE
  • leg het slachtoffer in stabiele zijligging (niet bij nek-/wervelletsel) als aanval is gestopt
  • registreer duur en verloop van aanval
  • vraag aan familie/vriednen of slachtoffer bekend is met epilepsie, hoe aanvallen normaalgesproken verlopen en of slachtoffer medicatie (midazolam) bij zich heeft
  • onderzoek of het slachtoffer letsel heeft opgelopen
  • adviseer om huisarts te bellen wanneer iemand voor het eerst een focale aanval heeft gehad
77
Q

Protool epilepsie

A
  1. zorg ervoor dat het slachtoffer zich niet bezeert
  2. bilateraal tonisch cloniche aanval/status epilepticus
    –> zo ja? bel 112
  3. leg slachoffer in stabiele zijligging
  4. ga naar exposure
78
Q

Definitie koortsstuip (epilepsie)

A

koortsstuip (koortsconvulsie) is een optredende aanval bij onderliggende infectie

79
Q

Epidemiologie koortsstuip (epilepsie)

A
  • ## kinderen tussen 6 maanden en 6 jaar
80
Q

Symptomen koortsstuip (epilepsie)

A
  • bewustzijnsverlies
  • motorische verschijnselen
  • lijkt op bilateraal tonisch clonische aanval
81
Q

Handelen koortsstuip (epilepsie_

A
  • haal warme dekens of dikke jassen weg
  • handel verder volgens protocol epilepsie
82
Q

Definitie diabetes mellitus (suikerziekte)

A

de glucoseconcentratie in het bloed is verstoord door een absoluut of relatief tekort aan insuline
- hypo of hyperglykemie kan ontstaan

83
Q

Pathofysiologie DM1

A

de alvleesklier maakt geen insuline aan (insulinedeficiëntie)
het eigen afweersysteem vernietigd de inculineproducerende cellen (auto-immuunziekte
- er ontstaat een absoluut tekort
- bij gebrek aan insuline is het lichaam niet in staat glucose als brandstof voor cellen te gebruiken
- insulinetekort resulteert in een te hoge glucoseconcentratie in het bloed

84
Q

behandeling DM1

A

insuline

85
Q

pathofysiologie DM2

A
  • verminderde gevoeligheid voor insuline in lever-, spier- en vetweefsel (insulineresistentie) en werking van de insulineproducerende cellen in de alvleesklier
  • ontwikkeling van DM2 door lichaamsgewcith
86
Q

Wanneer is er sprake van een hypoglykemie

A

Bij een glucoseconcentratie van < 3,5 mmol/L (random meting

87
Q

Oorzaken van een hypoglykemie bij diabetes mellitus

A
  • te weinig gegeten
  • toegenomen behoefte aan glucose van het lichaam (door lichamelijke inspanning of onderliggende ziekte0
  • geneesmiddelen
  • te veel gespoten insuline
88
Q

Hoe snel ontstaat een hypoglykemie

A

In korte tijd (minuten tot uren)

89
Q

Ontstaan hypoglykemie

A
  • glucosetekort in hersenen
90
Q

symptomen hypoglykemie

A
  • honger
  • geeuwen
  • zwak
  • duizelig
  • trillerig
  • bleke bezweten klamme huid
  • verhoogde hartfrequentie (krachtige pols)
  • hoofdpijn
    Bij toename hypoglykemie
  • ongecoordineerd
  • verward
  • onrustig gedrag (dronkenschap)
    ernstige hypoglykemie
  • daling bewustzijn
  • coma
  • na coma neurologische restverschijnselen afhankelijk van de duur
91
Q

Handelen hypoglykemie bij bewustzijn

A
  • laat slachtoffer zelf bloedsuiker bepalen
  • geef slachtoffer bij bewustzijn snelwerkende koolhydraten
  • geef slachtoffer langzame koolhydraten
  • bel huisart os spoedpost als slachtoffer zwak of suf wordt
92
Q

Handelen hypoglykemie buiten bewustzijn

A

Bel 112
- leg in stabiele zijligging (niet bij verdenking op nek-/wervelletsel)
- dien glucagon toe via injectie in spier of psray in de neus

93
Q

Wanneer is er sprake van een hyperglykemie

A

Bij een glucoseconcentratie van > 7,0 mmol/L (nuchtere meting) en bij >11,0 mmol/L (niet-nuchtere meting)

94
Q

Welke slachtoffers zullen zich vooral presenteren met klachten van DM

A
  • slachtoffers die niet gediagnosticeerd zijn met DM
  • slachtoffers waarbij DM ontregeld is (door onderliggende ziekte of therapie-ontrouw)
95
Q

Wanneer ontstaat hyperglykemie

A

in lange tijd (enkele dagen tot weken)

96
Q

Symptomen hyperglykemie

A

veel plassen (polyurie)
- veel drinken (polydipsie)
- misselijkheid
- braken
- moeheid
- weke pols door dehydratie bij onvoldoende cohtinname

ernstige hyperglykemie
- bewustzijn dalen
- uiteindelijk coma
-

97
Q

Waardoor ruikt het lichaam naar aceton bij een coma door hyperglykemie

A
  • door tekort aan glucose in de cellen worden vetten afgebroken om het lichaam van brandstof te voorzien
  • zure betonlichamen worden gevormd
  • keto-acidose kan ontstaan
  • lichaam probeert acidose te compenseren door CO2 uit te ademen
  • Er ontstaat een Kussmaul ademhaling (snelle en/of diepe ademhaling)
    -adem ruikt naar aceton (door gevormde ketonlichamen)
98
Q

Handelen hyperglykemie bij bewustzijn

A
  • laat slachtoffer bloedsuiker bepalen
  • laat slachtoffer insuline spuiten
  • bel huisarts of huisartsen spoedpost als slachtoffer zwak of suf wordt, moeilijk ademt (snel en/of diep) of steeds braakt
99
Q

Handelen hyperglykemie buiten bewustzijn

A
  • bel 112
  • volg ABCDE
  • leg slachtoffer in stabiele zijligging (niet bij nek-/wervelletsel)
100
Q

Wat zijn de twee soorten warmte-/koudeletsels

A
  1. onderkoeling (hypothermie)
  2. oververhitting (hyperthermie)
101
Q

Wat zijn de mechanismen om warmte te verliezen

A
  • Vasodialatie (verwijding bloedvaten
  • zweetsecretie verhogen
102
Q

Warmteverlies tegengaan

A
  • vernauwing bloedvaten in huid (vasoconstrictie)
  • spieractiviteit (trillen en klappertanden
103
Q

Epidemiologie warmte-letsel

A
  • kinderen
  • sporters
  • ouderen
  • chronische ziekte
104
Q

Lichaamstemperatuur bij hitte collaps en inspanningsgeassocieerde collaps

A

normaal - licht verhoogd (<38)

105
Q

Symptomen hitte collaps en inspanningsgeassocieerde collaps

A
  • duizeligheid
  • spierzwakte
  • onvermogen om te staan
  • wegraking
106
Q

kenmerken hitte collaps en inspanningsgeassocieerde collaps

A

snel herstel bij liggen

107
Q

lichaamstemperatuur hitte uitputting

A

normaal - 40

108
Q

symptomen hitte uitputting

A
  • duizelig
  • zwak
  • moe
  • spierkramp
  • misselijkheid
  • braken
  • hoofdpijn
  • rood, zwetende klamme huid
  • onvermogen te lopen en te staan
109
Q

kenmerken hitte uitputting

A

normale mentale status

110
Q

lichaamstemperatuur hitte beroerte

A

> 40

111
Q

symptomen hitte beroerte

A

onwelwording (soms voorafgegaan aan hitte uitputting)
- warm aanvoelen
- bezweet
- tachycardie
- tachypnoe
- shock

112
Q

Kenmerken hitte beroerte

A

veranderd bewustzijn

113
Q

Definitie hitte collaps

A

kortdurend bewustzijnsverlies ten gevolge van het onvermogen warmte te verliezen
–> door kleding in combinatie met lang staan
–> gaan staan na langdurig zitten

114
Q

pathofysiologie hitte collaps

A
  • Vaatbed in de huid en spieren wordt vergroot met als doel warmte kwijt te raken
  • met als gevolg verminderde perfusie van hersenen
  • leidt tot bewustzijnsverlies
115
Q

Definitie inspanningsgeassocieerde collaps

A
  • niet meer kunnen staan of lopen door duizeligheid of bewustzijnsverlies ten gevolge van sporten in een hete omgeving
    –> meestal na geleverde inspanning (na finish)
116
Q

Handelen hitte- en inspanningsgeassocieerde collaps

A
  • Breng naar koele omgeving
  • stimuleer perfusie van hersenen
    –> liggend: laat slachtoffer 10 minuten op de grond liggen en til de benen op (30-60 graden)
    –> zittend: laat het slachtoffer zitten met het hoofd tussen de knieën. Laat slachtoffer het hoofd omhoog brengen tegen geboden weerstand.
117
Q

Handelen bij hitte- en inspanningsgeassocieerde collaps met wegraking

A

bel 112
- laats slachtoffer op grond liggen en til benen op (30-60 graden)
- laat slachtoffer zelfstandig water drinken

118
Q

Definitie hitte uitputting

A

onvermogen om adequate inspanning te leveren ten gevolge van een periode met zware inspanning in htte

119
Q

Handelen hitte uitputting

A
  • laat inspanning staken
  • zorg voor koele omgeving
  • laat slachtoffer overtollige kleding uittrekken
    0 geef sportdrank/oral rehydration solution
  • plaats slachtoffer met voeten in teiltje met koud water
    0 zorg voor schaduw
    –> (reddings)deken boven slachtoffer houden ( niet op het slachtoffer)
120
Q

Definitie hitte beroerte

A
  • meest gevaarlijke warmte-letsel
  • gevolg van (extreme) inspanning waarbij er meer lichaamswarmte wordt geproduceerd dan kan worden kwijtgeraakt. Door hoge temperatuur ontstaat een cascade van hitte gerelateerde reacties met uiteindelijk een systemische inflammatie reactie met orgaanschade.
121
Q

Hoe klein wordt de kans op overlijden bij het vroegtijdig herkennen van hitte beroerte

A

minder dan 5%

122
Q

Twee criteria van hitte beroerte

A
  1. kerntemperatuur van 40 graden
  2. centraal zenuwstelsel dysfunctie
    –> verminderd of veranderd bewustzijn
    –> dysfunctie (desoriëntatie, hoofdpijn, inadequaat gedrag, agitatie, emotionele instabiliteit, verwardheid, verminderd bewustzijn, bewustzijnsverlies, insulten)
123
Q

Handleen hitte beroerte bij bewustzijn

A
  • bel 112
  • laat inspanning staken
  • laat slachtoffer liggen
  • koel door doeken gedrenkt in water met ijs (vervang elke 2 minuten)
  • coldpacks
    –> hals, oksels, liezen en evt knieholtes
  • koud water uit douchekop of gieter
  • ventilator op natte huid
124
Q

Handelen hitte beroerte buiten bewustzijn

A
  • bel 112
  • Volge ABCDE
125
Q

Definitie hypothermie

A

kerntemperatuur van het lichaam van 35 graden of lager

126
Q

Symptomen hypothermie

A
  • oncontroleerbaar trillen
  • klappertanden
  • koude, bleke en droge huid
  • blauwe lippen, oren, vingers en tenen
  • ## Foetushouding
127
Q

Symptomen ernstige hypothermie

A
  • verward
    0 sufheid
  • geheugenverlies
  • vermoeidheid
  • verlies bewustzijn
  • kamerfibrilleren (ventrikelfibrilleren (VF) of hartstilstand)
128
Q

Handelen hypothermie Bij bewustzijn

A
  • Warme omgeving
  • voorkom afkoeling
  • verwijder natte kleding
  • wikkel slachtoffer in (redding)dekens
  • -> ook over hoofd
  • ## geef geen eten of drinken als slachtoffer suf wordt
129
Q

Handelen hypothermie buiten bewustzijn

A

Bel 112
- volg ABCDE

130
Q

Definitie intoxicatie

A

vergiftiging die ontstaat door een te grote hoeveelheid van bepaalde verbinding in het lichaam
- intoxicatie kan door elke stof worden veroorzaakt

131
Q

Verschillende blootstellingsroutes

A
  • via ingestie: inname mond
  • via inhalatie: inademing
  • via bloed: intraveneus
  • oogcontact
  • huidcontact
132
Q

Handelen intoxicatie via maag-darmkanaal

A
  • volgens gebruiksaanwijzing of veiligheidsinformatielabel van gevaarlijke stof
  • bel 112 bij bewusteloosheid, benauwdheid en suf worden of (knoopcel) batterij binnenkrijgen
  • in overige gevallen bel je de huisarts of spoedpost
133
Q

Handelen irriterende of etsende stoffen (branderig gevoel of pijn)

A
  • laat slachtoffer mond spoelen met water en dit uitspugen
    0 laat slachtoffer niet braken om aspiratie en herhaald contact met slijmvliezen te voorkomen
134
Q

Handelen andere stoffen intoxicatie

A

laat slachtoffer niet drinken
0 laatt slachtoffer niet braken om aspiratie te voorkomen

135
Q

Handelen bij intoxicatie via luchtwegen

A
  • Haal slachtoffer allen uit omgeving met rook, gassen en dampen wanneer dat veilig kan
  • start reanimatie indien nodig (alleen borstcompressie)
  • laat slachtoffer zichzelf ontkleden bij gassen en dampen en zorg dat deze niet meer worden aangeraakt
    –> zodat er geen gas of damp in kleding kan blijven hangen
  • vermijd contact met gevaarlijke stof
  • Bel 112 bij inademen van gevaarlijke stoffen
  • help slachtoffer bij zoeken naar verlichting van klachten door comfortabele positie in te nemen
136
Q

Handleen bij intoxicatie via huid of ogen

A
  • trek wegwerphandschoenen aan
  • gebruik geen latex (giftige stoffen kunnen doordringen)
  • laat slachtoffer besmette kleding, schoenen en sieraden verwijderen
  • vermijd contact met sotf en kleding
  • handel volgens gebruiksaanwijzing of veiligheidsinformatieblad
  • bel 112 bij ernstige en/of uitgebreide brandwonden
    0 spoel bij verbranding door contact met gevaarlijke stof huid onmiddellijk met bij voorkeur spoelvloeistof of met lauw water (tenminste 45 minuten of totdat hulpverleners overnemen)
  • begin direct met spoelen bij vastzittende kleding en daarna kleding voorzichtig verwijderen
  • borstel poeders eerst van huid
  • voorkom onderkoeling
137
Q

Handelen intoxicatie via bloed (intraveneus)

A
  • trek wegwerphandschoenen aan
  • raak naalden niet aan
138
Q

Risico’s toxische dosis PCM

A
  • leverschade
139
Q

Bij welke dosis kan levertoxiciteit optreden bij een volwassenen

A
  • 150 mg/kg
140
Q

Symptomen paracetamolintoxicatie (PCM)

A
  • 0-24 uur: milde maag-darmklachten (misselijkheid, braken, buikpijn), bleekheid, zweten
  • na 24-27 uur: pijn in leverstreek
  • na 48-96 uur: leverfalen
    –> kan leiden tot encefalopathie, bloedingen, hypoglykemie, cerebraal oedeem en dood
    na 4-18 dagen: herstel of overlijden
141
Q

Handelen PCM toxicatie

A
  • Schakel professionele hulp in
  • Laat in het ziekenhuis cetylcysteine (intraveneus) toedienen, maagspoeling en actieve kool
  • probeer hoeveelheid ingenomen PCM, voedingsroute en vorm en tijdstip te achterhalen
  • blijf bij slachtoffer
142
Q

Definitie drugsgerelateerd incident

A
  • acute stoornis waarvoor professionele hulp gezocht moet worden en waarbij gebruiker onder invloed van drugs is
143
Q

Hoeveel van de drugsgerelateerde incidenten betreft een mengintoxicatie

A

1 op de 4

144
Q

Drie soorten drugs

A
  1. verdovende middelen (downers)
  2. stimulerende middelen (uppers
  3. waarnemingsveranderende middelen (trippers)
145
Q

kenmerken verdovende middelen (downers)

A
  • slomer
  • bij aandachts- en concentratieproblemen
  • verlaagde hartfrequentie
  • verlaagde ademfrequentie
  • verlaagde lichaamstemperatuur
  • verlaagde spierspanning
146
Q

kenmerken stimulerende middelen (uppers)

A
  • alert en euforisch
    0 vertraagde spijsvertering
  • verhoogde hartfrequentie
  • verhoogde ademfrequentie
  • verhoogd lichaamstemperatuur
  • verhoogde spierspanning
147
Q

Kenmerken waarnemingsveranderende middelen (trippers)

A
  • omgeving anders waarnemen
148
Q

Handelen drugsintoxicatie

A
  • bel 112 bij bewusteloosheid
  • schakel professionele hulp in als slachtoffer gevaar voor zichzelf of anderen vormt
  • voorkom hypothermie
  • leg slapend of bewusteloos slachtoffer in stabiele zijligging
  • wees bedacht op ander letsel
  • laat dronken slachtoffer zijn roes uitslapen
  • controleer vitale functies regelmatig
149
Q

Effecten drugs afhankelijk van 3 factoren

A
  1. omgeving (setting)
  2. persoon (set)
  3. drug
150
Q

Meest voorkomende gezondheidsverstoringen bij intoxicatie

A
  • hoofdpijn
  • algehele malaise
  • misselijkheid
  • braken
  • duizeligheid
  • sufheid
  • afwijkende temperatuur
  • angst
    bad trip
  • heftige angst
  • verwarring
  • psychotische toestand
151
Q

Handelen bad trip intoxiatie

A
  • Breng naar rustige omgeving
  • noem slachtoffer bij voornaam en kalmeer
  • haal familie/vriednen van slachtoffer voor geruststelling
  • praat over concrete dingen in directe omgeving
152
Q

Wat zijn acute middelen gerelateerde gezondheidsproblemen intoxicatie

A
  • luchtwegobstructie
  • hart en vaatziekten
  • bewusteloosheid
  • epileptische aanval
  • hypo-/hyperthermie
153
Q

Handelen acute middelen gerelateerde gezondheidsproblemen intoxicatie

A
  • bel 112
154
Q

Wanner kan slachtoffer excited delirium syndromen (EDSA) ontwikkelen

A
  • recent gebruik van cocaïne en amfetamine
155
Q

Symptomen EDS

A
  • gewelddadig gedrag
  • extreme opwinding
  • door dolle heen
  • niet voor rede vatbaar
  • desorientatie
  • hallucinatie
  • spraakstoornissen
  • niet herkennen van personen
  • bovenmenselijke krachten
  • ongevoeligheid voor pijn
156
Q

Handelen EDS intoxicatie

A
  • bewaar veilige afstand
  • bel 112
  • probeer rustige omgeving te creëren
  • zorg voor zo min mogelijk omstanders
  • maak niet voortdurend oogcontact
157
Q
A