Défi 2: M3 Flashcards

1
Q

een hoogte

A

une altitude

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

een bergketen

A

une chaine de montagnes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

een uitdaging

A

un challenge (= un défi)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

een middenweg, compromis

A

un compromis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

een toegeving

A

une concession

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een echtgenoot, echtgenote, partner

A

un(e) conjoint(e)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het bewustzijn

A

la conscience

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de grensverleggende ervaring, jezelf overstijgen

A

le dépassement de soi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de essentie

A

l’essence (f)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

een gemoedstoestant

A

un état d’esprit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

een probleem, moeilijkheid

A

une galère

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

een grens

A

une limite

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

een pelgrimstocht, bedevaart

A

un pèlerinage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

een voorbereiding

A

un préparatif

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

een referentie, herkenningspunt

A

une référence

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

een herkenningspunt

A

un repère

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

een wandelpad

A

un sentier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

de bewegwijzering

A

la signalisation

19
Q

een (water)weg

A

une voie (navigable)

20
Q

constructief, opbouwend

A

constructif, constructive

21
Q

ontroerend

A

émouvant(e)

22
Q

saai, tijdrovend

A

fastidieux, fastidieuse

23
Q

onverwacht

A

insoupçonné(e)

24
Q

spiritueel, geestelijk

A

spirituel(le)

25
Q

aanpakken, praten over

A

aborder

26
Q

opstapelen, vergaren

A

accumuler

27
Q

beginnen

A

débuter

28
Q

overschrijden

A

dépasser

29
Q

een depressie doormaken

A

déprimer

30
Q

zich ontdoen van, loslaten

A

se dépouiller de

31
Q

zich verwijderen van

A

s’éloigner de

32
Q

zich verrijken met

A

s’enrichir de

33
Q

de neiging hebben om

A

avoir tendance à

34
Q

herinneringen maken

A

créer des souvenirs

35
Q

op het punt staan om

A

être au point de

36
Q

in harmonie, in evenwicht zijn met zichzelf

A

être en harmonie avec soi

37
Q

de wereld rondtrekken

A

parcourir le monde

38
Q

afstand nemen

A

prendre de recul

39
Q

genieten van het moment

A

profiter de l’instant

40
Q

in een stunt, prestatie slagen

A

réussir un exploit

41
Q

zich focussen op, concentreren op

A

se recentrer sur

42
Q

uit zijn comfortzone treden

A

sortir de sa zone de confort

43
Q

alleen reizen

A

voyager en solo

44
Q

Adembenemend

A

à couper le souffle