Défi 2: M3 Flashcards
1
Q
een hoogte
A
une altitude
2
Q
een bergketen
A
une chaine de montagnes
3
Q
een uitdaging
A
un challenge (= un défi)
4
Q
een middenweg, compromis
A
un compromis
5
Q
een toegeving
A
une concession
6
Q
een echtgenoot, echtgenote, partner
A
un(e) conjoint(e)
7
Q
het bewustzijn
A
la conscience
8
Q
de grensverleggende ervaring, jezelf overstijgen
A
le dépassement de soi
9
Q
de essentie
A
l’essence (f)
10
Q
een gemoedstoestant
A
un état d’esprit
11
Q
een probleem, moeilijkheid
A
une galère
12
Q
een grens
A
une limite
13
Q
een pelgrimstocht, bedevaart
A
un pèlerinage
14
Q
een voorbereiding
A
un préparatif
15
Q
een referentie, herkenningspunt
A
une référence
16
Q
een herkenningspunt
A
un repère
17
Q
een wandelpad
A
un sentier