D2 H7 De sociociaal-emo ontwikkeling en persoonlijkheidsontwikkeling in de babytijd Flashcards
welke basisemoties kunnen baby’s doorheen verschillende culturen met gezichtsuitdrukkking uiten?
woede / angst / verdriet / blijdschap / walging / verbazing
-> bovendien blijft de non-verbale codering (= non-verbale uitdrukking) gedurende het hele leven min of meer gelijk
Carroll Izard - differentiële emotietheorie
= emotionele uitingen weerspiegelen emotionele ervaringen en helpt ook de emoties zelf te reguleren
(boos kijken geeft niet alleen uiting aan boosheid, maar het helpt ook om met deze boosheid te leren omgaan)
hoe ontstaat differentiatie in emoties bij baby’s?
-> het gevoelsleven van baby’s kan zich ontwikkelen door de rijping van de hersenen -> aanvankelijk ontstaat differentiatie in emoties dankzij het in werking treden van de cerebrale cortex tijdens de eerste drie levensmaanden -> rond 9 mnd beginnen het limbisch systeem te groeien -> werkt samen met de voorhoofdskwabben die het ontstaan van steeds meer emo mogelijk maken
waardoor wordt vreemdenangst veroorzaakt?
- door de toegenomen cognitieve vermogens van baby’s waardoor ze mensen die ze kennen kunnen onderscheiden van mensen die ze niet kennen.
- baby’s tss 6mnd en 9mnd doen poging om hun wereld te begrijpen -> als er iets gebeurt dat ze niet begrijpen dan ervaren ze angst
scheidingsangst
= de angst die bij kinderen wordt opgeroepen door de afwezigheid van hun vaste verzorger
-> universeel / begint rond 7, 8 mnd hoogtepunt rond 14 mnd -> neemt nadien terug af
-> door de groeiende cognitieve vaardigheden zijn kinderen in staat om zich af te vragen “waarom gaat mijn moeder weg?”
sociale glimlach
= de glimlach van een baby in reactie op een andere persoon
-> einde 2de jaar gebruiken kinderen hun glimlach vrij doelbewust om hun positieve emoties weer te even en zijn ze gevoelig voor de emotionele uitingen van anderen
zelfbesef
= het bewustzijn dat we als individu los van de rest van de wereld bestaan
-> we worden NIET geboren met het besef dat we onafhankelijk van anderen en vd rest vd wereld bestaan
-> zelfbesef begint te groeien rond 12 mnd (zie mirror-rouge test)
-> rond 18-24 mnd ook ontwikkeling van besef van eigen capaciteiten (bijv. huilen bij uitleg ve moeilijk volgorde van handelingen)
-> ook culturele invloed op zelfbesef (leren over zichzelf denken door wat tegen hen gezegd wprdt)
social referencing
= het doelbewust zoeken naar informatie over de gevoelens van anderen om onduidelijke omstandigheden en gebeurtenissen te kunnen plaatsen (manifesteert zich rond 8-9 mnd)
-> maken vooral gebruik van gezichtsuitdrukkkingen van anderen (vb still-face test)
-> baby’s met social referencing geraken behoorlijk in de war als ze tegenstrijdige non-verbale boodschappen vd ouders krijgen
theory of mind
= de cognitieve vaardigheid om aan jezelf en aan anderen gedachten, gevoelens, ideeën en intenties toe te schrijven en op bais daarvan te anticiperen op het gedrag van anderen
-> kinderen begrijpen al vrij vroeg bepaalde dingen over de mentale processen van zichzelf en anderen
-> baby’s gaan steeds beter ‘intentionaliteit’ en ‘causaliteit’ begrijpen
- > vertonen ook een aangeboren moraal met voorkeur voor hulpvaardigheid
empathie
= een emotionele respons die correspondeert met de gevoelens ve andere persoon
- > baby’s vertonen ook een aangeboren moraal met voorkeur voor hulpvaardigheid
-> vanaf 2de jr beginnen kinderen met misleiding, zowel in fantasiespelletjes als pogingen om anderen om de tuin te leiden
-> vanaf 2de jr komt het ook voor dat ze anderen troosten of bezorgd over ze zijn
hechting
= het intieme fysieke en emotionele contact tss ouder/verzorger en kind, dat volgens sommigen in de periode direct na de geboorte plaats dient te vinden
-> hechting is de belangrijkste sociale ontwikkeling die in de babyijd plaatsvindt!
-> we spreken ve hechtingsrelatie vanaf 7à8 mnd -> vanaf dan richt het kind zich actief en uitgesproken tot het hebben en houden van contact met hechtingsfiguur
Bowlby - hechting
-> hechting is primair gebaseerd op de genetisch bepaalde behoefte van kinderen aan veiligheid en zekerheid
-> die unieke relatie verschilt kwalitatief vd banden met anderen (incl vader)
-> hechtingsproces vindt zijn oorsprong in het verlangen om de beschermende veiligheid vd moeder op te zoeken -> thuisbasis voor verkenning vd wereld
Mary Ainsworth -
vreemdesituatieprocedure
= een aantal in scène gezette episoden die de kracht vd hechting tss kind en (meestal) moeder wil illustreren
-> 8 stappen procedure (….)
3 typen reacties van éénjarigen op procedure van Ainsworth
- veiligh hechtingspatroon (…/ 50%)
- angstig-vermijdend hechtingspatroon (… /20%)
- angstig-ambivalent hechtingspatroon (… / 10-15%)
- uit later onderzoek gedesorganiseerd-gedesoriënteerd hechtingspatroon (… / 10-15%)
veilig hechtingspatroon
= hechtingsstijl waarbij kinderen zich op hun gemak lijken te voelen als hun moeder aanwezig is en, ook al raken ze van streek als de moeder de ruimte verlaat, naar haar toe gaan als ze terugkeert