D1 H4 De geboorte en het pasgeboren kind Flashcards

1
Q

bespreek de APGAR scores

A

Appearance /** P**ulse / Grimace / Activity / Respiration

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn 3 kritische bedenkingen bij de APGAR score?

A

1. interobserver variability (en verschillen zijn groot tss landen)
2. APGAR criteria werken niet goed bij premature baby’s (niet altijd betrouwbaar, vb reflexen zijn niet afwijkend gezien de onvoltooide ontwikkeling)
3. test is bedacht in jaren ‘50 -> nieuwe medische protocollen (vb zuurstof nu gemeten met objectief meetbare criteria)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke hormonen spelen een rol bij het proces dat leidt tot de geboorte?

A
  • corticotropine-releasing hormoon
  • oxytocine (als de concentraties oxytocine hoog genoeg is begint de baarmoeder periodiek samen te trekken )
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zijn “Braxton-Hicks-contracties”?

A
  • vanaf de vierde maand trekt de baarmoeder af en toe samen (voorbereiding)
  • ook wel genoemd “voorweeën” of valse weeën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke zijn de 3 fases bij de bevalling?

A
  1. ontsluitingsfase (=weeën om de 8 à 10 min / duur 30 sec)
  2. uitdrijvingsfase (= duur 90min / hoofdje wordt met elke wee zichtbaarder / episiotomie (=…) / fase eindigt als de baby het lichaam vd moeder heeft verlaten)
  3. uitdrijving navelstreng en placenta

- als weeën op hun heftigst zijn dan open de baarmoedermond zich (overga

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

exacte moment van geboorte?

A

-> vindt plaats wanneer de foetus de baarmoeder via de baarmoederhals heeft verlaten en door de vagina passeert om het lichaam vd moeder volledig te verlaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

perinatale zorg

A

= de medische zorg aan zwangeren en kinderen rondom de geboorte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

vernix of huidsmeer?
lanugo?

A

= vettige witte substantie / vergemakkelijkt de doorgang door eht geboortekanaal

= fijn, donker donshaar waarmee het lichaam vd pasgeborene soms bedekt is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hechting?

A

= intieme en emotionele contact tss ourder/verzorger en kind, dat volgens sommige onmiddellijk na de geboorte plaats dient te vinden
-> huid op huid contact zou tot een diepe emo hechting leiden
-> aandacht voor streling -> aanmaake chemicaliën -> groei vd hersenen (verband met gewichtstoename / slaap / neuromotoriek / lagere babysterftecijfer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

premature baby

A

= baby die minder dan 37 weken na de laatste menstruatie ter wereld komt -> foetus kon zich niet volledig ontwikkelen
(tss 37-42 weken = op tijd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

baby met laag geboortegewicht

A

normaal = gemiddeld 3400 gram
laag = minder dan 2500 gram
groeivertraagd = gevolg van vertraagde foetale groei wegen 90% of minder (hoeft niet prematuur te zijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

respiratoire distress syndroom RDS

A

-> baby’s met heel laag geboortegewicht en heel prematuur -> soms problemen met zuurstof opname
RDS = ernstige longaandoening ten gevolge vd onvoldoende rijping vd longblaasjes (symptomen: overmatig kreunen, intrekkende borst bij ademhaling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
  • baby’s met zeer laag geboortegewicht
  • levensvatbare leeftijd
A

-> wegen minder dan 1250 gram of minder dan 30 weken in baarmoeder
-> levensvatbare leeftijd tss 24 wk / ongeveer 4 mnd eerder dan einde zwangerschap –> uitgesproken fysieke en cognitieve problemen!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

redenen voor baby’s te vroeg geboren of met een te laag geboortegewicht

A
  1. tienermoeders -> zelf nog niet biologisch volgroeid (vooral -2jr na start menstruatie)
  2. nieuwe zwangerschap binnen 6 mnd -> voortplantingssysteem heeft zich nog niet volledig hersteld
  3. algemene gezondheid vd moeder (leeftijd, voeding, stress, economisch)
  4. ook verschillen per etniciteit (vooral etnische minderheidsgroepen-gemiddeld een disproportioneel lager inkomen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe noemt het apparaat dat de hartslag vd baby kan meten tijdens de weeën?

A

foetale monitor / cardiotocografie / CTG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

risico’s van keizersnede voor de ontwikkeling?

A
  • andere hormonale, bacteriële en medische ontwikkeling
  • vooral op KT negatief effect op het immuunsysteem vh kind
  • risico op allergieën is vergroot en darmbacterieën anders
17
Q
  • doodgeboorte
  • zuigelingensterfte
A

= de geboorte van een kind dat niet meer leeft (soms wordt de dood al geconstateerd voordat de bevalling begint)

= overlijden ve kind binnen het eerste levensjaar

18
Q

postnatale depressie / postpartumdepressie

A

= een somber, prikkelbaar, angstig en neerslachtig gevoel dat bij de moeder ontstaat na de geboorte van de baby, meestal pas enkele weken/maanden na de bevalling -> dit gevoel kan lang aanhouden

19
Q

reflexen

A

= niet aangeleerde, gestructureerde onvrijwillige respons die automatisch optreedt in de aanwezigheid van bepaalde stimuli (zuigreflex ,slikreflex, zoekreflex

20
Q

wat bedoelen deskundigen met “zien”?

A

= ze bedoelen zowel een zintuigelijke reactie als gevolg vd stimulatie vd visuele zientuigen ALS een interpretatie van die stimulatie
-> het gaat om perceptie, niet alleen om sensatie!

21
Q

klassieke conditionering

A

= een vorm van leren waarbij een organisme op een bepaalde manier leert reageren op een neutrale stimulus die dat type respons normaal gesproken niet uitlokt

22
Q

operante conditionering

A

= een vorm van leren waarbij een vrijwillige respons versterkt of verzwakt wordt, afhankelijk vd associatie met positieve of negatieve consequenties

23
Q

habituatie

A

-> meest primitieve vorm van leren
= de afname van de reactie op een stimulus die plaatsvindt na herhaaldelijke presentatie van die stimulus

24
Q

welke zijn de drie fundamentele leerprocessen van de baby?

A
  • habituatie (gewenning)
  • klassieke conditionering
  • operante conditionering
25
Q

Tiffany Field - baby’s en herkenning

A

-> baby’s kunnen onderscheid maken tss basale gezichtsuitdrukkingen als vrolijkheid, verdriet en verbazing
-> baby’s kunnen de gezichtsuitdrukking vd volwassene redelijk accuraat imiteren
! andere onderzoekers vonden consistente bewijzen voor één imitatie van “tong uitsteken”

26
Q

waarom zijn imitatievaardigheden voor de baby belangrijk?

A

-> omdat effectieve sociale interactie met anderen voor een deel afhankelijk is van het vermogen om op de juiste manier op andere mensen te reageren en het vermogen om betekenis vd emotionele toestand van anderen te interpreteren