containers Flashcards
1
Q
een tube zalf
A
a tube of ointment
2
Q
een potje crème
A
a jar of cream
3
Q
een fles oplossing
A
a bottle of solution
4
Q
een doos pleisters
A
a box of plasters
5
Q
een flacon met glucageen injectie
A
a vial of glucagen injection
6
Q
een vaccinatieampule
A
an ampoule of vaccine
7
Q
een blikje zuigtabletten
A
a tin of lozenges
8
Q
een pakje gaasdoekjes
A
a packet of gauze swabs
9
Q
een rol tape
A
a roll of tape
10
Q
een zeepdispenser
A
a soap dispenser
11
Q
een stuk zeep
A
a bar of soap
12
Q
een zakje watten
A
a bag of cotton wool
13
Q
een patroon insuline
A
a cartridge of insulin
14
Q
een zakje kristallen
A
a sachet of crystals