college 8 - zedendelinquentie Flashcards

1
Q

kindermisbruikers

A
  • cognities die gericht zijn op kinderen.
  • zijn vaak wat ouder
  • laag sociaal functioneren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

classificatie zedendelinquenten

A
  1. leeftijd slachtoffer (kindermisbruiker, pedofiel, pedoseksueel, verkrachter)
  2. mate van seksuele voorkeur (diagnose pedofiele stoornis)
  3. delictkenmerken en fixatie (fixated of regressed offender; massachusetts)
  4. relatie tot het slachtoffer (intra- of extrafamiliair)
  5. man vs vrouw
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

pedofiel

A
  • pedofiele stoornis
  • seksuele voorkeur voor kinderen, maar hoeft zich er niet perse naar te gedragen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

pedoseksueel

A
  • Iemand die seksuele handelingen met kinderen verricht.
  • Verwijst specifiek naar gedrag, niet naar de onderliggende voorkeur
  • niet elke pedoseksueel is pedofiel, omdat niet elke pedoseksueel een pedofiele stoornis heeft
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

verkrachter

A
  • cognities gericht op vrouwen
  • algemene antisociale aspecten
  • antisociale geschiedenis en gedrag
  • alcoholmisbruik en persoonlijkheidsstoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

DSM-5 pedofiele stoornis

A

a. gedurende minstens 6 maanden recidiverende intense seksueel opwindende fantasieën, seksuele drang OF gedrag met betrekking tot seksuele handelingen met een prepuberaal kind/kinderen (meestal tot 13 jaar)
b. betrokkene heeft naar deze seksuele drang gehandeld OF de seksuele drang of fantasieën leiden tot significante lijdensdruk of interpersoonlijke moeilijkheden
c. de betrokkene is minimaal 16 jaar oud en minstens 5 jaar ouder dan het kind of de kinderen in criterium a
d. specificeer: exclusief/niet-exclusief, aangetrokken tot jongens/meisjes/beide, indien beperkt tot incest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

exclusief (pedofiele stoornis)

A

alleen aangetrokken tot kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

niet-exclusief (pedofiele stoornis)

A

niet alleen aangetrokken tot kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

fixated offender

A
  • primair seksuele en sociale interesse in kinderen
  • vaak pedofiele stoornis
  • gebroken gezin
  • geen relatie met leeftijdsgenoten
  • voorkeur mannelijke slachtoffers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

situational/ regressed offender

A
  • misbruikt in geval van stress of psychologische problemen
  • primair seksueel geïnteresseerd in volwassenen
  • delictgedrag vaak onder invloed
  • voorkeur vrouwelijke slachtoffers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

massachusetts treatment center child molester classification system

A
  • gaat uit van 24 typen kindermisbruikers
  • mate van fixatie –> sociale competentie –> hoeveelheid contact met slachtoffer –> relatie met slachtoffer –> mate van fysiek geweld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

intra-familiair slachtoffer

A
  • binnen familie (ook stief… als hier een goede band mee was)
  • minder antisociaal gedrag
  • minder seksuele deviantie (gaat over de band met het kind zelf, die is liefdevol)
  • minder delict ondersteunende gedachten
  • recidiverisico minder, omdat het kind ouder wordt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

extra-familiair slachtoffer

A
  • vaker een geschiedenis van misbruik en verwaarlozing
  • jonger (dader)
  • meer ontkenning en minimalisatie (bv. het kan wel, want we hebben een speciale band met elkaar)
  • hoger recdiverisico
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

man vs vrouw (zedendelinquenten)

A
  • zedenrecidive man 13.5%
  • zedenrecidive vrouw 1-3%
  • geweldsrecidive (incl. zedendelicten) man 25.5%
  • geweldsrecidive (incl. zedendelicten) vrouw 4-6.5%
  • enig recidive vrouw: 19-25.5%
  • enig recidive man: 36%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

risicofactoren vrouwelijke zedendelinquenten

A
  • vaak in het verleden mishandeling en een major life stressor (bijv. overlijden van dierbare)
  • onstabiele levensstijl
  • bekende risicofactoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

motivatie vrouwelijke zedendelinquenten

A
  • intimiteit
  • seksuele genoegdoening
  • instrumenteel (wraak, vernedering, financieel)
  • angst (anders dan bij mannen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

verschillende soorten planning vrouwelijke zedendelinquenten

A
  • impliciet (geen planning)
  • expliciet (wel planning)
  • door mededader
18
Q

moederlijke benadering

A
  • dwingend, niet agressief
  • geen actieve pogingen om delict te voorkomen of ineffectieve strategieën om delict te voorkomen
  • hoge affect en seksuele opwinding
19
Q

moederlijke vermijdende benadering

A
  • dwingend, niet agressief
  • extreme dwang van gewelddadige partner
  • minder affect en wel/niet seksuele opwinding
20
Q

agressieve benadering (vrouwelijke zedendelinquenten)

A
  • agressieve houding richting het slachtoffer of groepen van mensen (bijv. mensen die vreemdgaan)
  • affect heel hoog, of heel laag; seksuele opwinding heel laag
21
Q

operationaliserende benadering (vrouwelijke zedendelinquenten)

A
  • seksuele element wordt gezien als noodzakelijk om doel te behalen (meer instrumenteel)
  • wel of geen seksuele opwinding
22
Q

3 delictpaden onder vrouwen

A
  • gerichte vermijding (26%)
  • expliciet-benadering (41%)
  • impliciete ongeorganiseerd (18%)

een sluit ander niet uit. sommige vrouwen die zijn begonnen als angst voor mededader, konden ook andere motivaties ontwikkelen

23
Q

gerichte vermijding

A
  • afhankelijke kenmerken
  • negatief affect
  • planning door een mannelijke mededader
  • motivatie is angst of intimiteit
24
Q

expliciete benadering

A
  • effectieve regulatie
  • positieve affect
  • expliciete planning
  • verschillende doelen (intimiteit, seksuele genoegdoening of instrumenteel)
25
Q

impliciete ongeorganiseerd

A
  • ineffectieve regulators
  • negatief en positief affect
  • impliciete of geen planning
  • verschillende doelen
26
Q

soorten verkrachters

A
  1. power assertive rapist
  2. power reassurance rapist
  3. anger retaliation rapist
  4. anger excitation or sadistic rapist
  5. oppertunistic rapist
27
Q

power assertive rapist

A
  • machtsbewuste verkrachter
  • impulsief
  • tonen van viriliteit (mannelijkheid) en dominantie
  • gebruikt agressieve methoden
  • alcohol en drugsgebruik
28
Q

power reassurance rapist

A
  • macht geruststellende verkrachter
  • pleegt delicten vanuit onzekerheid richting vrouwen
  • slechte sociale vaardigheden door dominant gedrag te vertonen
  • gebruikt alleen fysiek geweld indien ‘nodig’
29
Q

anger retalitation rapist

A
  • woede vergelding verkrachter
  • misbruikt omwille van wraak en macht
  • delicten laten vaak tekenen van woede en minachting richting de vrouw zien en zijn vaak een seksuele uitdrukking van agressie
30
Q

anger excitation or sadistic rapist

A
  • woede-opwinding of sadistische verkrachter
  • uiting van vaak geplande erotische sadistische agressie
31
Q

opportunistic rapist

A
  • verkrachting vindt vaak plaats samen met andere delicten waarbij verkrachting niet het hoofddoel was
32
Q

verkrachting en relatie met het slachtoffer

A

60-80% gaat om een bekend slachtoffer (mensen die je kent voor 24+ uur)

33
Q

4 criteria voor classificatie zedendelinquenten

A
  • praktisch
  • valide classificaties
  • kan het gebruikt worden voor behandeling
  • kan het recidive voorspellen
34
Q

praktische classificatie

A

gebruik een praktische classificatie
- BV op basis van delict (kindermisbruiker, pedoseksueel, pedofiel)
- BV op basis van risicocategorieën (laag, middel, hoog risico)

35
Q

valide classificatie

A
  • Classificaties moeten gebaseerd zijn op empirisch onderzoek en betrouwbaar onderscheid maken tussen verschillende typen daders (bv. static-99)
  • classificaties die gebaseerd zijn op onderliggende stoornissen of motieven (bv. seksuele deviantie, antisociaal gedrag)
36
Q

index delict

A

het delict waar degene op dat moment voor vastzit, waar voor wordt behandeld.

37
Q

crossover effect

A

het komt niet vaak voor dat er 1 delict is geweest. Iemand is meer dan zijn index-delict en hier moet je dus ook rekening mee houden tijdens behandeling

38
Q

wat maakt iemand een zedendelinquent

A
  • definitie van wettelijke verkrachting (verschilt per land)
  • Age of consent (verschilt per land)
  • in andere landen maakt het uit of je een man/vrouw bent die seks heeft met een jongen of meisje
  • vanaf welke leeftijd ben je wettelijk aansprakelijk voor hetgeen wat je doet (MCAR)
  • Romeo en Juliet exception
39
Q

romeo and juliet exception

A

als het wederzijds is en de leeftijden liggen niet dan zoveel jaren apart kan je niet vervolgd worden.
In Texas geldt dit niet voor hetzelfde geslacht

40
Q

Age of consent en MCAR in Nederland, Duitsland en Chili

A
  • NL: 12; 12
  • Duitsland: 14; 14
  • Chili: 14 voor heteroseksueel; 18 voor homoseksueel; 14