college 10 - de overlap huiselijk geweld Flashcards

1
Q

huiselijk geweld

A

geweld dat door iemand uit de huiselijke familiekring van het slachtoffer wordt gepleegd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waar verwijst de term huiselijk naar

A

de relatie tussen slachtoffer en pleger en niet naar de plaats waar het geweld plaatsvindt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

huiselijk geweld hetero/homo/biseksuelen

A

er is meer huiselijk geweld richting biseksuele vrouwen en mannen en homoseksuele mannen, in vergelijking met heteroseksuelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

typen huiselijk geweld

A
  • fysiek geweld
  • emotioneel of psychisch geweld
  • kindermishandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

type verwaarlozing bij kindermishandeling

A
  1. emotionele verwaarlozing (geen warmte geven)
  2. fysieke verwaarlozing (geen eten krijgen)
  3. fysieke mishandeling
  4. emotionele mishandeling (manipulatie/ op kind neer praten)
  5. overig
  6. seksueel misbruik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

cijfers huiselijk geweld

A
  • man en vrouw bijna even vaak slachtoffer (vaak broer-zus relatie)
  • stalking door ex-partner
  • afgelopen 5 jaar 164 vrouwen en 57 mannen omgebracht door ex-partner of familieleden
  • mannen lopen meer risico om door vrienden/kennissen omgebracht te worden
  • vooral meldingen van kindermishandeling en ex-partnergeweld
  • 3% van kinderen in NL krijgt te maken met kindermishandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

cijfers intiem partner geweld

A
  • vrouwelijke slachtoffers > mannelijke slachtoffers. Leeftijd 20-34 is het verschil het grootst, daarna neemt het verschil af.
  • 84% van de relaties is niet gewelddadig. 16% is gewelddadig. 42% is eenzijdig, 58% wederzijds. van de eenzijdig zijn vrouwen vaker dader dan mannen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

genderparadox

A

het ogenschijnlijk tegenstrijdige patroon waarbij vrouwen vaker het slachtoffer zijn van ernstig fysiek huiselijk geweld en seksueel geweld, terwijl sommige studies suggereren dat mannen en vrouwen vergelijkbare aantallen lichte vormen van huiselijk geweld rapporteren, of dat vrouwen zelfs vaker dader zijn van deze lichtere vormen van geweld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

het feministische standpunt

A
  • mannen gebruiken hun (ernstig) geweld om controle uit te voeren
  • patriarchaal standpunt: mannelijke dominantie en controle over vrouwen. Mannen zijn sterker en zouden hierom meer inhibitie moeten laten zien. Als een man fysiek geweld toont is dat erger dan wanneer een vrouw dit doet. Hierdoor wordt agressie van de man als negatiever gezien (gebruikt om te controleren).
  • kijkt meer naar consequenties van geweld. mannelijk geweld is ernstiger en er zitten meer consequenties aan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wederzijdse agressie en geweld standpunt

A
  • vrouwen zijn niet meer zo afhankelijk van mannen en zijn gelijkwaardig. Een man kan geen controle meer op ons uitoefenen.
  • de conflict tactics scale laat zien dat vrouwen en mannen even vaak vormen van licht geweld rapporteren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Johnson typologie

A
  • common couple violence (vaak onderzoek in normale sample)
  • intiem terrorisme (vaak onderzoek onder mensen die al in een klinische sample zitten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

common couple violence

A
  • relatie waarin een conflict af en toe uit de hand loopt, wat leidt tot kleine vormen van geweld en zelden escaleert tot ernstige, levensbedreigende vormen van geweld.
  • hoewel individu gewelddadig is, zijn beide partners niet gewelddadig EN controlerend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

intiem terrorisme

A

individu is gewelddadig en controlerend. de ander is dat niet.
Voornamelijk mannen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

violent resistance

A

een partner is gewelddadig en controlerend. De ander is gewelddadig als reactie, niet controlerend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

mutual violent resistance

A

individu en partner zijn gewelddadig en controlerend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is belangrijk bij het vaststellen van huiselijk geweld

A
  • onderrapportage mannen (worden niet vaak geloofd)
  • vrouwen hebben voornamelijk verwondingen, maar een substantieel deel ook bij mannen
  • moord/sterfte als gevolg van partnergeweld
  • onduidelijk hoe de cijfers/mechanismen in andere culturen zijn
  • mannen vaker aangemeld voor forensische behandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

problemen bij het vaststellen van huiselijk geweld

A
  • steekproef
  • definitie
  • informant
  • referentieperiode
  • geweldsrelatie (any kind of specifiek kind; patroon geweldsrelatie (bijv. moeder-kind)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

intergenerationele overdracht/ aangeleerde hulpeloosheid

A
  • exposure (levert meer risico op) /experience: heb je het ervaren of gezien
  • gerelateerd aan angst, depressie, agressie, boosheid en PTSD
  • overgevoeligheid voor geweld en conflict
  • er zijn risicofactoren zoals leeftijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

overgevoeligheid voor geweld en conflict

A

je leert op jonge leeftijd dat je alert moet zijn op vijandige signalen. je zult een signaal eerder als vijandig bestempelen en defensief reageren (alert zijn levert ook adrenaline op)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

sociale cognitieve theorie

A
  • we kopiëren het gedrag van onze ouders. - we leren adhv ervaring en nadoen.
  • we leren dat er bepaalde beloningen gekoppeld zitten aan gedrag. als we zien dat geweld wordt beloond, dan gaan we dat internaliseren en nadoen
  • geweld legitimeren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

geweld legitimeren

A
  • zij die van je houden, slaan je ook
  • degene van wie je houdt, kan jij ook slaan
  • geweld zien en ervaren in jouw huis –> morele rechtvaardiging
  • als er geen andere weg is, dan is geweld gerechtvaardigd.
22
Q

ontwikkelings-ecologisch model

A
  • culture of violence
  • familiesysteem theorie
23
Q

culture of violence

A

aanwezigheid van contextuele stressoren, denk aan gewelddadige buurt of werkloosheid alsook een gebrek aan beschermende factoren (zoals een sterke binding met sociaal netwerk)

24
Q

familiesysteem theorie

A

wisselwerking tussen gezinsleden. dit is in lijn met disfunctioneren van het gezin

25
Q

holzworth munroe typologie

A

onderscheid drie dimensies van geweld
- ernst en frequentie
- specificiteit: blijft het op huiselijk geweld of toont iemand meer dan huiselijk geweld
- psychopathologie

hier ontstaan 4 typen huiselijk geweld uit

26
Q

uitsluitend familie

A
  • frequentie en ernst lager
  • specificiteit hoger
  • psychopathologie hoger
  • minst gewelddadig
  • afhankelijke persoonlijkheidsstoornis (afhankelijk van de ander, hebt bevestiging nodig)
27
Q

disforische borderline

A
  • hogere ernst en frequentie
  • specificiteit is hoger
  • psychopathologie hoger
  • meer symptomen van stress –> moeilijk hanteren van emoties
  • borderline (gevoelig voor afwijzing, moeilijk om relatie op te bouwen, vaker agressie binnen relatie)
28
Q

gewelddadig/antisociale groep

A
  • hogere ernst en frequentie
  • lagere specificiteit
  • psychopathologie past bij ASPD (impulsief, negatieve houding tov vrouwen)
29
Q

laag-antisociale groep

A
  • lagere ernst en frequentie
  • lagere specificiteit
  • niet perse hoge psychopathologie, wel kenmerken (antisociale overtuigingen)
  • minder gewelddadig gedrag buiten het gezin en minder ernstig geweld
30
Q

een dader

A

vaak mannen met een antisociale persoonlijkheid. ze richten agressie op moeder en kind
soms eerst alleen agressie op moeder, wat later overgaat op agressie op kind

31
Q

sequentiële dader

A
  • respons op geweld van de vader
  • stress en gebrekkige coping –> moeder reageert het af op kind
32
Q

4 mechanismen waardoor geweld op het kind wordt afgereageerd bij een sequentiële dader

A
  • spillover: overlopen van stress, kan niet meer veel verdragen, waardoor je agressie gaat tonen
  • sociaal leergedrag: geweld als machtsmiddel
  • stressvol huishouden: harder straffen
  • gedwongen door de man
33
Q

twee daders

A
  • vader richt zich op moeder. vader en moeder richten zich allebei op kind.
  • moeder kan bijv. kind straffen, om te voorkomen dat de vader kind nog harder straft
  • kans op kindermisbruik 2.5x zo groot
34
Q

wederkerig geweld

A
  • marital violence
  • wederkerig partnergeweld en 1 van hen/ beide uit(en) het op het kind
  • geen geweld van kind naar ouder toe
35
Q

gebrekkig familie functioneren

A

kinderen lokken geweld van ouders uit door gedragsproblemen kind. er zijn dwingende interacties die leiden tot geweld.

36
Q

risicofactoren voor co-occurence

A
  • demografisch: financiele problemen, laag opledingsniveau, jong oud worden, single parent zijn
  • dader risicofactoren: psychopathologie, mentale gezondheidsproblemen, positieve attitude tov geweld, middelengebruik, major life events, patriarchale overtuigingen
  • sociale risicofactoren: relatieproblemen, sociale isolatie, gebrek aan sociale/professionele hulp, involvement in-laws
37
Q

sequentieel risicofactoren model

A

risicofactoren bij de ouders kunnen leiden tot partnergeweld. als er een kind geboren wordt kan dit leiden tot nieuwe rollen. dit kan er weer voor zorgen dat je slechter voelt wat ervoor zorgt dat het kind problemen krijgt en de cirkel opnieuw begint.

38
Q

de rol van psychopathologie bij huiselijk geweld

A
  • meer fysiek en psychisch geweld bij mensen met psychopathologie (behalve voor ernstige verwondingen)
  • veel psychopathologie scoort lager op matig psychologisch geweld
39
Q

antisociale groep en huiselijk geweld

A

meer ernstig seksueel geweld, meer wederkerig geweld

40
Q

borderline en adhd trekken

A
  • lager op ernstige verwondingen, minder wederkerigheid van fysiek geweld
  • vrouwen: adhd bij huiselijk geweld; mannen: ptss bij huiselijk geweld
41
Q

Dixon et al: vergelijking vaders en moeders

A
  • vrouwen: ernstigere psychopathologie en suïcide poging
  • tussen moeders weinig verschil (dader en slachtoffer)
  • mannen: partner en kind mishandelen. Cluster B persoonlijkheid
  • verschil vader en moeder: moeders laten meer risicofactoren zien dan vaders. vaak een cluster A stoornis
  • familie misbruik: vooral verschil als het gaat om kwetsbaarheid (bijv. suicidepoging)
  • kinderen: cluster a persoonlijkheidsproblematiek (schizoïde, paranoïde)
42
Q

reactieve agressie

A
  • reactie op iets wat een ander doet
  • reactie op eigen emotiedisregulatie door de emoties van ander opgeroepen (verlating, onzekerheid, angst, verlies van kinderen, etc.)
  • hoge arousal
  • functie van geweld is om negatieve emoties te reguleren
43
Q

proactieve agressie

A
  • middel dat dienst doet voor het behalen van een doel (macht, controle, eigen behoeften)
  • lage arousal (emotieloos, koel/kil, lage spanning)
  • functie van geweld is om de ander te controleren
44
Q

gaslighting

A
  • vorm van manipulatie
  • gaslighter voedt zijn zelfvertrouwen door de waarheid te verdraaien. slachtoffer gaat steeds maar aan zichzelf twijfelen
45
Q

stalking

A

iemand bewust stelselmatig lastigvallen, waardoor die persoon zich niet meer veilig voelt

46
Q

interventies voor typen plegers

A
  • common couple violence –> systeemtherapie
  • violent resistance –> individueel traject bieden
  • intiem terrorist –> nooit systemisch behandelen; individueel traject voor pleger
47
Q

intiem terrorisme en cluster B problematiek

A

bij intiem terrorisme zie je vaak borderline, antisociaal of narcisme

48
Q

borderline intiem terrorist

A
  • geweld ingezet om te voorkomen dat de ander hem verlaat
  • reactieve agressie: reactie op emotiedisregulatie door emoties van ander opgeroepen (verlating, labiliteit, onzekerheid, angst verlies kinderen, etc. )
49
Q

antisociale intiem terrorist

A
  • ik wil controle over mijn bezit. de ander niet vertrouwen en niks geven om de ander
  • reactieve agressie: emotie van partner wordt ervaren als provocatie. uitgedaagd door partner. geweld om negatieve emoties te voorkomen
  • proactieve agressie: geweld om de ander te controleren
50
Q

narcisme intiem terrorist

A
  • opgeblazen eigenbelang, wil aandacht niet delen, isoleert om kritische anderen weg te houden
  • reactieve agressie: reactie op emotie disregulatie (afwijzing, kritiek, onvoldoende aandacht, etc.)
  • proactief: de ander is er om gebruikt te worden (gebrek aan empathie). geweld als middel voor bewondering/superioriteit (grandioze narcist)