College 8 Flashcards
Prevalentie psychopathie (algemene populatie, forensisch psychiatrische klinieken, gevangenissen) en waar
- Algemene populatie: <1-6%.
- Forensisch psychiatrische klinieken: 12.5%.
- Gevangenissen: 15-35% in gevangenissen is 1 op de 3 eigenlijk een psychopaat.
→ Waar vinden nog meer mensen met psychopathische kenmerken: daklozen, mensen die een hoge rang hebben (topfuncties uitoefenen).
Pyschopathie Traditionele definitie: deficieten (problemen/beperkingen) in 3 clusters:
- Affect: emotioneel afgevlakt, kil, hard, gebrek aan: empathie, angst, schaamte,
spijt, wroeging en geweten.
- Moraliteit: bewust en begrip van morele norm, maar onverschillig (het boeit ze niet zoveel dat ze normen overtreden). - Interpersoonlijk: hoogdravend, egoïstisch, dwingend, manipulatief.
- Gedrag: impulsief, risicovol, gewelddadig (crimineel gedrag).
→ mensen hoeven niet altijd de volledige stoornis te hebben, ze kunnen ook gewoon kenmerken vertonen die al verschrikkelijk vervelend kunnen zijn zonder echt de volledige diagnose te krijgen.
Psychopathie Recentelijk heeft de definitie een nadruk op persoonlijkheidstrekken (Patrick et al., 2009):
- Disinhibition / disinhibitie (geen mogelijkheid om jezelf onder controle te houden): zwakke impulscontrole, directe behoeftebevrediging (bvb. iemand wil seks, dus hij ziet een vrouw en deze verkracht hij).
- Meanness: voor zichzelf zorgen op agressieve en egoïstische wijze.
Egoïstisch en egocentrisch zijn en voor jezelf zorgen op een agressieve wijze, de anderen gemeen en agressief behandelen en vooral naar jezelf kijken. - Boldness (stoutmoedigheid): avonturisme, sensatiebelust, geen angst.
= kern psychopathie: gebrek schuld & empathie, kil gebruiken van anderen, geen normale emotionaliteit.
= callous-unemotional traits (CU traits) (kille-niet emotionele trekken).
Ontwikkeling concept psychopathie:
Cleckley (1941): The Mask of Sanity: 16 criteria psychopathie. Hare is hier op verdergegaan met de psychopathy checklist en de psychopathy checklist-revised.
Antisociale Persoonlijkheidsstoornis
APS
- Robins (1966): DSM criteria APS.
- Deze onderzoekster heeft kinderen gevolgd die opgenomen waren in de kliniek (deze
kinderen vertoonden allemaal antisocialiteit). Na 20 jaar heeft ze ze nog eens getest,
hieruit bleek dat meer dan 50% van die groep nog steeds antisociaal gedrag vertoonde.
→ Op basis van dit onderzoek heeft ze de DSM criteria voor de antisociale
persoonlijkheidsstoornis kunnen opstellen. - Psychopathie en APS werden als inwisselbaar gebruikt.
Psychopathie en APS
Psychopathie en APS als apart concept ontwikkeld.
Psychopathie en APS werden als inwisselbaar gebruikt.
DSM-IV (1994), DSM-IV-TR (2000):
welke perspectieven
- Categoriaal perspectief (op psychopathologie): je hebt een stoornis, of je hebt geen stoornis. Het verschil is kwalitatief.
- Je hebt stoornissen (prototypes), als je voldoet aan X van de Y criteria heb je deze stoornis.
- Het grote nadeel hierbij is; comorbiditeit, heterogeniteit (persoon A en B hebben allebei
3/6 criteria die je moet hebben voor bvb. een depressie, maar precies degene die de
ander niet heeft. Hierdoor lijken ze heel weinig op elkaar terwijl ze wel dezelfde
diagnose krijgen.
→ Daarom is er ook een dimensionele denkwijze gekomen. In plaats van twee categorieën, zeggen we bij een dimensionele visie op psychopathologie dat we er naar kijken vanuit een dimensioneel
perspectief (dimensie / continue). Hierbij kan je gaan van helemaal geen symptomen tot de volledige stoornis en alles daartussen.
DSM-IV (1994), DSM-IV-TR (2000):
- Multi-axiaal systeem
- As I: Klinische stoornissen: is iets wat je krijgt en wat ook weer genezen kan worden
/ weg kan gaan (meestal). - As II: 10 Persoonlijkheidsstoornissen: gaat meer over wie je bent, je persoonlijkheid
en bij gevolg is therapie ook minder evident.
Kenmerken persoonlijkheidsstoornis:
- Ernstige, aanhoudende en starre patronen,
- van gedrag en innerlijke beleving,
- die starten in de adolescentie of vroege volwassenheid,
- die ernstig afwijken van culturele verwachtingen,
- en uitmonden in blijvende stress en beperkingen,
- in interpersoonlijke relaties en in het professioneel leven,
- en door de patiënt als egosyntoon (= het past bij jezelf) ervaren worden.
→ Het feit dat een persoonlijkheidsstoornis door de patiënt als egosyntoon wordt ervaren, is compleet anders dan bij klinische stoornissen waar de problemen als egodystoon worden ervaren. Plots krijgt
iemand een depressie, die persoon zegt dat hij zo niet was vroeger en dat de kenmerken die hij/zij nu ervaart niet bij hem/haar passen → egodystoon.
egosystoon en egodystoon
egosystoon –> het past bij jezelf, bijv bij persoonlijkheidsstoornissen
egodystoon –> Het past niet bij jezelf, bijv bij depressie. je krijgt dat ineens en dat was vroeger niet zo
De persoonlijkheidsstoornissen zijn op te delen in 3 clusters:
A. Zonderling-excentriek; gestoorde interpersoonlijke beleving:
» Paranoïde, Schizoïde, en Schizotypische PS.
B. Theatraal-emotioneel; ‘ik’ centraal beleefd:
» Antisociale, Borderline, Theatrale, en Narcistische PS.
C. Bezorgd–bevreesd: klemtoon op negatieve emotionaliteit:
» Ontwijkende, Afhankelijke en Obsessief-Compulsieve PS.
DSM-5 (2013):
- Categoriaal (sectie II; idem DSM-IV) EN dimensioneel (sectie III) perspectief.
- Sectie III (model voor PS diagnosestelling en conceptualisatie):
–> Multi-axiaal systeem verdwenen
–> Dimensioneel:
PS = extreme variant van algemene
. persoonlijkheidstrekken.
. Kwantitatief verschil tussen normaal en disfunctioneren.
DSM-5 (2013):
Algemene criteria dimensionele diagnostiek PS (Sectie III):
A. Matige of ernstige beperkingen in persoonlijkheidsfunctioneren: zelf & interpersoonlijk.
B. Eén of meerdere pathologische persoonlijkheidstrekken.
C. Relatief inflexibel en pervasief (diepgaand), en tot uiting komend in een brede range van
persoonlijke en sociale situaties.
D. Relatief stabiel over de tijd, startend in de adolescentie of vroege volwassenheid.
E. A&B worden niet beter verklaard door een andere mentale stoornis.
F. A&B worden niet toegeschreven aan fysiologische effecten van middelenmisbruik of andere
medische condities.
G. A&B worden niet beter begrepen als normaal passend binnen iemands ontwikkelingsfase of
socioculturele omgeving.
DSM Crit. B: Personality Inventory for DSM-5
- 25 maladaptieve persoonlijkheidstrekken in 5 domeinen: elke persoonlijkheidsstoornis
heeft dus een aantal van deze trekken.
→ Al deze 25 maladaptieve persoonlijkheidstrekken kunnen gecategoriseerd worden
in 5 domeinen die gelijk zijn aan de Big Five. - Negatief affect - maladaptieve variantie neuroticisme.
- Afstandelijkheid - maladaptieve variant van extraversie.
- Antagonisme - pathologische variant van vriendelijkheid.
- Disinhibitie - pathologische variant van consciëntieusheid
- Psychoticisme - pathologische variant van openheid voor ervaringen.
APS en psychopathie in het nieuwe model
Dus in het nieuwe model gaan we antisociale PS en psychopathie niet meer zien als hetzelfde construct. Je gaat eerst Antisociale PS diagnosticeren en je kan eventueel bijkomend nog psychopathie diagnosticeren.
conclusie APS en psychopathie
- Historisch gezien als aparte concepten uitgewerkt.
- Inwisselbaar gebruikt in literatuur.
- Tot en met DSM-IV: psychopathie = APS
- Vanaf DSM-5: psychopathie ≠ APS → eventueel specificeren van psychopathie.
Psychopathie ≠ Antisociale Persoonlijkheidsstoornis
Empirische evidentie voor asymmetrische relatie:
bijna iedereen die psychopathie heeft, heeft ook een antisociale persoonlijkheidsstoornis.
Maar omgekeerd is dat niet zo.
Meta-analyse Decuyper et al. (2009):
Meta-Analysis of Psychopathy-, Antisocial PD- and FFM Associations. Ze heeft gekeken naar de gelijkenissen en verschillen en overeenkomsten tussen APS en psychopathie:
mensen met APS en psychopathie:
- laag altruisme
- laag consciëntieusheid
- hoog ergernis
- hoog impulsiviteit
- hoog avonturisme
- laag Hartelijkheid
Mensen met psychopathie maar geen APS
- laag ANGST
- heel laag altruisme
- heel laag oprechtheid
- heel laag inschikkelijkheid
- heel laag bescheidenheid
Studie Hicklin en Widiger (2005):
Similarities and differences among antisocial and psychopathic self-report inventories from the perspective of general personality functioning
kenmerken mensen met APS en psychopathie
- laag altruisme
- laag oprechtheid
- laag zorgzaamheid
- laag inschikkelijkheid
- laag betrouwbaarheid
- laag zelfdiscipline
- laag bedachtzaamheid
- hoog avonturisme
kenmeren mensen psychopathie maar geen APS
- Laag ANGST
- laag SCHAAMTE, oppervlakkige charme
- laag kwetsbaarheid, onbevreesdheid
- laag bescheidenheid, arrogantie/grandioosheid
- laag medeleven, gebrek aan empathie