College 11 Flashcards

1
Q

de twee belangrijkste risicotaxatie instrumenten voor forensische patiënten.

A
  • HKTR: in Nederland ontwikkelt; historische klinische toekomstige revisie.
  • HCR-20: in het buitenland ontwikkelt; historical clinical risk management
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar wordt risicotaxatie voor gebruikt?

A
  • Inschatten recidiverisico
  • Plaatsing in forensisch psychiatrische instelling
  • Maatregel TBS beëindigen: inschatten wat de kans is dat een persoon opnieuw een delict
    pleegt als we hem vrij zouden laten uit de TBS-kliniek.
  • Duur straf of maatregel: als het risico bijvoorbeeld nog veel te hoog is, dan wordt de duur van de straf uiteraard nog verder verlengt.
  • Volgen van behandeling: je gaat er vanuit dat door behandeling de kans op recidive daalt. Voortgang van de behandeling in de gaten houden door te kijken of het risico gaat afnemen met de tijd.
  • Monitoring - behandelvoortgang
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wie doet aan risicotaxatie en hoe? (3)

A
  • Rechter
  • Advies gedragsdeskundigen: psycholoog en/of psychiater.
  • Link stoornis en delict?
    –> Stoornis zorgt voor nieuwe delicten.
    –> Verdachte komt door stoornis in soortgelijke situaties.
    –> Stoornis zorgt voor contact met slachtoffers en/of mededaders
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

3 type risicotaxatie

A

Subjectief klinisch oordeel
Actuarieel oordeel
Gestructureerd klinisch oordeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Subjectief klinisch oordeel:

A

Lang geleden deed men een puur subjectief klinisch oordeel. Dit is natuurlijk niet zo goed.

  • Expertise, ervaring, kennis over patiënt: vroeger keek men puur op basis van ervaring,
    expertise en het kennen van de patiënt. Op basis hiervan werd een inschatting over die patiënt gedaan.
  • Net zo effectief als toeval: uit onderzoek en experimenten blijkt dat een subjectief klinisch
    oordeel totaal niet effectief is om alleen te gebruiken. Wanneer men dezelfde info aan experts als aan leken gaf, was hun beoordeling bijna compleet hetzelfde.

Verder bleken de inschattingen van de ‘experts’ twee keer zo vaak fout als goed te zijn…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Actuarieel oordeel:

A

Juist de totaal andere kant van subjectief klinisch oordelen, dit is juist heel veel
gericht op statistiek.

  • Lijst van risicofactoren: op basis van studies naar eerdere patiënten is een lijst van
    risicofactoren opgesteld.
  • Statisch vs. dynamisch: statisch (= niet veranderlijk; leeftijd van eerste delict, aantal delicten gepleegd), dynamisch (= veranderlijk; emotieregulatie, verkeerde vrienden).
  • Protectieve factoren: beschermende factoren (bvb. sociale steun, goed netwerk).
  • Opgetelde score = eindoordeel: op alle dingen wordt gescoord, uiteindelijk werd de totaalscore opgeteld en is dit het eindoordeel over de patiënt.
  • ‘Probabilistisch’: we hebben te maken met kans, je weet het dus nooit 100% zeker. Doordat het zo statistisch lijkt, kan het ons een vals gevoel van waarheid geven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Gestructureerd klinisch oordeel:

A

De beste vorm, combinatie van de voorgaande twee. Naast de statistiek ga je ook nog wel je gezonde verstand gebruiken.

  • Scoren van items
  • Additionele info (je gaat kijken naar het dossier, en naar het gesprek dat met de client is geweest)
  • Inschatting recidive
  • ‘klinisch’/ ‘relatief’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Base rate:

A

Statistische prevalentie van bepaald gedrag in een bepaalde groep over een bepaalde tijd.

→ De base rate is op groepsniveau; bijvoorbeeld de base rate voor een zedendelict in een groep zedendelinquenten over een jaar tijd is 3%.
- Welk delict?
- De ernst van het geweld?
- Welke context?
- Institutioneel (gevangenissen, ziekenhuizen, etc.) vs. maatschappij.

  • In instituten is de base rate veel lager dan in de maatschappij. Die mensen zitten vast, zitten bij elkaar, er is minder mogelijkheid tot het plegen van delicten en er zullen ook minder slachtoffers komen.
  • Op welk moment? Het kan zo zijn dat de base rate afhankelijk is van een bepaalde periode waarin iemand aan het eind van de maand geen geld meer over heeft, en dan dus vaker aan het einde van de maand een delict pleegt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ndividualiseren risicofactoren: we gaan naar bepaalde factoren kijken om over een specifieke persoon een inschatting te maken. (4)

A
  • HISTORISCHE FACTOREN: factoren die statisch zijn, er kan niets meer aan veranderd worden, het is in het verleden (historie).
  • Bijvoorbeeld: het aantal gepleegde delicten, wel of niet seksuele delicten gepleegd,
    veroordelingen, de leeftijd tijdens het eerst gepleegde delict, etc.
  • DISPOSITIONELE FACTOREN: kenmerken, trekken (persoonlijkheidstrekken).
  • Bijvoorbeeld: hoge impulsiviteit, geen inhibitie, etc.
  • CONTEXTUELE FACTOREN: in de context, is er iets gebeurt waardoor je het verliest en een delict
    pleegt, een trigger die ervoor zorgt dat je knapt, de druppel die de emmer doet overlopen.
  • KLINISCHE FACTOREN: ben je voldoende gemotiveerd voor de behandeling.
  • Behandel- of therapietrouw.

Verhogen inschatting van toekomstig delictgedrag!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Inschatting risico:
Interbeoordelaars betrouwbaarheid (ICC):

A

wordt via ICC’s bekeken (= intra class correlations).
Als we kijken naar de tabel zien we dat de meeste instrumenten, als deze door verschillende beoordelaars worden beoordeeld, een goede samenhang vertonen (52 ICC’s hadden een correlatie van .75 of hoger, en dit wijst op een uitstekende samenhang).

Maar ondanks dat de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid goed is, betekent dit niet automatisch dat de
predictieve validiteit ook goed is:

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Predictieve validiteit

A

meten we wat we willen meten. Wordt uitgedrukt in AUC waarden, onder de .50 is
onvoldoende voorspellende waarde. Het wordt pas echt goed vanaf ongeveer .75.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Twee soorten predictieve validiteit

A
  1. Prospectieve validiteit:
    je stelt jezelf de vraag, in de toekomst gericht; mag een patiënt naar buiten gaan, mag hij op verlof, mag de behandeling stoppen, is hij klaar om de wereld in te gaan?
    - Je doet een inschatting en daarna laat je hem vrij.
  2. Retrospectieve validiteit: men gaat opnieuw een risicotaxatie doen en terugkijken hoe het zit dat de persoon na vrijlating alsnog de fout is ingegaan.
    - De beoordeling is hier retrospectief, achteraf wordt er gekeken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

We gaan predicties maken over de toekomst, soms gaat dit fout:
Vals-positieve en vals-negatieve inschattingen:

A
  • Vals-positieve inschatting:
    je schat het risico hoog in, (deze patiënt gaat recidiveren (de fout in)), maar hij doet het niet → vals.
  • Vals-negatieve inschatting:
    je schat het risico laag in, (deze patiënt gaat niet recidiveren (de fout in)), maar hij doet het wel → vals.
    → Dit wil je ten alle tijden vermijden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Receiver Operating Curves:

A

Voorspellende waarde
- Base rate
- Selectie ratio: de proportie mensen die voorspeld wordt te recidiveren.
- Hoe te meten? ROCs (Area Under the Curve): het is belangrijk om te kijken naar het gebied
onder de curve. De curve zet de sensitiviteit af tegen de 1-specificiteit.
- Sensitiviteit en 1-specificiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
  • Sensitiviteit en 1-specificiteit. tabel
A

sensiviteit wordt uitgezet tegen 1 - specifiteit

sensiviteit –> Ph = kans op hit, de kans dat je denkt dat iemand recidiveert, en die doet het ook.
- Sensitiviteit is de hit rate/true positive rate = je voorspelt dat iemand de fout in gaat, en deze persoon doet dit ook, doet het wel. Er is een hit.

specifiteit –> Pfa = kans op false alarm = false positive (vals positieve), vals alarm.
- Vals positieve: iemand wordt voorspeld te recidiveren, maar doet het niet.

PH wordt afgezet tegen 1-PFA, dit is de AUC (= Area Under the Curve).
In dit geval 76%, is de kans dat een willekeurig geselecteerde recidivist op jouw instrument een hogere score haalt dan een willekeurig geselecteerde NIET-recidivist.
(Area AKA het grijze gebied = 0.76)

Als heel t vierkant grijs is, is de kans 100%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Stel er is een perfect instrument met een AUC van 1. Hoe ziet dat balkjes diagram er dan uit

A

Dan is er geen overlap tussen de balkjes

17
Q

Uitleg bij het figuur met de balkjes (risicotaxatie)

A

: is een risicotaxatie instrument. Al de mensen hebben een score, de lichtgrijze zijn niet recidivisten, de zwarte zijn de recidivisten.

Er moet een cut-off gemaakt worden, bij welke score zijn we 100% zeker dat we ervoor zorgen dat deze persoon nooit meer een delict kan plegen.

  • Eigenlijk ben je enkel van het hele kleine stukje links in de figuur zeker dat deze mensen niet opnieuw in de fout gaan (de twee kleuren overlappen niet meer).
  • Vanaf scores kleiner dan -20 (waar de balkjes niet meer overlappen), kunnen we stellen dat deze mensen vrijgelaten kunnen worden (in deze situatie).
18
Q

Stel de baserate is 10%
Hoeveel procent kans zijn we dan zeker dat het niet opnieuw gaat gebeuren

19
Q

Instrument gebruiken of niet? (risicotaxatie)

A

base rate 10%. 90% dat ie het niet gaat doen. Dit werkt voor 80% van de gevallen goed.
NEE, want het instrument is lager dan de kans dat het niet gebeurd, dus dat heeft geen nut

Stel base rate voor spieken op het tentamen is 50%. Dus 50% kans dat je niet gaat spieken
Dit werkt voor 80% van de gevallen.
JA, want het instrument is hoger dan de kans dat je niet gaat spieken dus heeft het wel nut.

20
Q

wanneer is een AUC-waarde wel oke, dat je het wel kan gebruiken