College 5 Flashcards
Onderzoek van Cima et al. naar morele dilemma’s:
Cima et al. 2010:
: vroeg zich af hoe psychopaten reageren op bovenstaande morele dilemma’s. Ze heeft
aan drie groepen (met die trein)
- Er zijn in het onderzoek drie verschillende soorten dilemma’s te onderscheiden; (1) niet
persoonlijke dilemma’s (zoals de hendel overhalen), (2) alle dilemma’s, (3) persoonlijke
dilemma’s (de man echt duwen). - Ze heeft gekeken in hoeveel procent van de gevallen antwoorden met “ja ik ga dit doen” (dus; ga je aan de hendel trekken, ga je die man op het spoor duwen?).
Resultaten van het onderzoek van Cima et al.:
- Alle drie de groepen zeiden minder vaak ja bij de persoonlijke dilemma’s dan bij de
niet-persoonlijke dilemma’s. Bij de niet-persoonlijke dilemma’s zeiden ze vaker ja.
- Alle drie de groepen trekken dus sneller aan de hendel versus echt een man op het
spoor duwen.
- Is er een verschil tussen de drie groepen (vooral geïnteresseerd in de psychopaten en
niet-psychopathische delinquenten)?: er bleek dat daar geen significante verschillen in zitten. - Psychopaten versus gewone controle participanten gaan allemaal op dezelfde manier op de morele dilemma’s reageren
Conclusie: Psychopaten beseffen eigenlijk gewoon goed het verschil tussen goed en kwaad want hun moreel denken verwerkt wel goed. Het enige verschil met normale mensen is dat psychopaten in hun normale leven zich er niet zoveel van aantrekken (het boeit hen niet zo veel).
Kohlberg: Morele ontwikkeling in zes fasen (4)
0 PREMORALITEIT
I PRECONVENTIONEEL NIVEAU
II CONVENTIONEEL NIVEAU
III POSTCONVENTIONEEL NIVEAU:
Kohlberg: Morele ontwikkeling in zes fasen0 PREMORALITEIT
je hebt nog geen moraliteit, geen ethisch besef, kunnen geen onderscheid maken
tussen goed en kwaad.
- Goed is wat plezierig is. Wat pijn doet, of angst inboezemt, is slecht.
Kohlberg: Morele ontwikkeling in zes fasen’
I PRECONVENTIONEEL NIVEAU
1) Het kind is geheel en al op de externe autoriteit gericht. Iets is vanzelfsprekend goed omdat een autoriteit (moeder, vader, juf, politie) dat zegt. Alles waar een straf op staat is slecht.
2) Ten opzichte van anderen wordt een weegschaalmodel gehanteerd. Ik doe iets voor jou, dus ik wil dat jij ook iets voor mij doet → dingen moeten in balans zijn (als jij niet lief bent voor mij ben ik ook niet lief voor jou). Het eigenbelang primeert hier.
- Psychopaten lijken in het preconventionele niveau te zitten.
Kohlberg: Morele ontwikkeling in zes fasen
II CONVENTIONEEL NIVEAU
3) Goed is wat anderen goed vinden. Wat men van mij verwacht is goed. Je gaat eerst naar de anderen kijken en je gaat hen nabootsen. Er wordt nog geen rekening gehouden met eventuele negatieve gevolgen, je doet gewoon wat de anderen doen.
4) Goed is wat de eigen groep normaal vindt. Ik laat mijn doen en laten bepalen door de
meerderheid, je kijkt naar de gangbare groepsnorm. Je sluit je aan bij de mening van de groep.
- Collectivistische maatschappijen neigen meer te leven op dit niveau.
Kohlberg: Morele ontwikkeling in zes fasen
III POSTCONVENTIONEEL NIVEAU:
komt vanaf adolescentie op.
5) Goed is wat in overleg is overeengekomen. Het gaan over afspraken, afspraken moeten
gerespecteerd worden. Respect voor mensen is hier primair.
6) Iets is goed omdat het niet tegen de eigen principes ingaat. Het persoonlijke geweten weegt hier het zwaarst en heeft hier de doorslag. De rechten van het individu, directe verantwoordelijkheid dragen. Iets wat slecht is openlijk afkeuren zelfs als niemand het hier mee eens is. Je eigen morele raamwerk domineert hier.
Het Heinz-dilemma:
Heinz’ vrouw is ernstig ziek, maar Heinz heeft geen geld voor medicijnen en de apotheker wil het niet voor minder verkopen. Dus: Heinz steelt de medicijnen om zijn vrouw beter te maken. Mag Heinz dit doen?
Het Heinz dilemma –> Kinderen
Kinderen: zitten nog in het preconventionele niveau van morele ontwikkeling. Ze zeggen dat het niet mag omdat ze dan de gevangenis in moeten, de politie het kan zien, etc. Ze denken heel zwart wit.
Het Heinz dilemma –> Adolescenten:
Adolescenten: postconventionele niveau: konden veel kritischer denken, moraliteit gaat samen met verschillende perspectieven innemen, over langere termijn denken. Ze kunnen beter abstract denken en
verschillende perspectieven innemen, de emoties waren meer van belang. Het denken was al gecompliceerder.
Moreel oordelen en delinquent gedrag
→ Moreel oordelen en delinquentie gaat samen op de manier dat hoe lager je moreel redeneren is, hoe meer delinquent gedrag je vertoont. Dit is een sterke associatie, maar wel afhankelijk van een aantal
factoren.
- GESLACHT: vooral bij jongens.
- LEEFTIJD: oudere jongens (va. 15 jaar).
- INTELLIGENTIE: minder intelligent.
- PSYCHOPATHISCHE TREKKEN: koele- niet emotionele trekken → de kern van psychopathie, de kern van psychopathische trekken. Als deze aanwezig zijn is de relatie erg sterk.
- GEÏNSTITUTIONALISEERD OF NIET: relatie is vooral sterk bij geïnstitutionaliseerde jongeren, als jongeren samen worden geplaatst in bvb speciaal onderwijs of een gevangenis, dan is de relatie tussen verminderd moreel oordelen en delinquentie nog sterker. Dit is omdat ze alleen maar negatieve rolmodellen hebben, ze zien elkaar weinig moreel redeneren en ze nemen dit van elkaar over → werkt criminogeen.
Bandura: sociale leertheorie
Meten de dilemma’s wel wat we willen meten, meet dat wel concreet gedrag? Het is abstract, moeten we er niet op een andere manier naar kijken? Morele dilemma’s meten moreel oordelen, terwijl we juist moreel gedrag willen weten. Hoe kan je van moreel oordelen naar moreel gedrag komen? → Door zelfregulatie (jezelf reguleren)
Zelfregulatie gebeurt via drie processen:
- Self-monitoring:
jezelf in de gaten houden, kijken hoe je je gedraagt (bvb. je wil slagen voor dit vak, je moet jezelf in de hand houden, kijken hoe je het doet en of je naar alle colleges kijkt en
oefeningen maak). - Oordeel over maken:
ja ik ben goed bezig, ik ben al helemaal mee, ken zelfs al alles, of juist totaal niet. - Op basis van je oordeel een reactie geven: in het geval dat je helemaal bijloopt → goed bezig, of juist niet, je loopt achter → in actie komen, je gedrag bijsturen.
Dit is hoe je van moreel oordelen naar moreel gedrag komt → door zelfregulatie.
Moral Disengagement model (Bandura)
Morele ontkoppeling (moral disengagement): Je slechte of foute gedrag zodanig goed praten dat je je niet meer schuldig of beschaamd voelt en gewoon verder kunt met je leven.
- Bijvoorbeeld: student dat nog geen enkel hoorcollege gevolgd heeft, je kunt je hier schuldig en beschaamd over voelen. Hier zijn allerlei technieken voor die je kan toepassen op jezelf om ervoor te zorgen dat je je beter gaat voelen. Je kan bepaalde excuses gaan verzinnen, het bagatelliseren, minimaliseren, etc. Dingen bedenken waardoor je jezelf beter voelt, hierdoor kan je het immorele gedrag verderzetten.
Moral Disengagement is onder te verdelen in vier grote domeinen:
A. Reconstrueren van je immorele gedrag:
B. Persoonlijke verantwoordelijkheid verdoezelen:
C. Kwalijke gevolgen vertekenen / veranderen
D. Het slachtoffer de schuld geven:
→ Op tentamen: bepaalde stellingen en dan aangeven welk mechanisme het is, of de betekenis van een mechanisme geven
Moral Disengagement is onder te verdelen in vier grote domeinen: –>
A. Reconstrueren van je immorele gedrag: (3)
- Morele rechtvaardiging: ‘
het persoonlijk en sociaal acceptabel maken van jouw immoreel gedrag door het te verbinden aan sociale of morele doelen (eer, reputatie, religie).
- Deze is van alle 8 de meest problematische. Omdat je trots en eer gaat halen uit je
antisociale gedrag → bvb. Bij terrorisme, die mensen gaan er echt vanuit dat ze goed
doen, ze zijn er trots op. - Eufemistisch labelen:
beter voorstellen dat het is / verbloemen, je gaat iets minder erg laten lijken, je gaat een activiteit op een andere manier benoemen. Afhankelijk van hoe je het beschrijft
en benoemd, kan het minder erg zijn. (Bijvoorbeeld: je hebt iemand bewusteloos geslagen, maar je zegt dat je iemand gewoon in bedwang hebt gehouden). - Positieve vergelijking:
Negatief antisociaal gedrag reduceren tot iets dat weinig gevolgen heeft.
Dit doe je door een erger scenario te schetsen dan wat jij gedaan hebt. (Ik heb hem alleen maar geslagen, ik had hem ook kunnen doden). Je gaat het vergelijken met iets ergers waardoor jouw actie er als positiever uitkomt.
→ Deze drie zijn de meest effectieve vormen van morele ontkoppeling, dus ook de meest gevaarlijke en meest voorkomende vormen in de forensische psychologie (worden het meest gebruikt door delictplegers).
Moral Disengagement is onder te verdelen in vier grote domeinen: –>
B. Persoonlijke verantwoordelijkheid verdoezelen: (2)
- Verleggen van verantwoordelijkheid: het is niet jouw fout, je moest het doen van je baas (bvb. Bij soldaten, dictatuur). De rol van het individu (de dader) wordt geminimaliseerd.
- Diffuse verantwoordelijkheid: je verdeelt de verantwoordelijkheid, het is niet alleen mijn fout (bvb. met pesten, als je zelf een beetje meedoet of het slachtoffer niet hielp was je zelf ook een beetje verantwoordelijk). De groep is verantwoordelijk, gedeelde verantwoordelijkheid.
Moral Disengagement is onder te verdelen in vier grote domeinen: –>
C. Kwalijke gevolgen vertekenen / veranderen: (1)
- Verstoren van consequenties:
de nadelige gevolgen op een andere manier voorstellen, het leed dat je anderen aandoet minimaliseren / bagatelliseren.
Moral Disengagement is onder te verdelen in vier grote domeinen: –> D. Het slachtoffer de schuld geven: (2)
- Ontmenselijking:
de menselijke attributen wegnemen, de persoon als een dier aanschouwen, iemand als een stuk stront zien etc. Op deze manier zijn mensen geen mensen meer maar juist
dingen of dieren.
- Uit experimenten blijkt dat mensen veel harder kunnen zijn als we mensen
ontmenselijken: als we iets over een rat of een varken zeggen kunnen we veel immoreler
zijn. - Attributie van schuld:
de schuld attribueren aan het slachtoffer, mensen zien zichzelf niet zo vaak als individuen die iets fout doen, het is altijd de andere die fout zit. Het slachtoffer heeft het
uitgelokt of gedaan, jij als dader bent daartoe gedreven door het slachtoffer of door de
omstandigheden.
(Bvb. dat meisje was zo schaars gekleed, ze vroeg erom om aangerand te worden)
We kunnen op verschillende manieren vanuit morele ontkoppeling (moral disengagement) tot schadelijk gedrag (harmful behavior) komen:
- Op een DIRECTE manier:
door jouw morele ontkoppeling maak je de weg vrij om nog meer antisociaal gedrag te gaan vertonen.
Moral disengagement → harmful behavior - Op een INDIRECTE manier:
Als je aan morele ontkoppeling doet ga je minder prosociaal gedrag vertonen, en dit
zorgt ervoor dat je meer antisociaal gedrag gaat vertonen (harmful behavior). - Als je door morele ontkoppeling minder prosociaal gedrag vertoont ben je gevoeliger
voor agressie, dus ga je eerder schadelijk gedrag vertonen - Als je aan morele ontkoppeling doet heeft dit een effect op je schuld en schaamte, je
hebt niet zoveel schuld en schaamte meer waardoor je verder kan gaan met je
antisociaal gedrag vertonen.
Morele ontkoppeling kan een gevolg zijn van antisociaal gedrag, maar ook weer een oorzaak (het is een soort vicieuze cirkel).
Ruminatie
het steeds herkauwen van bepaalde ideeën.
Irascibility
opvliegendheid
Callous-Unemotional (CU) traits
(kille niet-emotionele persoonlijkheidstrekken) → leidt tot meer
morele ontkoppeling
Bij CU / psychopaten: verminderd emotioneel functioneren → geen morele ontkoppeling.
- Kindermishandeling → morele ontkoppeling → crimineel gedrag.
Invloed ouders:
- Kochanska (2002):
- Hyde, Shaw & Moilanen (2010):
- Kochanska (2002):
Ouderschap empathie, weinig machtsvertoon –>
internalisatie van gedrag –>
morele individuen - Hyde, Shaw & Moilanen (2010):
Afwijzend ouderschap arme buurt –>
empathie –>
morele ontkoppeling
–> antisociaal gedrag
Sociale selectie en morele ontkoppeling
morele ontkoppeling van jezelf gaat later een invloed hebben op wie je kiest als vriend.
Je gaat vanuit je eigen morele ontkoppeling andere vriendschappen kiezen.