College 6 Flashcards

1
Q

Agressie en stoornissen:

A
  • APS (antisociale persoonlijkheidsstoornis),
  • BDS (borderline persoonlijkheidsstoornis),
  • NPS (narcistische persoonlijkheidsstoornis),
  • PPS (psychopathische persoonlijkheidsstoornis).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Een definitie probleem? agressie

A

Agressie is zo’n breed construct, het is een containerbegrip.
Agressie: omdat dit zo’n negatief woord is, heeft men er ook een positief woord voor bedacht →
assertiviteit: soort agressie die we wel kunnen goedkeuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

geweld

A

zeer zware agressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Delinquentie

A

er hoeft niet altijd agressie te zijn (kan ook gaan om een diefstal, seksueel
grensoverschrijdend gedrag, spijbelen, etc).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Antisociaal gedrag:

A

breed construct → alles wat niet hoort.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Regelovertredend gedrag:

A

staat niet altijd een straf op (weglopen van huis). Het strookt niet met de norm en met de regels, je overtreed de regels (die je thuis of op school hebt).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Agressie

A
  • Gericht op een ander.
  • Intentie van schade toebrengen.
  • Slachtoffer wil het vermijden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer zijn we het meest agressief?

A

We zijn het meeste agressief als we peuters zijn (2-4 jaar). Dit komt omdat kleine kinderen nog geen taal hebben → onvoldoende taalontwikkeling. Als ze gefrustreerd of boos zijn kunnen zij zichzelf nog niet goed uitdrukken en nog niet op een goede manier. Het enige wat ze kunnen doen is fysiek iets doen (gezichtsexpressies vertonen, pakken, trekken, duwen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Zijn we van nature agressief of is het eerder aangeleerd.

A
  • Van nature agressief zijn (nature): als jong kind heb je niets anders dan puur je gezichtsuitdrukkingen en fysieke
    aspecten.
    Het is altijd een combinatie van nature en nurture.
    Sommige mensen hebben bepaalde persoonlijkheidskenmerken die
    tot meer agressie kunnen leiden maar uiteraard speelt ook de omgeving een rol (opvoeding, waar je opgroeit).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  • Aangeleerde agressie (nurture): Bandura doll experiment.
A
  • Bandura was de bedenker van de sociale leertheorie.
    In het experiment wordt het kind blootgesteld aan een model (een volwassene → bvb. moeder). Het model gaat op een pop slaan en vervolgens doet het kind dit na.
  • Je kan je dan afvragen of het pure imitatie is, maar het kind gaat ook verder (het gaat andere voorwerpen gebruiken om de pop pijn te doen, laat agressieve gezichtsuitdrukkingen zien, etc). Op basis hiervan kunnen we zeggen dat agressie ook voor een stuk is
    aangeleerd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Twee grote vormen van agressie:

A

(1) Vijandelijke / reactieve agressie
(2) Instrumenteel / proactieve agressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

1) Vijandelijke / reactieve agressie

A

komt veel voor in de forensische klinieken.
- Affectieve agressie: emotionele vorm.
- Impulsief, niet-gepland.
- Boosheid, kort lontje.
- Motivatie: een ander schade toedoen, emoties uiten (buiten dit niets extra’s willen bereiken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

(2) Instrumenteel / proactieve agressie:

A
  • Voorbedachte agressie
  • Motivatie: ander dan schade toebrengen, agressie als middel om iets te bereiken (je wil geld stelen, maar de bewakers staat in de weg van je doel, dus je geeft hem een duw. Je wilt de bewaker niet schade toebrengen, je wil iets bereiken en agressie was hiervoor nodig (was het middel).
  • Agressie instrumenteel inzetten.
  • Statusdoelen en agressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat te zien in tabel directe en indirecte agressie?

A
  • Over het algemeen ligt de grafiek van directe agressie (= fysiek, verbaal, duidelijk aanwezig) al lager en zakt deze nadat de kindertijd voorbij is omdat we dan onze taal hebben die we kunnen inzetten.
  • Wel is in de grafiek te zien dat bij de indirecte agressie (psychologische / relationele / sociale agressie → roddelen) dit over het algemeen al meer wordt gebruikt dan directe agressie. Dit komt omdat mensen minder het gevoel hebben dat men je kan pakken, het is subtieler (manipulatie, pesten, etc.).
  • Piek van indirecte agressie in de adolescentie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

5 Theorieen van agressie

A

1) Cognitive Neoassociation Theory - Berkowitz
(2) Sociale leertheorie - Bandura
(3) Script theorie - Huesmann
(4) Excitation Transfer Theory
(5) Social Interaction Theory

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

1) Cognitive Neoassociation Theory - Berkowitz

A

VERKLAARD REACTIEVE AGRESSIE
Wordt ook wel de Frustratie-theorie genoemd.
Negatieve gemoedstoestanden: mensen kunnen gefrustreerd raken door negatieve situaties of gebeurtenissen (te warm, teveel lawaai, te koud, etc). Deze lokken bepaalde negatieve gemoedstoestanden uit (emoties, cognities, fysiologische zaken), en dit kan leiden tot agressie.

‘Cues’ roepen associaties op:
- Bijv. wapen → schieten → pijn.
- Je ziet bij je oma een wapen hangen in de woonkamer, dit is een cue waardoor je terugdenkt aan je traumatische ervaringen in de oorlog. Je komt in een negatieve gemoedstoestand, je denkt terug aan de oorlogssituatie, je voelt het, je autonome zenuwstelsel gaat er naar functioneren, je
denkt terug aan de pijn dit je had. Hierdoor raak je in een aroused toestand, geëmotioneerd, gefrustreerd, en dit kan leiden tot agressie.
Afhankelijk van de associaties die je in je hoofd hebt gemaakt, komt er al dan niet agressie (en afhankelijk van hoe gefrustreerd je bent).

GEBEURTENIS –> GEMOEDSTOESTAND –> AGRESSIE

De Cognitive Neoassociation Theory van Berkowitz geeft een goede verklaring voor de uiting van reactieve agressie (niet zo zeer instrumentele agressie).

17
Q

(2) Sociale leertheorie - Bandura

A

Bandura: Agressie is aangeleerd, met name instrumentele agressie.
- Directe ervaring of observatie: Je hebt zelf een bepaalde ervaring op gedaan (je hebt iets
gestolen, of je ziet iemand iets antisociaals doen en die persoon krijgt hier beloning voor → modeling).

  • Reinforcement: Op deze manier ga je leren, je wordt bekrachtigd / beloond (reinforcement) en hierdoor ga je dit (antisociale) gedrag nog meer vertonen.

Bijvoorbeeld: Bobo doll experiment.
De sociale leertheorie van Bandura geeft een goede verklaring voor de uiting van instrumentele agressie.

18
Q

(3) Script theorie - Huesmann

A

Huesmann gaat kijken naar de relatie tussen massamedia en agressie.
- Rol van massamedia op agressie (games, films, internet).
- Aanleren scripts: we leren in ons leven door het leren van scripts (= definiëren ons gedrag, een leidraad voor ons gedrag, geleerde geheugenprocessen die gelinkt zijn aan causaliteit, doelen, acties).
- Er is een conflict, je gaat nadenken hoe je dit gaat oplossen. Je denkt aan thuis, thuis
werden conflicten opgelost door met elkaar op de vuist te gaan. Dit is een script wat je in
je hoofd hebt, dit kan leiden tot causaliteit. Jij denkt zelf ook dat het goed is om dit script
toe te passen in de desbetreffende situatie, en jij gaat in jouw conflict ook met iemand op
de vuist.
- Scripts toegankelijk via blootstelling:
- Meerdere paden leiden tot gemakkelijkere activatie.
- Bevorderen sterkte van de link → hoe meer je het ziet, hoe beter je het leert en hoe
sterker de link wordt.

De Script theorie van Huesmann geeft een goede verklaring voor de uiting van INSTRUMENTELE AGRESSIE
(want je leert dmv scripts dat agressie tot iets kan leiden).

19
Q

(4) Excitation Transfer Theory

A

Deze theorie is gebaseerd op de Frustratie theorie (Cognitive Neoassociation Theory). Ook bij deze theorie is er gesproken over fysiologische opwinding en dat dit op zich kan leiden tot agressie en woede.
Maar; de woede op zich, kan getransfereerd worden (je arousal blijft hangen en dit zorgt voor nog meer fysiologische opwinding), het is een cyclisch proces.
- Je was al opgewonden en aroused, je wordt kwaad, prikkelbaar en woedend, dan gebeurt er nog iets (terwijl je al in een hoge staat was). Dan gaat de fysiologische opwinding dus nog meerverhogen, en bij gevolg gaat je woede ook nog meer verhogen. En stel dat er dan nóg iets gebeurt, dan barst de bom.

Het is een cyclisch proces en het stapelt zich steeds op tot er een druppel is die de emmer doet overlopen.
Komt voor bij partnergeweld, maar ook in forensische klinieken en bij mensen met intermittent explosive disorder. ookwel intermittent explosive disorder

De Excitation Transfer Theory geeft een goede verklaring voor de uiting van REACTIEVE AGRESSIE

20
Q

Vriendschappen en agressie hoe beïnvloed het elkaar (relationele, instrumentele agressie - fysieke agresssie - reactieve agressie)

A

relationele en instrumentele agressie–> vrienden beinvloeden jou maar jij kiest jouw vrienden uit op basis van hoe agressief jij zelf bent

  • fysieke agresssie –> beinvloed elkaar niet
  • reactieve agressie –> je vrienden beinvloeden jou
21
Q

(5) Social Interaction Theory

A

Deze theorie beschouwd agressie als iets waarmee je een gedragsverandering bij iemand kan verkrijgen (de ander manipuleren, ervoor zorgen dat de ander zijn gedrag aanpast of iets doet voor jou) → het raakt aan sociale dominantie.

  • Agressie wordt als middel ingezet om iets te bereiken.
    Je wilt iets anders bereiken, en daarom gebruik je agressie. Dit hoeft niet altijd de agressie te zijn die je misschien gelijk in je hoofd hebt (slaan, schoppen), het kan ook manipulatie zijn of zich veel beter
    voordoen dan je eigenlijk bent.
    → Men vertoont dit als hun ego bedreigd wordt → ego-threat

De Social Interaction Theory geeft een goede verklaring voor de uiting van INSTRUMELE AGRESSIE.

22
Q

Agressie en Persoonlijkheidsstoornissen

A

Antisociale Persoonlijkheidsstoornis
Narcistische Persoonlijkheidsstoornis
Borderline Persoonlijkheidsstoornis

23
Q

Antisociale Persoonlijkheidsstoornis

A

A Diepgaand patroon van gebrek aan achting voor en schending van de rechten van anderen vanaf het vijftiende jaar aanwezig, zoals blijkt uit drie (of meer) van de volgende:
1. Niet conformeren aan de maatschappelijke norm dat men zich aan de wet moet houden.
2. Oneerlijkheid
3. Bezwendelen ten behoeve van eigen voordeel of plezier.
4. Impulsiviteit of onvermogen “vooruit te plannen”.
5. Prikkelbaarheid en agressiviteit.
6. Roekeloze onverschilligheid voor de veiligheid van zichzelf of anderen.
7. Constante onverantwoordelijkheid m.b.t. werk en financiën.
8. Ontbreken van spijtgevoelens
B. Leeftijd is ten minste 18
C. Aanwijzingen voor een gedragsstoornis beginnend voor 15 jaar.
D. Het antisociale gedrag komt niet uitsluitend voor in het beloop van schizofrenie of manische episodes.

24
Q

Narcistische Persoonlijkheidsstoornis

A

Een diepgaand patroon van grootheidsgevoelens (in fantasie of gedrag), behoefte aan bewondering en gebrek aan empathie, beginnend in vroege volwassenheid en tot uiting komend in diverse situaties zoals blijkt uit vijf (of meer) van de volgende:
- Heeft een opgeblazen gevoel van eigen belangrijkheid (bijvoorbeeld overdrijft eigen prestaties en talenten, verwacht als superieur erkend te worden zonder de erbij horende prestaties).
- Is gepreoccupeerd met fantasieën over onbeperkte successen, macht, genialiteit, schoonheid, of ideale liefde.
- Gelooft dat hij of zij “heel speciaal” en uniek is alleen begrepen kan worden door, of hoort om te gaan, met andere heel speciale mensen of mensen (of instellingen) met een hoge status.
- Verlangt buitensporige bewondering.
- Heeft een gevoel bijzondere rechten te hebben, dat wil zeggen onredelijke verwachting van een uitzonderlijk welwillende behandeling of een automatisch meegaan met zijn of haar verwachtingen.
- Exploiteert anderen, dat wil zeggen maakt misbruik van anderen om zijn of haar eigen doeleinden te bereiken.

  • Heeft gebrek aan empathie (invoelend vermogen): is niet bereid de gevoelens en behoeften van anderen te erkennen of zich ermee te vereenzelvigen.
  • Is vaak afgunstig of meent dat anderen op hem of haar afgunstig zijn.
  • Is arrogant of toont hooghartig gedrag.
25
Borderline Persoonlijkheidsstoornis
vcInstabiliteit en veel abrupte veranderingen in gevoelens, stemmingen, relaties, zelfbeeld en gedrag. Kenmerken: - Stemmingswisselingen - Zwart-wit denken - Extreme verlatingsangst (vanuit deze angst kunnen mensen ook heel agressief worden). - Opzettelijke zelfbeschadiging (automutilatie → agressie naar jezelf toe). - Identiteitsproblemen - Dissociatieve verschijnselen. - Psychotische verschijnselen. - Moeilijk te herkennen.
26
Link tussen persoonlijkheidsstoornissen en General Aggression Model:
- Cognitieve schema’s: iedereen heeft cognitieve schema’s, maar personen met een persoonlijkheidsstoornis kunnen maladaptieve schema’s hebben. Het is een manier om met het leven om te gaan, de bril waardoor je kijkt naar jezelf, anderen en de wereld. - Early Maladaptive Schema’s - Copingstijl → afhankelijk van hoe je de dingen ziet, ga je er ook mee omgaan. - Link met Borderline stoornis - Aggressive scripts - Weinig over bekend - Agressieve overtuigingen - Veel persoonlijkheidsstoornissen: geweld enige oplossing voor interpersoonlijke problemen. - Woede
27
Veel problemen met vaststellen relatie persoonlijkheidsstoornissen:
Overlappende criteria - Agressie vaak onderdeel van de stoornis (zit al in de definitie). Comorbiditeit: iemand heeft twee of meer stoornissen. - Hangt agressie met verschillende stoornissen samen; of met de overlap? Methodologische tekortkomingen - Instrumenten - Steekproeven - Verwarring uitkomst en voorspeller - Cross-sectioneel
28
Geweld en geestelijke stoornis:
Geestelijke stoornissen (depressie / schizofrenie). Links op de as staat de voorspelde probabiliteit/kans van geweld, op het tweede moment. De base rate, de basislijn van geweld is 3%. De sterkste voorspeller van geweld is het eerder hebben gepleegd van geweld. Uit deze studie blijkt dat een geestelijke stoornis ansich niet meteen tot geweld leidt (zie A), zodra we dingen toevoegen wordt de kans groter.