College 4 Flashcards
Indeling probleemgedrag:
Internaliserende problemen:
Externaliserende problemen:
Internaliserende problemen:
- In eerste instantie storend voor het kind zelf → innerlijke onrust.
- Teruggetrokken gedrag, angst, faalangstig gedrag, depressieve klachten, psychosomatische klachten, dwangmatig gedrag, …
- Soms niet zichtbaar (bvb. ouders die zeggen dat ze geen idee hadden dat hun dochter zulke problemen had)
Externaliserende problemen:
- In eerste instantie storend voor de omgeving → conflicten met anderen of de maatschappij in het geheel.
- Storend gedrag, impulsief gedrag, agressief gedrag, normovertredend gedrag (bv. stelen,
spijbelen, liegen), uitdagend gedrag, eisend gedrag, dominant gedrag, … - Duidelijk zichtbaar, het gedrag wordt uitwendig gemaakt.
→ In dit vak gaan we vooral in op externaliserend gedrag.
Externaliserend gedrag:
- Agressie: “a range of behaviors that can result in both physical and psychological harm to oneself, others or objects in the environment. The expression of aggression can occur in a number of ways, including verbally, mentally and physically”.
Overte agressie
je kunt het zien, het is duidelijk uitwendig zichtbaar.
Coverte agressie
: meer toegedekt, niet gelijk duidelijk zichtbaar (bvb. Intimidatie, roddelen)
Directe agressie:
slaan, schoppen, enz.
Indirecte agressie
roddelen
Instrumentele agressie:
je gebruikt agressie om een bepaalt doel te bereiken
(bvb. Bij een diefstal staat er iemand in de weg, je geeft die persoon een duw om
vervolgens het geld mee te nemen)
- Reactieve agressie:
een reactie, echt je emotie uiten, je hebt er geen ander doel bij dan gewoon je emotie uiten
Delinquentie
(= regelovertredend gedrag): “being or behaving in ways that are illegal or not
acceptable”. Bijvoorbeeld: spijbelen, weglopen van huis, diefstal, seksuele delicten, vandalisme,
etc.
→ Over het algemeen genomen vertonen jongens meer externaliserend gedrag en meisjes meer
internaliserend gedrag.
Binnen externaliserend gedrag zijn ook geslachtsverschillen te onderscheiden:
- Directe vormen van agressie worden vooral gebruikt door jongens (schelden, pesten, vechten).
- Indirecte vormen van agressie worden vooral gebruikt door meisjes (roddelen, intimideren). Dit is
relationele agressie (sociaal gerelateerd).
desistance
In de figuur zien we een stijging van antisociaal gedrag in de adolescentie, met een gigantische piek
tussen de 16 en 23 jaar. In de 20’e jaren zakt dit weer terug en worden mensen weer wat kalmer (= deze
afname heet desistance)
Dual taxonomy model, Terry Moffitt
Dual taxonomy: twee groepen adolescenten (1) de adolescentie limited, en de (2) life-course persistent.
1. Adolescence limited (50-90%): in de adolescentie is er een stijging van antisociaal gedrag, deze groep vertoont enkel antisociaal gedrag tijdens de adolescentie. Eigenlijk kunnen we deze groep als normaal zien, in de adolescentie is het normaal dat je een stijging hebt in antisociaal gedrag.
2. Life-course persistent (5%): vertoont antisociaal gedrag doorheen de levensloop, is niet beperkt tot adolescentie. Dit is de klinische / pathologische groep. Deze jongeren laten al heel hun levensloop
probleemgedrag zien. Ze blijven dit criminele
gedrag vertonen gedurende hun hele leven.
De twee verschillende groepen hebben allebei een eigen ontwikkeling. In principe kan je de twee groepen van adolescenten tijdens de adolescentie zelf niet van elkaar gaan onderscheiden omdat als je op het
moment zelf kijkt, ze hetzelfde soort van antisociale gedrag vertonen.
- We moeten de gehele levensloop in beschouwing nemen, dan pas kunnen we zeggen (1) dit is iemand die levenslang is blijven doorgaan met het vertonen van antisociaal gedrag, versus (2) dit is iemand die gestopt is met het vertonen van antisociaal gedrag ná de adolescentie (toen hij/zij
volwassen werd).
Hoe kunnen we verklaren dat er in de adolescentie zo’n piek is in antisociaal gedrag?
(3)
- De sociale leertheorie: mensen gaan antisociaal gedrag nabootsen als hen dat iets oplevert (kosten/baten analyse).
- De sociale bindingstheorie: wij mensen zijn van nature slecht (denk aan het Good Lives Model → 3 mensbeelden), het enige dat ons weerhoudt van antisociaal gedrag zijn onze sociale bindingen, onze relaties (natuurlijk vind je het niet leuk als je tegen je moeder moet zeggen dat je iemand in elkaar hebt geslagen).
- Ook deze verklaring is niet voldoende omdat het de adolescentie niet verklaart, waarom
is de piek dan zo groot tijdens de adolescentie?! - Dual taxonomy kan dit wél verklaren;
Life course persistent:
Life course persistent: continuïteit van probleemgedrag over de tijd heen. Het antisociale gedrag begint veel vroeger (dan 7 en 5 jaar), het heeft zijn oorsprong in de vroege jeugd. De kern is dat het probleemgedrag continu over tijd en context heen.
- Over de tijd heen zullen verschillende gedragingen voorkomen (allemaal antisociaal) (bvb. 2-3 jaar → gigantische woedebuien, het kind wordt ouder → gaat spijbelen en kinderen pesten, dieren martelen, kind gaat naar middelbare school → wordt geschorst, kind komt op straat terecht
→ gaat drugs dealen, hij krijgt een vriendin → seksueel geweld, hij is 30 en heeft een baan → hij gaat fraude plegen, etc.).
- Dit is heterotypische continuïteit: het zijn allemaal verschillende gedragingen over de
tijd heen.
→ Deze mensen ontpoppen zich tot volwaardige volwassen criminelen
Drie soorten van hoe reacties van ouders het antisociale gedrag kunnen versterken
- Evocatief (uitlokkend):
- Reactief:
- Proactief:
- Evocatief (uitlokkend):
de eigenschappen van het kind gaan reacties uitlokken bij de omgeving
(bijv. Een woedeuitbarsting van het kind zorgt ervoor dat de ouders heel hard gaan straffen, maar dit zorgt ervoor dat het probleem alleen nog maar erger wordt).
- Reactief:
- jongeren die worden blootgesteld aan eenzelfde omgeving (bijv. Hard straffen), ervaren dit allemaal op hun eigen manier en interpreteren en hier dan ook op reageren. Ze gaan er allemaal op hun eigen manier op reageren afhankelijk van hun eigen individuele eigenschappen
(bijv. negatieve attributiebias, als jij hier last van hebt en iemand geeft jou een duw dan ga je daar antisocialer op reageren). - Bij de ene die hard gestraft wordt en die heel impulsief is en een negatieve attributiebias heeft gaat dat leiden tot heel veel probleemgedrag. Terwijl het bij een ander kind, dat veel minder gevoelig is aan de omgeving (denk aan de paardebloem), die gaan hier niet echt op reageren
- Proactief
-jongeren gaan hun eigen omgevingen selecteren en creëren op een manier dat die omgevingen bij hun passen. Ze gaan opzoek naar een omgeving die bij hen past of ze gaan deze creëren.
- Jongeren gaan peers zoeken die ook antisociaal zijn zodat ze elkaar hierin kunnen
steunen.
drie transacties (evocatief, reactief, proactief) zorgen op twee manieren voor de contaminering en de verergering van
probleemgedrag. –>Cumulatief
een negatieve situatie zorgt voor een neerwaartse spiraal, je komt van het ene in het andere negatieve terecht
drie transacties (evocatief, reactief, proactief) zorgen op twee manieren voor de contaminering en de verergering van
probleemgedrag. –> Contemporary
Eigenschappen/trekken die ervoor zorgen dat ze telkens opnieuw bepaalde problemen
hebben (impulsiviteit, weinig zelfcontrole), die zorgen ervoor dat die over de tijd en context heen in de problemen geraken.
Adolescence-limited:
puur in de adolescentie hebben we de piek van antisociaal gedrag, daarvoor en
daarna is het oke
Maar waarom dan wel tijdens de adolescentie antisociaal gedrag?
Tussen de kindertijd en de volwassenheid zit de adolescentie. We hebben daar te maken
met een maturity gap (= persoon in kwestie is nog niet volwassen maar wil dit wel zijn.
De duur kan 5-10 jaar duren, dit is individueel afhankelijk).