College 8 Flashcards

Memory

1
Q

Encoding

A

Het proces van het omzetten van informatie in een vorm die het geheugensysteem kan accepteren en gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Auditory memory

A

Informatie als reeksen geluiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Visual memory

A

Informatie als afbeeldingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Semantic memory

A

Geheugen voor algemene kennis over de wereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Storage

A

Het proces van het vasthouden van informatie in het geheugensysteem in de loop van de tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Retrieval

A

Het proces vindt plaats wanneer je informatie vindt die in het geheugen is opgeslagen en deze in het bewustzijn brengt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Recall

A

Informatie ophalen die in het geheugen is opgeslagen zonder veel hulp van ophaalaanwijzingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Recognition

A

Informatie ophalen die in het geheugen is opgeslagen met behulp van ophaalaanwijzingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Episodic memory

A

Elke herinnering aan de ervaring van een specifieke gebeurtenis die plaatsvond terwijl je aanwezig was

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Semantic memory

A

Verwijst naar uw algemene kennis van de wereld, los van een herinnering aan het ervaren van een specifieke gebeurtenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Procedural memory

A

Een soort geheugen dat informatie bevat over hoe dingen gedaan moeten worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Explicit memory

A

Informatie die wordt opgehaald door een bewuste poging om iets te doen te onthouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Implicit memory

A

Het onbedoelde ophalen van herinneringen en invloed van eerdere ervaringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Priming

A

De presentatieverbetering als je dingen vaker doet: is automatisch en vind plaats zonder bewuste inspanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Levels-of-processing model of memory

A

Een model dat suggereert dat geheugen afhankelijk is van de mate of diepte waarin we informatie mentaal verwerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Maintenance rehearsal

A

Bij deze methode blijf je constant informatie herhalen om jet in het geheugen te ouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Elaborative rehearsal

A

Hierbij koppel je nieuwe informatie aan informatie die al in het geheugen is opgeslagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Transfer-appropriate processing model of memory

A

Een model dat suggereert dat geheugen afhankelijk is van hoe het coderingsproces aansluit bij wat later wordt opgehaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Neural network processing model of memory

A

Een model waarin nieuwe ervaring worden gezien als het veranderen van iemands algemene kennisbasis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Information processing model of memory

A

Een model dat suggereert dat informatie door het sensorisch geheugen, het kortetermijngeheugen en het langetermijngeheugen moet gaan om stevig in het geheugen te worden verankerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Sensory memory

A

Hier wordt informatie van de zintuigen heel kort vastgehouden voordat het verloren gaat

22
Q

Korte termijn geheugen

A

Als de informatie in het sensorisch geheugen wordt bekeken, geanalyseerd en gecodeerd als een betekenisvol patroon, is het waargenomen en kan het het korte termijn geheugen in.

23
Q

Lange termijn geheugen

A

Met aanvullende verwekring kan de informatie worden gecodeerd in het lange termijn geheugen

24
Q

Sensorisch register

A

Fungeren als tijdelijk opslagplaat in het sensorisch geheugen

25
Q

Iconic memory

A

Het sensorisch register voor visuele informatie

26
Q

Selective attention

A

JE richt je mentale middelen op slecht een deel van de stimuli om je heen, en controleert zo welke informatie verder wordt verwerkt

27
Q

Working memory

A

Geheugen waarmee we mentaal kunnen werken met informatie die in het korte termijngeheugen is opgeslagen

28
Q

Immediate memory span

A

Het maximale aantal items dat een persoon zich perfect kan herinneren na een presentatie van de items

29
Q

Chunking

A

Het organiseren van individuelen stimuli zodat ze worden waargenomen als grotere eenheden van betekenisvolle informatie

30
Q

Brown-Peterson distractor techinique

A

Een methode om te bepalen hoelang ongerepeteerde informatie in het korte termijn geheugen blijft

31
Q

Primary effect

A

Een kenmerk van het geheugen waarbij de herinnering bijzonder goed is voor de eerste twee of drie items in een lijst

32
Q

Recency effect

A

Een kenmerk van het geheugen waarbij de herinnering bijzonder goed is voor de laatste paar items van een lijst

33
Q

Retrieval cues

A

Stimuli die je helpen informatie uit het lange termijn geheugen op te halen

34
Q

Encoding specificity principle

A

De sleutel tot retrieval cues is dat ze effectiever zijn wanneer ze informatie aanboren die op het moment van leren werd gecodeerd

35
Q

State-dependent memory

A

Geheugen dat wordt geholpen of gehinderd door overeenkomsten of verschillen in de interne toestand van een persoon tijdens het leren versus herinneren

36
Q

Context-specific memory

A

Herinneringen die worden geholpen of gehinderd door overeenkomsten of verschillen tussen de contexten waarin ze worden geleerd en herinnerd

37
Q

Spreading activation

A

Het concept wordt geactiveerd in het netwerk en verspreid zich zo over alle paden die ermee verband houden

38
Q

Constructive memory

A

Onze herinneringen worden beïnvloed door wat we ervaren, maar ook door wat we al weten over de wereld in het algemeen en over de specifieke cultuur en familie waarin we leven

39
Q

Schema’s

A

Mentale representaties van categorieën van mensen, objecten, plaatsen en gebeurtenissen

40
Q

Relearning method

A

Een methode om vergeten te meten

41
Q

Decay theorie

A

Een beschrijving van het geheugen als het geleidelijk verdwijnen van informatie uit het geheugen

42
Q

Interference

A

Een proces waarbij andere informatie de opslag of het ophalen van de informatie die onthouden moest worden, belemmert

43
Q

Retroactive inhibition

A

Een oorzaak van vergeten waarbij nieuwe informatie die in het geheugen is geplaatst, de mogelijkheid verstoort om informatie die al in het geheugen is geplaats, te herinneren

44
Q

proactive inhibition

A

Een oorzaak van vergeten waarbij eerder geleerde informatie de mogelijkheid verstoort om nieuwe informatie te herinneren

45
Q

Repressed memory

A

Een pijnlijke herinnering die door psychologische processen buiten het bewustzijn wordt gehouden

46
Q

Anterograde amnesia

A

Een verlies van geheugen voor gebeurtenissen die plaatsvinden na een hersenletsel: je kan geen nieuwe herinneringen meer vormen

47
Q

Retrograde amnesia

A

Geheugen verlies van alles voor het ongeluk, je kan wel nieuwe herinneringen maken

48
Q

Reconsolidation

A

Het opnieuw opslaan van een herinnering, op een versterkte of vervormde manier

49
Q

Mnemonic strategiën

A

Manieren om informatie in een georganiseerd kader te plaatsen om het gemakkelijk te onthouden

50
Q

Method of loci

A

in je huis dingen visualiseren die je moet onthouden

51
Q

Distributed practice

A

Nieuwe informatie leren in veel studiesessies die verspreid over tijd zijn

52
Q

Massed practice

A

Proberen complexe nieuwe informatie te leren in een lange studie periode