College 10 Flashcards

Bewustzijn

1
Q

Bewustzijn

A

Uw bewustzijn van de buitenwereld en van je mentale processen, gedachten, gevoelens en percepties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Staat van bewustzijn

A

De kenmerken van bewustzijn op een bepaald moment. Bijv. slaap, hypnose, meditatie etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Level van bewustzijn

A

Het niveau van bewustzijn waarop mentale activiteiten die toegankelijk zijn voor bewustzijn plaatsvinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Level van onbewustzijn

A

Het niveau van bewustzijn waarop processen plaatsvinden die totaal ontoegankelijk zijn voor het bewuste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cognitieve onbewustzijn

A

Sommige mentale gebeurtenissen zijn niet bewust, maar kunnen bewust worden of bewust ervaringen beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Preconscious level

A

Het niveau van bewustzijn waar mentale gebeurtenissen zich bevinden die op dit moment niet bewust zijn, maar die naar believen bewust kunnen worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Unconscious

A

De term die wordt gebruikt om een niveau van mentale activiteiten te beschrijven waarvan Freud zei dat het onaanvaardbare seksuele, agressieve en andere impulsen bevat waarvan een individu zich niet bewust is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Subconscious

A

Een andere term die het mentale niveau beschrijft waarop invloedrijk, maar normaal gesproken ontoegankelijke mentale processen plaatsvinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Altered state of consciousness

A

Een toestand die ontstaat wanneer veranderingen in mentale processen zo groot zijn dat er merkbare verschillen optreden in het psychologische en gedragsmatige functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

NREM

A

Slaapstadia N1, N2 & N3. DEze gaan gepaard met geleidelijk langzamer en diepere ademhaling, een rustige, regelmatige hartslag, lagere bloeddruk en langzamere hersengolven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

REM

A

De slaapfase waarin de spierspanning drastisch afneemt, maar het EEG likt op dat van iemand die wakker is. Belangrijk voor het verwerken van informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Insomnia

A

Een slaapstoornis waarbij iemand niet genoeg slaap krijgt om zich uitgerust te voelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Narcolepsy

A

Een slaapstoornis waarbij iemand overdag van een actieve wakende toestand plotseling in REM valt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sleep apnea

A

Een slaapstoornis waarbij iemand kort maar herhaaldelijk stopt met ademen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Sudden infant death syndrome (SIDS)

A

Een slapende baby stopt plots met ademen en overlijdt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Slaapwandelen

A

Een fenomeen dat voornamelijk begint tijden de NREM-slaap, met name in N3

17
Q

Nightmares

A

Ansgtaanjagende dromen die plaatsvinden tijdens REM-slaap

18
Q

Sleep terror disorder

A

afschuwelijke droombeelden tijden N3-slaap gevolgd door een snel ontwaken en een staat van intense angst

19
Q

REM-behavior disorder

A

Een slaapstoornis waarbij de verminderde spierspanning die normaal gesproken wordt gezien tijden REM-slaap, niet optreedt, waardoor men zijn dromen gaat uitbeelden

20
Q

Circadian rythm

A

Een cyclus, zoals waken en slapen, die zich ongeveer eenmaal per dag herhaalt

21
Q

Jet lag

A

Vermoeidheid, prikkelbaarheid en slaapproblemen veroorzaakt door vliegreizen door meerdere tijdzones

22
Q

Sleep deprivation

A

Een aandoening waarbij mensen niet genoeg slapen, wat kan leiden tot verminderde cognitieve vermogens, onoplettendheid en een verhoogd risico op ongelukken

23
Q

Dreaming

A

De productie tijdens de slaap van verhaalachtige reeksen van beelden, sensaties en percepties die enkele seconden tot vele minuten duren

24
Q

Lucide dromen

A

Je bewust zijn dat een droom een droom is terwijl deze plaatsvind

25
Q

Hypnose

A

Een veranderde staat van bewustzijn die wordt veroorzaakt door speciale technieken en die zorgt voor ontvankelijkheid voor suggesties voor verandering in ervaring en gedrag

26
Q

Hypnotic susceptibility

A

De mate waarin een persoon reageert op een hypnotische suggestie

27
Q

Nonstate theorie of hypnose

A

Theorieën, zoals rol theorie, die stellen dat hypnose geen veranderde staat van bewustzijn creëert

27
Q

State theories of hypnose

A

Theorieën die stellen dat hypnose een veranderende staat van bewustzijn creëert

28
Q

Dissociation theorie

A

Hilgard: Hypnose is niet een specifieke toestand, maar een algemene toestand die tijdelijk onze normale controle over gedachten en acties reorganiseert of afbreekt