College 3: Taaldaden Flashcards
Wat is een taaldaad?
Een taaldaad is gebaseerd op het idee dat als je iets zegt dan verricht je een soort van handeling. Je stelt een vraag, begroet iemand, geeft een bevel, etc. zijn allemaal taaldaden. Wat maakt een handeling tot een taaldaad? Hier zijn verschillende opvattingen over .
Met welke strategie toont Austin aan dat beweringen slechts een soort taaldaden zijn?
- Hij begint met performatieven (uitingen van taalgebruik), die op het eerste gezicht iets heel anders lijken te zijn dan beweringen die een duidelijke handeling hebben.
- Laat zien dat veel uitingen een performatief karakter hebben.
- En dat dit ook voor beweringen geldt.
Wat zijn performatieven?
Het zijn allemaal soorten handelingen. Bijv:
- Ik dank u voor uw aandacht. Je bedankt.
- Ik zweer dat ik onschuldig ben. Ik zweer.
- Hierbij doop ik dit schip ‘Melania II’.
- Ik open hiermee het korfbalseizoen.
Wat zijn karakteristieke eigenschappen van performatieve uitingen?
Performatieve uitingen zijn sociale handelingen. Het zijn informatieve uitingen die effecten hebben in de sociale sfeer. Ze beschrijven wat ze zelf doen. Door te zeggen dat ik iemand bedank, bedank ik iemand. Performatieven hebben dus een beschrijvende inhoud voor de handeling die ze verrichten. Ze doen vaak conventioneel aan. Als ik een schip doop kan ik dat alleen onder conventionele omstandigheden die bepalen of de bewering geldig is. Ik kan alleen een schip dopen als ik de autoriteit daarvoor heb en als ik daadwerkelijk in de buurt van een schip ben.
Wat zijn de formele eigenschappen van performatieve uitingen?
Performatieve uitspraken zijn altijd vanuit eerste persoonsperspectief. Als ik zeg “Betty zweert dat ze onschuldig is” is het geen performatieve uitspraak van mij. Dat kan wel een performatieve uitspraak van Betty zijn. Ook zijn het uitspraken in de tegenwoordige tijd. Ten slotte zijn de uitspraken parafraseerbaar met ‘hierbij’ of ‘hiermee’. “Hierbij zweer ik dat ik onschuldig ben”.
Welke uitspraken zijn geen performatieven?
- Sorry.
- Welterusten!
- Hoe laat is het?
Deze uitingen hebben niet de eigenschappen als performatieve uitingen. Als je kijkt naar de effecten dan hebben ze een performatief karakter, maar ze doen niet aan de formele eigenschappen waarop ze geformuleerd zijn.
Wat is de conclusie van de performatieven van Austin?
- Beweringen zijn slechts een type taaldaden.
- Taaldaden zijn de basiseenheden voor communicatie.
Wat zijn de voornaamste categorieën taaldaden?
- constatief: beweringen en vermoedens.
- commissief: beloftes en bedreigingen.
- Directief: bevelen, verzoeken, vragen.
- Overig: “au”, “Hierbij doop ik dit schip ‘Melania II’”
Waar moet je op letten bij de voornaamste categorieën van taaldaden?
Theoretische discussies over taaldaden gebruiken deze woorden en categorieën. Het zit er echter niet aan vast. Het is namelijk niet vanzelfsprekend dat taaldaden taxonomieën (een aspect van de werkelijkheid) vormen. Dit is slechts een instrumenteel onderscheid. Theoretisch gezien is nog open of dit schema zin heeft.
In welk geval kun je de categorieën ondermijnen?
Als je bijv. een bewering koppelt aan een belofte: Ik doe de afwas vanavond.
Zijn taaldaden te definiëren?
Enerzijds wordt in de filosofie geaccepteerd dat taaldaden niet te definiëren zijn. Maar aan de andere kant zie je dat filosofen het blijven proberen om zulke begrippen te definiëren. Ook als het niet mogelijk is om te definiëren wat taaldaden zijn, kun je het wel theoretiseren. Maar het worden geen definities in de strikte zin van het woord.
Wat is een definitie?
Het is een lijst van noodzakelijke en voldoende voorwaarden waaraan iets moet voldoen, om datgene te zijn. Stel je wil een definitie opstellen van wat het betekent om een persoon is. Dan heb je een lijst met condities waaraan het individu moet voldoen om een persoon te zijn. Dat soort definities zijn over het algemeen niet te geven, dat geldt niet alleen voor filosofische begrippen maar ook voor alledaagse begrippen als ‘tafel’.
Leg de begrippen locutief, illocutief en perlocutief van Austin uit aan de hand van een voorbeeld.
Als iemand iets doet, kun je dat op meerdere manieren beschrijven. Als Wilma tegen Betty zegt: “Fred doet de afwas”, dan:
- Produceert Wilma een reeks klanken. De klanken hebben een structuur en je kunt de klemtoon ergens op leggen. Het is een handeling (illocutief: taalhandeling).
- Wilma verwijst naar Fred, ze drukt de propositie uit dat Fred de afwas doet. Het is een inhoudelijke handeling (locutief).
- Wilma doet een Bewering: dat is een taaldaad, dus is het illocutief.
- Wilma doet verwachtingen op t.o.v. Wilma en Fred en de afwas. Taaldaden hebben effecten op de hoorder (perlocutief).
Het is moeilijk om te definiëren wat het precies inhoudt, want om te kunnen zeggen wat taaldaden zijn moet je een theorie opstellen die zegt wat taaldaden zijn. Als je zegt dat iets een bewering is, maak je al impliciet duidelijk dat het een soort taaldaad is; namelijk een bewering. Dat er zo’n soort onderscheid is tussen taaldaden (locutief, illocutief en perlocutief) geeft aan dat we iets weten over taaldaden.
Wat is er speciaal aan w-vragen?
Stel je hebt de uiting: “Wie doet de afwas?”. Dan heb je de propositie: X doet de afwas. De illocutieve kracht van deze propositie is: Vraag voor welke x p waar is.
Het is een propositie met een gat erin. Een soort invuloefening. Het is een onvolledige/open propositie. Het is geen propositie meer, omdat er iets ontbreekt. Het gat wordt aangegeven met een variabele (x). Als we het hebben over prepositionele inhoud hebben we het ook niet gauw over w-vragen.
Wat zijn drie voornaamste thema’s rondom taaldaden binnen de literatuur?
- Taaldaden zijn gebaseerd op conventies. Talen zijn conventionele systemen. Ze zijn gebaseerd op impliciete aanname die ook anders hadden kunnen zijn. In plaats van het woord wit hadden we het ook kunnen aanduiden met zwart. Behoren tot de sociale sfeer.
- Taaldaden drukken mentale toestanden uit: de spreker wil, denkt, hoopt, etc. Behoort tot de psychische sfeer.
- Taaldaden zijn sociale handelingen beïnvloeden de sociale feiten. (Taaldaden scheppen bijv. verplichtingen). Als ik een belofte doe, schept dat verplichtingen. Als ik beloof om de afwas te doen, dan verplicht ik mezelf om de afwas te doen. Behoren tot de sociale sfeer.
Wat is er aan de hand omtrent theorieën van taaldaden?
We gaan hier kijken naar theorieën over taaldaden. Die theorieën kun je het best benaderen door te kijken naar welke aspecten van taaldaden ze behandelen.
Dit soort theorieën sluiten elkaar uit, maar sluiten niet uit dat de andere theorieën ook een rol kunnen spelen op taaldaden. Ze onderscheiden zich in het opzicht van welke aspecten van taaldaden ze benadrukken. Uiteindelijk willen we een theorie hebben, waarbij alle aspecten aan elkaar gekoppeld worden.