Chapter 3 Flashcards

1
Q

Zenuwstelsel

A

Snel en kortdurend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Endocrien stelsel

A

Traag en langdurend

Hormonen en neurotransmitters

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hypothalamus

A
Motivatie; afhankelijk van interne toestanden 
> Bepaalt intensiteit van gedrag
- Lichaamstemperatuur
- Voedsel- en wateropname
- Seksueel gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hypofyse

A

Thermostaat; stimulatiefactoren naar endocriene weefsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Limbisch systeem

A

Beloningen en straffen

  • Hypothalamus
  • Hypocampus
  • Amygdala
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hypocampus

A

Onderdeel van limbisch systeem

Leren en herinneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Amygdala

A

Onderdeel van limbisch systeem

Emotionele processen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Korte termijn needs

A

= Absoluut noodzakelijk
Onmiddellijke fysiologische feedback
Gemonitord en gereguleerd door consequenties van dit gedrag > negatieve feedback

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Lange termijn needs

A

= Om in goede conditie te blijven

Niet bepaald door directe consequenties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Rewards lange termijn needs

A
Opiaten
Dopamine
Oxytocine
Serotonine
> Ontstaan van plezierig gevoel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Decision making system

A

Stimuli sensorisch systeem

Vergelijking met eerdere ervaringen
Evaluatie verwachte reward

Selectie van geschikte motorische output

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Feromonen

A

Stof geproduceerd door individu als informatieoverdracht naar ander individu of groep
> Olfactorische communicatie
> Urine, feces, zweet, speeksel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Biologische klok

A
Endogene ritmes (evolutie)
> Kunnen blijven bestaan zonder externe stimuli 
Externe stimuli (v.b. Zeitgeber)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Ritmes

A

Circadiaans ritme
Infradiaan ritme
Ultradiaan ritme
Getijdenritme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Circadiaans ritme

A

Cyclus duurt 24 uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Infradiaan

A

Cyclus is langer dan 24 uur

  • Circalunair ritme = maancyclus (29,5 dagen)
  • Circannisch ritme = jaar (365 dagen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Ultradiaan

A

Cyclus is korter dan 24 uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Getijdenritme

A

Cyclus duurt 12,4 uur (eb en vloed)

19
Q

Slaapfasen

A

REM-slaap

NREM-slaap

20
Q

Soorten slaap

A

Bifasische slaap
Polyfasische slaap
Unihemisferische slaap

21
Q

Slaap primaten

A

Bifasische slaap

22
Q

Slaap paard, rund

A

Polyfasische slaap

23
Q

Slaap vogels en dolfijnen

A

Unihemisferische slaap

24
Q

Unihemisferische slaap

A

Contralaterale oog is gesloten (van slapende hemisfeer)

Dolfijnen: naar oppervlakte om te ademen

25
Q

REM-slaap

A

Dromen, activiteit

Hogere drempelwaarde

26
Q

NREM-slaap

A

Rustig

Lagere drempelwaarde

27
Q

Voedselopname

A

Hoge motivatie bij alle species

  • Hypothalamus
  • Insulinebalans
  • Vullingsgraad maag
  • Endocriene controle
28
Q

Reproductief gedrag

A
Sterke endocriene invloed 
Externe factoren 
> Seizoen
> Beschikbaarheid voedsel 
> Licht/donker cyclus
29
Q

Energie opname

A

Afhankelijk van interne en externe factoren
> Reproductieve staat
> Hoeveelheid beweging
> Omgevingstemperatuur

30
Q

Hormonen spijsvertering

A
Gastrine
Cholecystokinine
Ghreline 
Leptine
Insuline
31
Q

Gastrine

A

Cellen in de maagwand

Stimuleert productie maagsap

32
Q

Cholecystokinine

A

Stimuleert contractie galblaas

Stimuleert productie alvleesklier

33
Q

Ghreline

A

Cellen in de maagwand

Stimuleert hongergevoel

34
Q

Leptine

A

Cellen in o.a. vetweefsel
Remt honger, geeft verzadigd gevoel
Resistentie in obese individuen

35
Q

Insuline

A

Stimuleert opname nutriënten

Komt vrij bij verhoging glucosegehalte

36
Q

Hormonen reproductief gedrag

A

Gonadotropinen LH en FSH
> Oestrogenen
> Testosteron

37
Q

Maternaal gedrag

A

Progesteron
Prolactine
Oxytocine

38
Q

Progesteron

A

In stand houden van de dracht

Daalt aan het einde van de dracht

39
Q

Prolactine

A

Stijgt aan het einde van de dracht
Initiatie en voortzetten melkgift
Maternaal- en zooggedrag

40
Q

Oxytocine

A

Stijgt na partus

41
Q

Stress

A

Mentale stressrespons

Gedragsmatige stressrespons

42
Q

HPA-as

A

Hypothalamic - Pituitary - Adrenal Axis

Hypothalamus - Hypofyse - Bijnier As

43
Q

Secretie HPA-as

A

Glucocorticoïden - v.b. cortisol

Catecholamines - v.b. adrenaline