chapter 10 the muscular system Flashcards
spieren kunnen opgedeeld worden in de volgende drie functionele groepen.
- Agonist
o Een spier met een grote verantwoordelijkheid voor een bepaalde beweging. - Antagonist
o Spieren die tegenwerken bij een specifieke beweging.
Voorkomt overstrekken.
Stopt uiteindelijk de beweging. - Synergist
o Deze spieren helpen agonisten met net een beetje extra kracht.
o Deze spieren helpen ook bij het verminderen van ongewenste of onnodige
bewegingen.
De naamgeving van skeletal muscles gaat volgens een aantal criteria, hierdoor zijn de
namen ook goed af te leiden.
- Locatie van de spier
o Sommige namen geven aan in welke regio of bot de spier zich bevindt.
Branchialis
Spier in de arm, (brancium = arm). - Vorm van de spier
o Sommige spieren zijn genoemd naar hun specifieke vorm.
Right and left trapezius
De spieren samen vormen een trapezoid. - Grootte van de spier
o Termen zoals maximus (groot), minimus (kleins), longus (lang) en brevis
(kort).
Gluteus maximus - Richting van de spiervezels
o De richting van de spierweefsels kan in de naam voorkomen om weer te
geven hoe het spierweefsel is gepositioneerd. De term rectus (straight) en
transversus (right angled). Het is dus altijd ten opzichte van iets!
Rectus femoris
Transversus abdominis - Aantal oorsprongen
o Bi-, tri-, of quad-, kan aangeven hoeveel oorsprongen een bepaalde spier
heeft.
Biceps brachii, spier in de arm met twee oorsprongen. - Locatie van de aanhechtingen
o Sommige spieren zijn genoemd naar het aantal punten van herkomst en
insertion. De origin wordt altijd eerst genoemd.
Sternocleidomastoid, spier in de nek met een origin in het sternum en
clavicle, en inserts op het mastoid proces van het temporal bone. - Beweging van de spier
o Spieren die hier naar vernoemd zijn hebben een actie in de naam zoals;
flexor, extensor en adductor.
Adductor longus, in het mediale bovenbeen, zorgt voor thigh
adduction.
Al het skeletspierweefsel bestaat uit fascicles, de samenstelling van deze fascicles kan wel
veranderen. Hieruit volgen spieren die verschillen in samenstelling, functie en uiterlijk. Er zijn
vier verschillende samenstellingen.
- Circular
o Hier zijn de fascicles samengesteld in een circulaire ring.
Orbicularis oris - Convergent
o Hier is er een breedt begin van de spier, en eindigt de spier in één tendon of
insertion.
Pectoralis major - Parallel
o Hier loopt de lengte van de fascicles parallel aan de lange axis van de spier. - Pennate
o De fascicles zijn kort en ze hechten schuin aan een centrale pees die over de
lengte van de spier loopt. Ze komen voor in drie soorten.
Unipennate
De fascicles insert in maar één kant van de pees.
Bipennate
De fascicles insert in de pees vanaf de tegengestelde kant.
Multipennate
Alle stekels komen samen in één grote pees.
A muscle’s origin and insertion determine its action
- Be alert to the information provided by the muscle’s name.
- Read its entire description and identify the muscle on the corresponding figure.
- Relate the muscle’s attachments and location to its actions.
- Act out their movements yourself while feeling for the muscle contracting beneath
your own skin
arterie, slagader
arteria - arteriae - a. - aa.
ligament (gewrichtsband)
ligamentum - ligamentae - lig. - ligg.
spier
musculus - musculi - m. - m..
zenuw
nervus - nervi - n. - nn.
lymfeklier
nodus lympoideus - nodi lympoidei - n.l. - n.ll.
tak (bv. van een arterie of zenuw)
ramus - rami - r. - rr.
vene, ader
vena - venae - v. - vv.
onderarm
forearm - antebranchii
pols
carpal - carpus
dijbeen , dij
femur - femur
kuit
sural - surae