chapter 1 orientation Flashcards

1
Q

regional anatomy

A

Alle structuren in een specifiek onderdeel van het lichaam, zoals het been.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Systemic anatomy

A

Het lichaam wordt bestudeerd op basis van systemen, zoals het
cardiovascular systeem. Dan bestudeer je het hart en de bloedvaten in het
gehele lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Surface anatomy

A

Het bestuderen van interne structuren gebaseerd op hoe de huid hierover
heen zit. Bijvoorbeeld wanneer iemand voelt waar je ader loopt om bloed te
prikken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Cytology

A

Studie van de cellen van het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Histology

A

o Studie van de weefsels van het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Integumentary system

A

Hair, skin, nails.
 Vormt de bedecking van het lichaam en beschermt het lichaam tegen
beschadigingen.
 Synthetizeerd vitamine D.
 Bevat de pijn receptoren en de zweet en olie klieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  • Skeletal system
A
o Alle botten in het lichaam.
 Beschermt en ondersteund organen.
 Zorgt voor een framework dat spieren gebruiken om te bewegen.
 Productie van bloedcellen.
 Opslag van mineralen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  • Muscular system
A

o Alle spieren in het lichaam.
 Zorgt dat de omgeving gemanipuleerd kan worden.
 Zorgt voor houding.
 Produceert warmte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Nervous system

A

o Brain, spinal cord, nerves.
 Het controlesysteem van het lichaam.
 Reageert door de juiste spieren en klieren te activeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Endocrine system

A

o Pineal gland, pituary gland, thyroid, thymus, adrenal gland, pancreas, ovary.
 Klieren scheiden hormonen af die processen reguleren.
 Groeihormonen, reproductiehormonen en metabolisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Cardiovascular system

A

o Het hart en alle bloedvaten.
 Bloedvaten transporteren bloed.
 Zorgen voor het transport van zuurstof, nutrienten etc.
 Het hart pompt het bloed rond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Lymphatic system

A

o Red bone marrow, thymus, lymphatic vessels, thoracic duct, spleen, lymphs.
 Het zorgt ervoor dat vocht dat uit de bloedvaten is gelekt weer terug
gaat.
 Slaat de witte bloedcellen op die zorgen voor de afweer.
 Voert afvalstoffen af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
  • Respiratory system
A

o Nasal cavity, pharynx, larynx, trachea, bronchus and lungs.
 Zorgt ervoor dat het bloed constant voorzien is van zuurstof.
 Voert koolstofdioxide af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  • Digestive system
A

o Oral cavity, esophagus, liver, stomach, intestines, rectum, anus.
 Breekt het voedsel af tot opneembare units die in de bloedbaan
kunnen.
 Onverteerbaar eten worden uitgescheden als feces.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Urinary system

A

o Kidney, ureter, urinary bladder, urethra.
 Reguleert het water, de elektrolyten en de zuur niveaus in het bloed.
 Scheidt de afvalstoffen in het lichaam uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
  • Male reproductive system
A

o Prostate, penis, testis, scrotum, ductus deferens.
 Productie van sperma.
 Het produceren van nakomelingen.

17
Q

Female productive system

A

o Mammary glands, uterus, ovary, vagina, uterine tube.
 Productie van eicellen.
 Productie van borstvoeding.
 Het produceren van nakomelingen.

18
Q

Necessary life functions

A

maintaining boundararies, movement, responsiveness, digestion, metabolims, excretion, reproduction and growth