ch.8: over afrikaans Flashcards

1
Q

waar wordt afrikaans gesproken?

A

Zuid-Afrika

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe noemt het Surinaams in het Surinaams en waarom is het informele taal?

A

Sranan(tongo) – slaventaal, wordt vooral gesproken, zelden neergeschreven, in formele context: gebruik van andere talen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het verschil tussen meervoudsvorming in het Afrikaans en het Nederlands?

A

Afrikaans: -e, -s – Nederlands: -en, -s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom zijn er nog zoveel verschillen tussen Afrikaans en Nederlands?

A

Omdat het Afrikaans ook veel andere invloeden heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe vormt het Afrikaans een ontkenning?

A

Dubbele negatie: ek ga nooit nie slaap nie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke talen hebben invloed gehad op het Afrikaans en hoe komt het?

A

Nederlands, Engels, Portugees + inheemse talen: Bantoe, Khoisan, Maleis + Ned: verversingspost, Eng: reizen + oorlog, Portugees: reizen, Maleis: ingevoerde slaven + inheemse volkeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het allerbeste

A

crème de la crème

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

het belangrijkste onderdeel

A

pièce de la résistance

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

eigentijds

A

contemporain

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

opvallend

A

saillant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

op en top, volbloed

A

pur sang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

terloops

A

en passant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

het totaal van bv toneelstukken, liederen, composities, etc dat een kunstenaar of gezelschap kan uitvoeren

A

repertoire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

berucht, alom bekend

A

notoir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

minachting

A

dedain

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

mislukkeling

A

echec

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

redenvoering

A

discours

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wrok

A

rancune

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

een techniek waarbij men een ongewenste of gevaarlijke situatie probeert te isoleren door er een beschermende kring rond te leggen.

A

cordon sanitaire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

in het openbaar, voor iedereen om te horen en te zien

A

en plain public

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

sentimenteel, huilerig, jammerend

A

larmoyant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

iemand die door zijn gedurfde gedrag anderen van zijn groep in verlegenheid of diskrediet brengt

A

enfant terrible

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

voorloper

A

avant la lettre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

ouder persoon die hoog gezag heeft op een bepaald gebied

A

éminence grise

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

voldongen feit, gebeurtenis die niet meer te veranderen is

A

fait accompli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

taalkundig

A

linguïstisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

bon ton, geaccepteerd

A

salonfärig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

hoe dan ook

A

überhaupt

29
Q

flair, bezieling, enthousiasme

A

schwung

30
Q

complete onzin

A

quatsch

31
Q

beklemmend, onbehaaglijk

A

unheimlich

32
Q

dominante, toonaangevende cultuur

A

leitkultuur

33
Q

de pijn vh zijn, een diepe droefheid om het leven zoals het is

A

weltschmerz

34
Q

wat is afrikaans?

A

zustertaal vh nederlands met het 17de eeuwse hollands als moeder

35
Q

welke 3 bevolkingsgroepen waren in Zuid-Afrika aanwezig?

A

san (jager-verzamelaars)
khoi (herders
bantoe (landbouwers

36
Q

tijdslijn afrika (kolonisatie)

A

1652: contacten met Portugese en Nederlandse schepen voor handel: Khoi waren niet in staat om ze te blijven bevoorraden -> VOC: verversingsstation op de Kaap Goede Hoop start kolonisering)
Engeland verovert de kolonie -> kolonie terug Nederlands -> kolonie officieel van VK -> Kaapkolonie + Natal + Oranje-Vrijstaat + Transvaal = Unie van Zuid-Afrika -> einde kolonisatie

37
Q

welke talen hebben invloed gehad op het Afrikaans

A

Portugees, Nederlands en Engels hebben een invloed gehad op het Afrikaans door kolonisatie (NL en ENG het meest), de inheemse talen door contact en Maleis omdat ze er kwamen werken voor de Nederlanders.

38
Q

khoisan woord

A

gogga = insect

39
Q

maleis woord

A

piesang = banaan

40
Q

portugees woord

A

mielie = maïs

41
Q

bantoetalen woord

A

kaia = hut

42
Q

engels woord

A

brekfis = ontbijt

43
Q

wat zijn leenwoorden

A

woorden die een taal heeft overgenomen uit een andere taal.

44
Q

waarom gebruiken we leenwoorden?

A
  • Geen equivalent in de taal (zebra)
  • Het is ergens anders ontstaan (computer)
  • Om aan te tonen dat je bij een bepaalde groep hoort (jongerentaal)
  • Omdat het beter klinkt (accountant -> boekhouder)
  • Om zo veel mogelijk mensen te bereiken (verkeersborden: stop)
  • Om te variëren in woordenschat
  • Om aan te tonen dat een bepaald woord iets extra uitdrukt.
  • Omdat het historisch zo gegroeid is.
45
Q

wat is een leenvertaling?

A

elementen uit de uitlenende taal worden stuk voor stuk letterlijk vertaald (afleidingen en samenstellingen.)

46
Q

wat is taalpurisme?

A

het bewust uit de taal weren van woorden en uitdrukkingen die door de spraakmakende gemeente als ongewenst beschouwd worden.

47
Q

mv afrikaans

A

+e of +s

48
Q

genitief

A

se

49
Q

letters weglaten?

A

midden ve woord of op het einde

50
Q

wat is een neologisme?

A

nieuwe woorden in een taal: strokiesboeke (stripboek)

51
Q

wat zijn bastaardwoorden?

A

= leenwoorden waarvan de spelling aaan de nieuwe taal is aangepast. (danksy)

52
Q

betrekkelijke vnw afrikaans

A

die/dat -> wat

53
Q

lidwoorden afrikaans

A

die

54
Q

ww afrikaans

A

enkel stam
vt: het + ge + stam

55
Q

verkleinwoorden afrikaans

A

+tjie

56
Q

ontkenning afrikaans

A

dubbele negatie

57
Q

orthografisch afrikaans

A

schrift: tendens tot vereenvoudiging: y = ei en ij, ou = au en ou, fonetische spelling.

58
Q

fonologisch afrikaans

A

klank: z -> s, ch -> g of gg, v tussen 2 klinkers = w, ieuw wordt een monoftong (nieuws -> nuus), medeklinkerclusters worden vereenvoudigd. Fonomen worden uitgestoten.

59
Q

morfologisch afrikaans

A

woordvorming:
- werkwoorden worden bijna niet vervoegd
- verkleinwoorden eindigen op jie’
- nv zijn er niet, en mv is bijna altijd +s.
- 1 lidwoord, 1 betrekkelijk vnw
- de genitief wordt gevormd door se

60
Q

syntactisch afrikaans

A

zinsopbouw: dubbele negatie, nevenschikking en reduplucatie. OVT wordt meestal vervangen door OTT, enkel modale ww hebben een OVT.

61
Q

nederlands in de wereld

A

24 miljoen mensen spreken Nederlands: in België, Nederland, Nieuw-Zeeland, Suriname, Canada, etc.

62
Q

standaardnederlands

A

splitst zich af in Belgisch-Nederlands, Nederlands-Nederlands en Surinaams-Nederlands. Ze is vastgelegd door de Nederlandse taalunie: woordenschat tussen deze vormen kan verschillen.

63
Q

surinaams

A

Sranan(tongo): informele taal (vooral gesproken): weinig prestige (slaventaal) -> andere talen in formele contexten.

64
Q

lingua franca

A

gemeenschappelijke taal tussen 2 mensen met verschillende moedertalen (niet de moedertaal).

65
Q

pidgin

A

= eenvoudige taal tussen 2 mensen die geen gemeenschappelijke taal spreken. Wordt steeds complexer -> creolentaal: volwaardige taal.

66
Q

convergentietaal

A

= meerdere talen die samenkomen om een nieuwe taal te vormen (creolentalen)

67
Q

divergentietaal

A

moedertaal splitst zich op in dochtertalen

68
Q

frans-vlaams (tijdslijn)

A
  • Eind 17de eeuw: Louis XIV verovert Frans-Vlaamse Westoek
  • 1713: grens Frans-Vlaanderen en Zuid-Nederlanden: contact blijft.
  • 1853: Nederlands onderwijs verboden -< geen Nederlandse invloeden meer: geen algemeen Nederlands -> Frans-Vlaams ontstaat (vooral door de oudere generatie gesproken) -> bedreigde taalvariant
  • Wordt nu terug onderwezen en plaatselijke verenigingen proberen het terug te laten opleven.