C3 Populatie- en ecosysteemniveau Flashcards
Kunstmatige selectie
Het proces waarbij mensen bepaalde eigenschappen bij planten of dieren selecteren, waarna men deze onderling laat voortplanten en er nakomelingen ontstaan met gunstige eigenschappen.
Natuurlijke selectie
Het proces dat leidt tot het overleven van een organisme dat zich vergeleken met soortgenoten het best heeft aangepast aan de omgeving.
Genenpoel
De variatie aan genen binnen een populatie.
Reproductieve isolatie
Vorm van isolatie tussen twee populaties, waarbij er gedurende lange tijd geen voortplanting tussen de populaties plaatsvindt.
Adaptatie
Het vermogen van een organisme om zich aan te passen aan veranderingen in zijn omgeving.
Allelfrequentie
De frequentie waarmee een allel voorkomt in een populatie.
Analoog
Met dezelfde functie, maar niet met dezelfde oorsprong.
Fitness
De mate waarin een organisme geschikt is om zijn genen door te geven aan de volgende generatie, oftewel het relatieve voortplantingssucces.
Homoloog
Met dezelfde oorsprong, maar een verschillende functie.
Selectiedruk
Het effect dat natuurlijke selectie uitoefent op de genetische variatie binnen een populatie.
Soort
Een bredere groep van organismen die op elkaar lijken en zich onderling kunnen voortplanten, ongeacht waar ze leven.