C1 Populatie- en ecosysteemniveau Flashcards
Populatie
Een groep organismen van dezelfde soort in een bepaald gebied die zich met elkaar kunnen voortplanten.
Abiotische factoren
Alle niet-levende elementen in een ecosysteem.
Anorganische stoffen
Chemische stoffen die geen koolstof bevatten en waaruit de levenloze natuur is opgebouwd.
Beperkende factor
De abiotische factor die het minst gunstig is voor een bepaalde soort.
Biotische factoren
Alle levende onderdelen van een ecosysteem.
Fossiele brandstoffen
Energierijke stoffen die in de loop van vele honderden miljoenen jaren in de grond zijn ontstaan.
Habitat
De locatie en specifieke omgeving waarin een organisme leeft.
Organische stoffen
Energierijke stoffen, waaruit levende en dode organismen zijn opgebouwd en die kunnen worden afgebroken door micro-organismen.
Versterkte broeikaseffect
Het broeikaseffect dat ontstaat door een toename van broeikasgassen in de atmosfeer die worden uitgestoten door de mens.
Biobrandstof
Een brandstof die wordt geproduceerd uit een hernieuwbare bron, zoals plantaardig materiaal of dierlijk afval.
Biomassa
Het totale gewicht van organisch materiaal in een bepaald gebied.
Concurrentie
Situatie waarin twee of meer organismen strijden om voedsel, leefgebied of de mogelijkheid om voort te planten.
Ecosysteem
Het geheel van alle organismen in een bepaald gebied, hun onderlinge wisselwerkingen en hun leefomgeving.
Eutrofiëring
De toename van plantenvoedingsstoffen in een ecosysteem, met een aantasting van het ecosysteem tot gevolg.
Exoot
Een organisme dat zich heeft gevestigd in een gebied waar het oorspronkelijk niet vandaan komt.