A1 Molecuul- en celniveau Flashcards
A1
Actief transport
Het transport van stoffen tegen hun concentratiegradiënt in.
ADP (adenosinedifosfaat)
Een stof die als drager van chemische energie een sleutelrol vervuld bij de energievoorziening van cellen
ATP (adenosinetrifosfaat)
Een stof waarin een energierijke verbinding zit, waardoor energie in de cel wordt opgeslagen.
Autotrofe organismen
Organismen die organische stoffen kunnen maken uit anorganische stoffen.
Endoplasmatisch reticulum
Een netwerk van membranen in het cytoplasma van een cel.
Enzym-substraat-complex
Een verbinding tussen een enzym en een substraat, die een chemische reactie mogelijk maakt
Heterotrofe organismen
Organismen waarbij het celmateriaal is opgebouwd uit organische stoffen afkomstig van andere organismen.
Homeostase
Het vermogen om het interne milieu van een cel in evenwicht te houden, ondanks veranderingen in de externe omgeving.
Osmotische waarde
Het aantal opgeloste deeltjes per volume eenheid.
Passief transport
Het vervoer van een stof zonder dat dit energie kost.
Selectief permeabel
Een medium dat water en kleine moleculen doorlaat, maar geen grote moleculen of opgeloste stoffen.
Substraat
Een stof die via een chemische reactie wordt omgezet met behulp van een enzym.
Voortgezette assimilatie
Het opbouwen van grotere moleculen uit glucose en andere stoffen.
Cirkelvormig chromosoom
Een chromosoom die de vorm heeft van een gesloten lus.
Eiwitmantel
Het omhulsel van een virus, bestaande uit een laag eiwitten om het genetisch materiaal heen.
Essentiële aminozuren
Aminozuren die niet door het lichaam kunnen worden aangemaakt.
Fosfolipiden
Lipiden die bestaan uit een hydrofiele kop en een hydrofobe staart en belangrijk zijn voor de structuur en functie van celmembranen.
Ionentransport
Het proces waarbij ionen zoals natrium en kalium door het celmembraan worden verplaatst.
Niet-essentiële aminozuren
Aminozuren die door het lichaam kunnen worden aangemaakt
Aeroob
Afhankelijk van zuurstof.
Alcohol
Organische stof die ontstaat bij alcoholgisting.
Aminozuren
De bouwstenen waaruit eiwitten zijn opgebouwd.
Anaeroob
Zonder de aanwezigheid van zuurstof.
Assimilatie
Het proces waarbij organische stoffen worden opgebouwd.
Atoom
Het kleinste deeltje materie, dat bestaat uit een kern en daaromheen bewegende elektronen.
Bacterie
Een micro-organisme dat uit één cel bestaat.
Bladgroenkorrel
Een plastide die lichtenergie vastlegt in planten.
Bouwstoffen
Voedingsstoffen die nodig zijn voor groei en onderhoud van het lichaam.
Brandstoffen
Stoffen die bij de dissimilatie gebruikt kunnen worden om energie te krijgen.
Cel
De kleinste bouwsteen van een organisme dat nog alle genetische informatie van dat organisme bevat.
Celkern
Het centrale deel van een cel, dat het erfelijk materiaal bevat.
Cellulose
Een polysacharide die bestaat uit lange ketens van glucosemoleculen.