BLS Flashcards

1
Q

Hoeveel mensen krijgen ieder jaar in NL een hartstilstand buiten het ziekenhuis

A

15.000

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Met hoeveel procent nemen de overlevingskansen toe als het slachtoffer een schokbaar ritme heeft en er binnen een paar minuten gedefibrilleerd wordt?

A

Met 60%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom kan een symptoom van een vroege circulatiestilstand ook trekkingen zijn?

A

De doorbloeding van de hersenen stopt ook, waardoor dit insult achtige trekkingen kan geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een agonale ademhaling?

A

In de eerste paar minuten na het ontstaan van een circulatiestilstand kan het zijn dat het slachtoffer een niet-normale ademhaling heeft. Dit wordt een agonale ademhaling of gasping genoemd. De ademhaling is onregelmatig, waarbij de borst/buik soms niet beweegt en klinkt kreunend, steunend of rochelend. Bij twijfel handel je zoals bij een niet-normale ademhaling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke 2 hartritmes zijn schokbaar?

A

Ventrikeltachycardie en ventrikelfibrilleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat doe je met het slachtoffer als het slachtoffer weer normaal ademt

A
  • Stabiele zijligging
  • ABCDE
  • Elektroden op het slachtoffer laten zitten
  • AED aan laten (is veranderd)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe lang mag het duren van 30 compressies duren?

A

Max 18 seconden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Met hoeveel procent daalt de kans op succes bij defibrilleren per minuut vertraging?

A

Met 10%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat gebeurt er bij een te laag bloedsuikergehalte bij patiënten met diabetes?

A

Bij een te laag bloedsuikergehalte wordt het slachtoffer langzaam suffer en slechter aanspreekbaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurt er bij een te hoog bloedsuikergehalte bij patiënten met diabetes?

A

Bij een te hoog bloedsuikergehalte zal het slachtoffer in eerste instantie dorst hebben. Bij een circulatiestilstand verliest het slachtoffer plotseling het bewustzijn. Als het slachtoffer plotseling het bewustzijn verliest, is reanimatie noodzakelijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noem 3 situaties waar je iets extra’s moet doen om de elektroden te kunnen bevestigen

A
  1. Vochtige borstkas
  2. Behaarde borstkas
  3. Pleisters (moet je verwijderen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wanneer stop je met reanimeren?

A

Als je eigen veiligheid in gevaar is of als het slachtoffer een niet-reanimeren verklaring heeft of een niet-reanimerenpenning DRAAGT (dus niet in een broekzak)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wanneer mag je stoppen met reanimeren?

A
  • Je door vermoeidheid niet meer kan reanimeren.
  • Iemand anders de reanimatie overneemt. Als er nog iemand is die kan reanimeren, wissel dan elke twee minuten. Zo verminder je de vermoeidheid en blijft de reanimatie van goede kwaliteit.
  • Je een niet-reanimerenverklaring of -penning ziet die bij het slachtoffer hoort.
  • Het slachtoffer beweegt, zijn ogen opent en zonder twijfel normaal ademt. Controleer het slachtoffer tenminste elke minuut.
  • Een ambulancezorgverlener zegt dat je mag stoppen.
  • Je er niet binnen 20 minuten in slaagt om in contact te komen met de 1-1-2 centrale. Als het slachtoffer onderkoeld is, dan geldt hiervoor 60 minuten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoeveel minuten na de start van een circulatiestilstand treedt irreversibele schade op in de hersenenen?

A

Na ongeveer 6 minuten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bij welke 3 situaties hebben beademingen vooral een meerwaarde?

A
  • Kinderreanimaties
  • Verstikking
  • Lange duur tot arriveren ambulance
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat gebeurt er bij VT?

A

Bij een ventrikeltachycardie (VT) slaan de ventrikels van het hart te snel. De frequentie hier varieert tussen de 100 en 240 slagen per minuut. Bij een normaal hartritme ontstaan elektrische prikkels in de sinusknoop. Bij VT ontstaan de elektrische prikkels niet alleen in de sinusknoop, maar bijvoorbeeld ook in de wanden van de hartkamers.

Een VT hoeft niet altijd gemerkt te worden door het slachtoffer en kan zelfs asymptomatisch verlopen. Echter kan een VT ook resulteren in een circulatiestilstand, waarbij de reanimatie dus gestart dient te worden. We spreken van een pVT (polsloze VT). Een pVT is een schokbaar hartritme.

17
Q

Noem wat oorzaken van een VT

A

cardiomyopathie, hartritmestoornissen, coronairlijden of na een hartoperatie.

18
Q

Wat is VF

A

Ventrikelfibrilleren (VF) is een ernstige hartritmestoornis waarbij de ventrikels (te) snel en chaotisch worden geprikkeld. Hierdoor trekken ze niet meer samen. Hierdoor ontstaat acuut een circulatiestilstand.

19
Q

Noem wat oorzaken van VF

A

Hartinfarct, een VT-ritme, cardiomyopathie, hartfalen, medicijngebruik, lange-QT-syndroom, Brugada-syndroom en hypokaliëmie

20
Q

Wat is een asystolie

A

Bij een asystolie is er een complete onderbreking van elektrische activiteit in het hart, waardoor het hart niet meer contraheert.

21
Q

Wat zijn de oorzaken van een asystolie

A

langer bestaande circulatiestilstand, hypovolemie, hypoxie, hypothermie en een hyper- of hypokaliëmie.

22
Q

Wat is PEA?

A

Polsloze elektrische activiteit (PEA), vroeger ook wel elektromechanische dissociatie genoemd, is een toestand waarbij er op een elektrocardiogram wel een hartritme te zien is, maar er toch geen polsslag voelbaar is. Er is hierbij wel sprake van normale elektrische activiteit, echter vindt er geen hartcontractie plaats of is het circulerend bloedvolume te laag en wordt er effectief geen bloed rondgepompt.

23
Q

Wat zijn oorzaken van een PEA?

A

hypovolemie (weinig circulerend bloedvolume), harttamponade en trombo-embolische problemen.