ALS Flashcards

1
Q

Wanneer vindt de start van de ALS officieel plaats

A

de ALS vindt officieel plaats nadat de defibrillator is aangesloten en de eerste ritmecheck gedaan is. Hierna zit de reanimatie in blok 1,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoeveel joule is de eerste schok en hoeveel joule is de tweede shock en daaropvolgende

A

150 J en de 2e: 200 J

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer wordt er bij een continue schokbaar ritme adrenaline en amiodaron toegediend en hoeveel?

A

Blok 3: 1mg adrenaline en 300 mg amiodaron
Blok 5: 1 mg adrenaline en 150 mg amiodaron
Blok 7: 1 mg adrenaline
etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoeveel amiodaron mag maximaal worden toegediend

A

450 mg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke medicatie wordt toegediend bij een continue niet-schokbaar ritme en in welke blokken

A

Om het blok adrenaline
Blok 1: 1 mg adrenaline
Blok 3: 1 mg adrenaline
Blok 5: 1 mg adrenaline
Etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe handel je bij een witnessed VF/pVT

A

In sommige gevallen is een patiënt aangesloten aan een monitor en staat er iemand bij die ziet dat het ritme verandert in een VF of in een polsloze VT. Dan wordt er gesproken van een witnessed VF/pVT. Als dat het geval is en er is een manuele defibrillator aanwezig, dan dienen er 3 opeenvolgende schokken gegeven te worden.

Dat ziet er als volgt uit:

Schok
Ritmecheck, indien nog steeds VF/pVT →
Schok, ritmecheck, indien nog steeds VF/pVT →
Schok, indien nog steeds VF/pVT →
Start ALS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

In welk blok zit je na het geven van 3 schokken bij een witnessed VF/pVT?

A

In blok 1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe is adrenaline gebonden

A

blokgebonden: om het blok wordt adrenaline toegediend (1 mg)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe is amiodaron gebonden?

A

Schokgebonden, bij de 3e schok: 300 mg en bij de 5e schok: 150 mg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Een reanimatie is als volgt verlopen: 1e blok schokbaar, 2e blok niet-schokbaar, 3e blok schokbaar, 4e blok niet-schokbaar, 5e blok niet-schokbaar, 6e blok niet-schokbaar. Welke en hoeveel medicatie is er tot nu toe gegeven?

A

3 mg adrenaline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de taken van de teamleider?

A
  1. Een voorstelronde initiëren
  2. De volgende taken verdelen:
    – Monitor aansluiten
    – Defibrillator aansluiten (indien nog nodig) en laten opladen
    – Aanwijzen wie na de schok de borstcompressies voortzet/overneemt
    – Infusen plaatsen en bloed afnemen (bloedgas)
    – Medicatie geven
    – Eventueel het bijstaan van familie
  3. Onderzoek en behandeling naar de 4 H’s en 4 T’s (zie hoofdstuk reversibele oorzaken)
  4. Rust in het team bewaren
  5. Tijd bijhouden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat moet er gedaan worden rond 1:40 min

A
  • Degene die de compressies overneemt wordt aangewezen
  • De defibrillator opladen
  • Degene die de pols moet voelen, wordt aangewezen
  • Evt. de echo wordt klaargezet voor onderzoek tijdens de ritme check
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe lang duurt een ritmecheck volgens de ALS-richtlijnen maximaal te duren?

A

5 sec

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de 4 H’s

A

Hypoxie
Hypovolemie
Hypo of hyperthermie
Hypo of hyperkaliëmie (of andere elektrolytstoornissen zoals hypocalciëmie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de 4 T’s

A
  • Trombo-embolie (longembolie, myocardinfarct
  • Tensie (spanningspneumothorax)
  • Toxines
  • Tamponade van het hart
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bij welke lichaamstemperatuur wordt een spontane circulatiestilstand voornamelijk gezien

A

Temperaturen onder de 38 graden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn 2 aanpassingen van het reanimatieprotocol bij hypothermie

A
  • 30-35 graden: verdubbeling van de medicatie intervallen
  • < 30 graden: geen medicatie toedienen en bij een schokbaar ritme maximaal 3 pogingen tot defibrillatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Met hoeveel % daalt de cellulaire zuurstofconsumptie per graad daling in kerntemperatuur

A

6%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de beste manier om een hypotherme patiënt weer op temp te krijgen?

A

ECMO

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wanneer wordt er gesproken van hyperthermie

A

Bij een T > 40 graden zonder aanwijzingen van een infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de behandeling in een reanimatiesetting door hyperthermie?

A

vasthouden aan het ALS-protocol, tezamen met het continu koelen van de patiënt, in eerste plaats met water en ijs en eventueel met dezelfde apparatuur die wordt gebruikt voor het koelen na een reanimatie (CoolGuard in het Erasmus MC).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat doe je bij een interne bloeding door een non-traumatische oorzaak

A

Bij een interne bloeding door een non-traumatische oorzaak is het van belang, om het circulerende volume te herstellen:

  • NaCl/Ringers lactaat
  • Eventueel ery’s concentraat, plasma of trombo’s
  • Stolling corrigeren d.m.v. calcium, protrombine complex concentraat en fibrinogeen (eventueel tranexaminezuur)
  • Definitieve behandeling in OK, bovenstaande dient als overbrugging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welk protocol houd je aan bij een circulatiestilstand door anafylaxie

A

Het standaard ALS protocol, want adrenaline is de primaire behandeling bij een anafylaxie

24
Q

Wat zijn de normaalwaarden van pH, pCO2, pO2, bicarbonaat en base excess

A

pH: 7,35 - 7-45
pCO2: 4,7-6,4 kPa (35 - 48 mmHg)
pO2: 10,0-13,3 kPa (75 - 100 mmHg)
Bicarbonaat: 22-29 mmol/L
Base Excess: -3 tot 3 mmol/L

25
Q

Wat is de behandeling van een myocardinfarct?

A

PCI
- Als na ROSC bij een coronair angiografie blijkt dat er een trombotisch proces van de coronairen bestaat, kan er een percutane coronaire interventie uitgevoerd worden. In principe gebeurt dit na het bereiken van ROSC, tenzij een patiënt aan een ECMO wordt gelegd.

26
Q

Hoe kan een longembolie tijdens een circulatiestilstand worden gediagnosticeerd?

A
  • Klinische toestand voor de reanimatie
  • Evt een overvulling van de rechterventrikel
  • aanwezigheid DVT?
27
Q

Wat is de behandeling/ het protocol bij een longembolie in het kader van een circulatiestilstand

A
  • Reanimatie moet 60-90 minuten doorgaan ivm inwerktijd medicatie
  • Fibrinolyse met alteplase, streptokinase of urokinase

Bij alteplase: in totaal 100 mg, 10 mg als bolus en 90 mg middels een pomp gedurende 2 uur

28
Q

Noem wat oorzaken van een spanningspneumothorax

A
  • Trauma
  • Ribfracturen bij een reanimatie
  • Patiënt met COPD/astma
  • Mislukte poging van het aanbrengen van een centrale veneuze katheter
  • Verhoogd risico bij patiënten die met positieve drukken worden beademd
29
Q

Wat zijn de klinische tekenen van een spanningspneu in een reanimatiesetting

A

asymmetrische thoraxexcursies bij de beademingen, unilateraal afwezig ademgeruis en eventueel gestuwde halsvenen. Verder wordt er bij masker-ballon beademing een hoge druk waargenomen

30
Q

Welke behandeling wordt in een reanimatiesetting vaak gedaan voor een spanningspneu?

A

Direct een thoracostomie en z.s.m. plaatsing van een thoraxdrain

31
Q

Hoe dient een tensiepneumothorax gediagnosticeerd te worden?

A

Op basis van klinische tekenen! NIET op basis van een x-thorax, er mag namelijk geen onnodig tijdverlies optreden. Er treedt een ernstige obstructie van de veneuze return naar het hart op doordat m.n. de minder gespierde rechterhelft van het hart en de vena cava dicht gedrukt worden.

32
Q

Wat is essentieel om een harttamponade te diagnosticeren in een reanimatiesetting

A

Een echo

33
Q

Noem wat typische tekenen van een harttamponade

A

Hypotensie, gedempte harttonen, gestuwde halsvenen

34
Q

Wat is de behandeling van een harttamponade

A

Pericariocentese of een resuscitatieve thoracotomie

35
Q

Wat is bij een penetrerend trauma en harttamponade meestal niet mogelijk en waarom

A

Pericardiocentese door stolselvorming

36
Q

Noem 3 mogelijke oorzaken van een harttamponade

A

Trauma, aorta-rupturen en pericarditis

37
Q

Wat is een antidoot bij een opiaat intoxicatie

A

Naloxon

38
Q

Wat is een antidoot bij benzodiazepine intoxicatie

A

Flumazenil

39
Q

Als je op de echo tijdens een reanimatie pericard effusie en rechterventrikel compressie ziet, wat is dan de beste behandeling

A

Resuscitatieve thoracotomie

40
Q

Bij welke 4 punten spreek je van een ROSC?

A
  1. 20 minuten na reanimatie is er nog steeds een eigen output
  2. levensvatbaar ECG
  3. Pols en bloeddruk zijn spontaan en voldoende evt. d.m.v. inotropica of chronotropica
  4. EtCO2-stijging
41
Q

Welke 6 punten dienen nagestreefd te worden in de post-reanimatiezorg? En wat is daarnaast van belang?

A
  1. Gebruiken van de ABCDE-methodiek
  2. Saturatie tussen 94 en 98%
  3. Normale PaCO2 (4,6 - 6,4 kPa)
  4. 12 lead ECG
  5. Behandelen onderliggende oorzaak
  6. Temperatuurmanagement

Monitoren voor eventuele schade (nieren, hart, hersenen)

42
Q

Welke T moet nagestreefd worden na reanimatie?

A

Een strenge normothermie gedurende 24 uur: 37 graden. (in het EMC met de coolguard

Het belangrijkste is dat de patiënt geen episode van koorts krijgt

43
Q

Wanneer mag je stoppen met reanimatie in een ALS setting

A
  1. De patiënt heeft een wilsverklaring van de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde, of de patiënt heeft bij leven aangegeven dat deze niet gereanimeerd wil worden. Dit wordt vaak bij opname gedaan, of bij de huisarts/verpleeghuisarts gedaan.
  2. Er is sprake van een niet-schokbaar ritme, d.w.z. PEA en/of asystolie, gedurende 10 AANEENGESLOTEN blokken (20 minuten), met exclusie van de 4 H’s en 4 T’s. Overigens moet IEDEREEN die bezig is met de reanimatie het ermee eens zijn dat de reanimatie wordt gestopt
44
Q

Behandeling myocardinfarct

A

Na ROSC: coronairangiografie en stent plaatsing. Eventueel een CABG in het verdere zorgtraject

45
Q

Op welke manier is de diagnose longembolie alleen mogelijk

A

met een CT, er wordt dus behandeld op basis van verdenking in een reanimatiesetting

46
Q

Behandeling septische shock

A
  • Vulling
  • Inotropica (noradrenaline, dobutamine)
  • Vroegtijdig toedienen van antibiotica
47
Q

Welk ritme heb je vaak tijdens een reanimatie met septische shock als oorzaak

A

PEA

48
Q

Wordt er tijdens de reanimatie AB gegeven

A

Nee, want er is nauwelijks perifere circulatie

49
Q

Behandeling sepsis in reanimatiesetting

A
  • Kwalitatief goede compressies, defibrillatie en O2
  • Vochtbolussen van 500 mL om de 15 min tot ROSC
  • Vasopressie middels adrenaline volgens ALS protocol
  • Na ROSC: corrigeren metabole afwijkingen en breedspectrum AB
50
Q

Waarbij passen pinpoint pupillen

A

Opiaatintoxicatie

51
Q

Hoe zien pupillen er uiteindelijk uit bij reanimatie

A

Wijd en lichtstijf

52
Q

Wat zijn de effecten van cocaine op het hart?

A

Verminderde bloodflow naar het hart en dus minder O2

53
Q

Waar kan een acute onttrekking van cocaine toe leiden?

A

Toestand van excessieve sympathicusstimulatie met longoedeem, ventriculaire ritmestoornissen en hevige agitatie

54
Q

Bij het toedienen van welk antidoot moet er een mono-intoxicatie zijn en waarom?

A

Bij flumazenil tegen benzodiazepine intoxicatie.
Indien er een mogelijk mengbeeld (meerdere intoxicaties) bestaat mag het niet worden gegeven, omdat diverse intoxicaties o.a. convulsies geven waar een benzodiazepine de behandeling voor is.

55
Q

Wanneer mag flumazenil niet worden gegeven

A
  • Bij meerdere intoxicaties
  • Bij patiënten met epilepsie
  • Routinematig bij comateuze intoxicatie patiënten
55
Q

Noem benzodiazepines

A

Midazolam, diazepam en lorazepam