Begrippen Flashcards

1
Q

Apgar test

A

Deze meet alle basisvaardigheden en vertelt de dokters of de baby gezond ter wereld is gekomen. Een lage score op deze test alat zien dat er bepaalde zwakke stukken aanwezig zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Normen

A

Komen voor uit het afnemen van testen bij groepen mensen. Het is een referentiekader voor verdere afnames van een test

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Beoordeling

A

Schatten of bekijken van de omvang van een of meer attributies van een persoon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Voor rapport zorgen

A

Dat er een prettige sfeer is die geteste mensen motiveert goed mee te werken aan de procedure

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Standaard van zorg

A

Betekent dat er in bepaalde situaties altijd de standaardzorg wordt verschaft en niet een andere procedure die daar nooit voor gebruikt wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Stereotype dreiging

A

De cliënt gaat conformeren aan de stereotypen die heersen over zijn of haar cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Lake Wobegon effect

A

Overschatten van eigen vaardigheden en zichzelf beter vinden dan anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Fysiognomie (4e eeuw voor christus)

A

Stroming die stelt dat alle karakter eigenschappen van mensen te zien zijn aan uiterlijke kenmerken (Aristoteles –> Lavater)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Psychograaf

A

LAvery ontwikkelde dit apparaat o de bulten en kuilen op de schelder preciezer te kunnen meten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Mental tests (Cartell)

A

Cartell stelde een aantal testen voor die met alle mensen gedaan konden worden en mentale capaciteiten konden meten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

mentale onderontwikkeling

A

Retardation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Army Alpha

A

ALpha test was tijdens de WOI was verbaal gericht en bedoeld voor gemiddelde en bovengemiddelde recruiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Army beta

A

Bedoeld voor rekruten wiens moedertaal niet Engels was en dus vooral visueel en motorisch gericht (WOI).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Aptitude testr

A

Meten specifiekere vaardigheden dan een algemene intelligentietest. De statistische ontwikkeling van deze testen waren lastiger. Er was factoranalyse nodig om te zien welke vaardigheden hetzelfde maten en welke niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Evidence based praktijken

A

Onderzoek wordt gecombineerd met klinische kennis en de behoeften van de patiënt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Operationele definitie

A

omvat de wijze waarop de waarde van een grootheid berekend moet worden

17
Q

Echte definitie

A

Probeert de oorsprong van intelligentie te verklaren

18
Q

Confirmatieve factor analyse

A

Gaat uit van een bepaalde theorie en probeert een fit te vinden in deze data met deze theorie en bijbehorende verwachtingen

19
Q

Exploratieve factoranalyse

A

Geen vooraf bedachte theorie. Vormt een zo correct mogelijke representatie van de relaties tussen allerlei ingevoerde variabelen en daruit kan da een cocneptualisering voortkomen. De items meten onderliggende factoren.

20
Q

Facotrmatrix

A

Laat zien goe sterk een variabele laadt (van invloed is ) op een bepaalde factor per test of per item

21
Q

Sensory keenness theory

A

Galton & Catell dachten dat intelligentie te meten was in de sensorische capaciteiten.

22
Q

Algemene factor (g) (Spearman)

A

Spearman stelde dat prestati van een persoon op een intelligentietest werd bepaald door g, s en error. Individuele verschillen in g worden verklaard door cognitie (evaring, achterhalen van relaties en correlaties)

23
Q

Primaire mental vaardigheden (Thurstone)

A

Associatief geheugen, verbaal begrip, rekenvaardigheden, perceptuele snelheid, visueel-spatiele vaardigheden, inductief redeneringsvermogen en woordvloeiendheid.

24
Q

Cattell-Horn-Carroll (CHC) Theorie

A

Statrum III = g
Stratum II
Statum I