Basisboek hfdst 2. Biologische eenheid Flashcards
Wat zijn organellen?
Letterlijk: klein orgaan. een structuur van cellen voor acties die cellen doen
Welke organellen heeft een bacterie?
Alleen celmembraan en celwand
Wat is de celmembraan
scheiding tussen binnen- en buitenkant van een cel. Omsluit cytoplasma
Welke cellen hebben een celwand?
Cellen van bacterien, schimmels en planten
Welke cel heeft gen celwand?
Een dierlijke cel
Wat is de celkern?
Een soort bibliotheek waarin de erfelijke informatie ligt (DNA)
Wat doen de mitochondrien?
zorgen voor energie. brandstof wordt omgezet in energiepakketjes
Plantencellen hebben meestel 1 grote …
vacuole
Een weefsel bestaat uit …. cellen
gelijksoortige
Planten halen ‘adem’ door ….
huidmondjes
Wat is een soort?
een groep organismen die (meestal) op elkaar ljken en vruchtbare nakomelingen krijgen
Noem de vijf rijken van het leven
- bacteriën
- eencelligen
- schimmels
- planten
- dieren
Noem kenmerken van bacteriën
een cel, geen organellen
kleinste organismen die we kennen
Noem kenmerken van eencelligen
een cel, cel met organellen
kern, mitochondriën
eencellige algen zijn ook eencelligen (met chloroplasten)
Noem kenmerken van schimmels
een of meer cellen
cel met organellen: celwand, geen bladgroenkorrels
paddestoelen zijn de vruchten. Mycelium (schimmeldraden) zitten onder de grond.
Noem kenmerken van planten
meer cellen
cel met organellen: celwand en bladgroenkorrels
onderverdeling in 5 groepen op basis van kenmerken van de organellen
Noem kenmerken van dieren
meer cellen
cel met organellen: geen celwand of bladgroenkorrels
dieren hebben andere organismen nodig als voeding
onderverdeling op basis van bouw van lichaam
Hoe is het rijk van de planten onderverdeeld?
- Algen en wieren
- Mossen
- Varens en paardenstaarten
- Naaktzadigen (naaldbomen)
- Bedektzadigen (planten met bloemen)
Noem kenmerken van algen en wieren
geen bladeren of stengels
geen vaten
sporen
grotere algen noemen we wieren (eencellige algen horen bij eencelligen)
Noem kenmerken van mossen
wel bladeren en stengels
geen vaten (daardoor blijven ze klein)
sporen (hoeven niet te versmelten)
Noem kenmerken van varens en paardenstaarten
wel bladeren en stengels
wel vaten (houtvaten omhoog, bastvaten omlaag)
sporen
Noem kenmerken van naaktzadigen
wel bladeren en stengels
wel vaten
zaden (niet in vrucht)
Noem kenmerken van bedektzadigen
wel bladeren en stengels
wel vaten
zaden (in vrucht) (bestuiving in de bloem)
Hoe is het rijk van de dieren onderverdeeld?
- Sponzen
- Neteldieren of holtedieren
- Wormen
- Weekdieren
- Geleedpotigen
- Stekelhuidigen
- Gewervelden