Basis Reflexen Flashcards
reflex
onmiddelijke en specifieke reactie op een prikkel
vb:
1. kniepeesreflex
2. pupilreflex
3. carotissinsusreflex (barosensoren)
regulering van organen
CZS:
1. enkel naar ruggenmerg = spinale reflexen
2. naar herstenstam = supraspinale reflexen
delen v/d reflexboog
vb: kniepeesreflex
- receptor deel = spierspoel
–> prikkel omzetten in actiepotentialen afh van erstigheid - verbinding
afferente baan naar ruggenmerg
mogelijke interneuron = alfa motor neuron
efferente baan naar quadriceps - doelorgaan = quadriceps
soorten reflexen
- monosynaptische reflex
- vb: kniepees reflex
- synaps
- afferent schakelt in ruggenmerg meteen naar efferent neuron - polysynaptisch
- meeste reflexen
- schekelen naar interneuronen = duizenden
- inhiberend of stimulerend
- meer synapsen = trager reflex
werking receptoren
- specifieke receptor voor 1 soort prikkels
- adequate stimulus
- bepaalde intensiteit
- boven drempelwaarde - generatie van receptor potentiaal
- frequentie van depolarisaties afh van intensiteit
- amplitude afh van intensiteit
- duur afh van prikkel - omzetting naar actiepontentialen
- receptief veld = alle sensoren van 1 afferent neuron
adaptatie
- mechanisme
- prikkel houd aan = gewenning
- frequentie neemt af = niet meer voelen
- adaptatie zowel perifeer als centraal - soort
- snel & volledig = fasische/dynamische functie = tast
- deels = statische/tonische functie = licht
- nooit = baro & chemo
–> KAN wel, maar vooral pathologisch vb: chronisch zieken
adequate stimulus
- adequate stimulus
- elke receptor maar voor 1 specifieke prikkel
- niet-adequate stimulus = hoge intensiteit van bepaalde prikkels kunnen andere receptoren hiervoor gevoelig worden - stimulus-responds curve
- wet van Weber-Fechner
- exponentiele afname van reactie bij hogere stimuli
- niet bij alle stimyli
AP
- rustmembraan potentiaal
- vooral afh Na/K-ATP-ase pompen
- ook lekkanelen Na > K
- negatief - spanningskanalen in rust
- snelle Na = toe
- trage Na = open
- trage K = toe - actie potentiaal = activeren
- activatie van spannings kanalen
- allemaal omdraaien - gevolg
- veranderingen in polariteit door snelheid van poorten
- depolarisatie -> repolarisatie -> hyperpolarisatie
werking achter actiepotentiaal
- depolarisatie
- snelle Na open
- trage Na toe
- trage K open
minder negatief worden door Na influx van snelle poort die meteen openen is & trage poort die tijdelijk openblijft - repolarisatie
- Na beide toe
- K open
bij evenwichtssituatie van Na
meer negatief door K influx - hyperpolarisatie = K blijft nog even open
drempelwaarde
= waarde waarover depolarisatie moet gaan om poorten te bewegen
- afh van types cellen
- opzoeken door stromen op cellen te steken (elektrotherapie)
- rheobase = minimale stroom intesiteit die bereikt moet worden voor EEN effect
- chronaxie = tijd als rheobase x2
–> curve
verschuiving naar rechts & naar boven = meer intesiteit & meer tijd nodig voor prikkeling = neuropathologie
relatie synapsen
stimulatie veld van een neuron
1:1 = heel weinig voorkomend
- convergentie = veel naar 1
- divergentie = 1 naar veel
eindvoetjes
- collateralen
- geconcentreerd in centrum
- perifeer minder
neurotransmitters
soorten
- amines
- aminozuren
- peptiden
- zorgen voor excitatie of inhibitie van depolarisatie
- synthese
- opslag
- vrijstelling
- receptoren op post-synaptisch membraan
- onmiddelijk kanaal = neuromusculair vb: acetylcholine
- verbonden aan G-proteïne (inhiberend of stimulerend) die verbonden is aan ander kanaal
- verbonden aan G-proteïne die verbonden is aan enzyme die cascade activeert vb: fosfolypase die precusor omzet in secundaire bootschapper
verwerking van neurotransmitters
- afbraak van acetylcholine
- acethylcholine -> choline + acetaat
- door choline-esterase
- choline opname in pre-synaptisch deel
- acetaat wordt uitgewassen - re-uptakevan noradrenaline
- door pre-synaptische vezel
- of deactivatie door MOA mono-amino-oxydase
exciterende & inhiberende synapsen
exciterende synaps
1. vermindering van membraampotentiaal
2. minder polair
3. dichter bij drempelwaarde
4. rapper geprikkeld
- door opening Na kanalen (meestal)
- ladingen moeten elkaar opvolgen voor summerend effect <=> occulusie = signalen die elkaar opheffen
- 2 subliminale prikkels kunnen toch boven drempelwaarde geraken
inhiberende synaps = hogere membraampotentiaal
plasticiteit
= aanpassen van sensitiviteit van de synapsen
afname met de leeftijd
- functionele veranderingen
- heterosynaptische modulatie = derde neuron toepasselijk met inhiberende/stimulerende neurotransmitters vb: pijnmodulatie
- homosynaptische modulatie = verandering van neurotransmitters & receptoren
–> posttetanische potentiatie & laagfrequente inhibitie - anatomische aanpassing = sprouting
- vb: basale stimulatie bij coma patienten of over stimulatie voor nieuwe collateralen
voorbeelden van homosynaptische modulatie
eerste
1. hoogfrequente prikkeling van postsynatptisch neuron = summatie in tijd
2. excitatie
3. oorzaak
- toename van neurotranmittor hoeveelheid
- toename van post synaptische receptoren
4. gevolg = korte termijn geheugen
tweede
1. laag frequente prikkeling
2. inhibitie
3. oorzaak
- vermidnerde exocytose van neurotransmittor
- vermidnerde gevoeligheid van postsynaptische neuronen
4. gevolg = gewenning