Banen van het ruggenmerg Flashcards

1
Q

afdalende banen van de hypothalamus

A
  1. tegmentum
  2. door middenhersenen m contact met PS kernen
  3. ruggenmerg
    - contact lateraal deel T1-L2 = OS
    - sacrale ganglia = PS
  4. kernen van hypothalamus met specifieke functie
    - hongercentrum & vezadigingscentrum
    - vrijlaten van hormonen in bloed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

culumna posterior & lateralis

A

= sensibele achterhoorn
= ontvangen & verwerken van informatie

  1. lamina 1 -> 4 van REXED
    - nucleus dorsomarginalis = zona marginalis
    - gewaarwording pijn & temperatuur
  2. nucleus dorsalis van Clarke = T1-L2
    - shakelstation voor informatie naar cerebellum
    - onbewust gewaarwording (proprioceptie)
  3. columna lateralis = preganglionaire sympatische neuronen
    - nucleus intemediolateralis = oorsprong OS
    - neuronen S2-4 = oorsprong PS
    –> geen zichtbare laterale hoorn
  4. tractus posteriolaterlis van Lissaur = dun laagje aan rand van ruggenmerg
    - eerste orde neuronen van anterolateraal systeem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

substantia alba ruggenmerg motorisch

A

algemeen
- witte stof = vooral gemyelinseerde vezels
- tractus = bundels van axonen naar 1 doel met collateralen
- dalende banen = motorisch
- stijgende banen = sensibel

  1. funiculus anterior
    - tussen fissura mediana anterior & sulcus anterolateralis
    - tractus corticospinalis anterior
    - vestibulo spinale banen, reticulospinale banen, medullaire spinale banen
  2. funiculus lateralis
    - tussen sculus posterolateralis & anterolateralis
    - tractus corticospinalis lateralis
    - tractus ruberospinalis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

columna anterior

A
  1. columna anterior = motorische voorhoorn
    - grote cellen die impulsen naar skeletspieren
    - lateromediale organisatie: axiale spieren = mediaal -> ledematen lateraal
    - dorsoventrale organisatie
  2. aparte motorische kernen
    - spinale kern n. accessorius C1-C6
    - n. phrenicus C3-C5 mediaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

anterolateraal systeem

A

= tractus spinothalamicus voor pijn & temp

  1. eerste orde
    - cellichamen = DRG
    - ordenen in tractus van lissauer
    –> enkele niveau’s stijgen/dalen, dan schakelen
  2. tweede orde
    - cellichamen in achterhoorn van lamina I & V
    - direct kruisen in commissura alba anterior
  3. verder verloop
    - lemniscus spinalis door hersenstam
    –> samenvoegen met lemniscus medialis
    - naar thalamus: nucleus ventralis posterolateralis
    –> derde orde naar gyrus postcentralis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

andere tractus van anterolateraal systeem

A

= zelfde verloop

  1. tractus spinoreticularis
    - naar formatio reticularis
    - 50% kruist niet & heeft geen somatotopie
    - verder naar cortex
    - contact nucleus parabrachialis die naar amygdala gaat = ook gedachten & emoties
  2. tractus spinomesenchalicus
    - binnenzijde van tractus spinothalamicus
    - zelfde informatie maar naar colliculi superiores
    –> functie bij zicht
    - ogen, hoofd & romp naar pijnstimulus te richten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

functies vananterolateraal systeem

A

. andere verbindingen
- synaptische transmissie kan beinvloed worden door andere neuronen
- ook organisatie: buitenste schillen = OL

  1. functies = protopathische/vitale sensibiliteit
    - pijn, warmte & koude
    - jeuk
    - lichte aanraking = mechanosensoren
    - grove tast
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

fasiculus posterior

A

funiculus posterior = onderscheid boven T6
–> volledig sensibel

  1. fasiculus gracilis van Gall
    - mediaal = tussen sulcus medianus posterior & intermedius posterior
    - info van OL & onderste deel romp
  2. fasiculus cuneatus van Burdach
    - lateraal = tussen sulcus intermedius posterior & posterolateralis
    - info van BL = enkel aanwezig tussen C1-T6
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

verder verloop funiculus posterior

A
  1. fasciculus gracilis & cuneatus
  2. nucleus cuneatus & gracilis in medulla oblongata
    –> 2e orde neuronen
  3. wisselen van hersenhelft = andere naamgeving
  4. lemniscus medialis door middenhersenen
  5. samen komen met lemniscus spinalis van anterolateraal systeem
  6. thalamus: nucleus ventralis postero-lateralis
  7. via kapsula interna
  8. gyrus postcentralis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

onderverdeling van gyrus postcentralis

A
  1. 3a = in diepte van sulcus centralis
    - mechanosensoren voor proprioceptie
  2. 3b & 1 = ventrale deel gyrus
    - mechanosensoren van huid
    - discriminatief voor textuur
  3. 2 = integratief
    - ontvangt projecties van 3 & 1
    - vormherkenning
    –> brodman cytoarchitectonische zones = ook andere histologie in deze zones
  4. verbindingen naar andere structuren
    - gyrus precentralis voor motoriek
    - where pathways in postparietale cortex = associatie cortex
    - secundaire somatosensorische cortex = verfijning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

stoornis van de columna posterior baan

A
  1. multiple sclerose
    - plaque van demyelinisatie
    - sensorische ataxtie
    - bewaring van gevoel, pijn & temperatuur
  2. houding
    - hoofd naar beneden
    - brede basis al stampend stappen
    - teken van Romberg = gesloten ogen erg onstabiel staan
    –> wegval van proprioceptie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

sensibel aangezicht

A
  1. n. trigeminus
  2. medulla oblongata
  3. kruisen
  4. thalamus
  5. nucleus ventralis posteroMEDIALIS
    –> lemniscus trigeminalis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

viscerale pijnvezels

A

= via lemniscus medialis systeem
- andere delen nucleus gracilis & thalamus dan mechanosensorische systeem
- 15% van dorsale kolom is voor nociceptieve vezels
- voornamelijk plevische viscera = niet volledig gekend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

tractus spinocerebellaris

A
  1. functie
    - 2 hoofdbanen van ruggenmerg -> kleine hersenen
    - proprioceptieve & cutane informatie
    –> voldoende info om bewegingen te coördineren
  2. onderverdeling
    - tractus spinocerebellaris posterior van Flechsig
    - tractus spinocerebellaris anterior van Gowers
    - tractus cuneocerebellaris
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

tractus spinocerebellaris posterior

A
  1. verloop
    - DRG
    - schakelen in nucleus dorsalis van Clarke = achterhoorn van ruggenmerg C8-L1
    –> info van hieronder = nu. gracilis
    - funiculus lateralis aan opp.
    - geen kruising: kleine hersenen controle over homolaterale kant
    - langs pedunculus cerebellaris inferior in hersenen
  2. functie
    - spieren & gewrichten van OL & onderste deel romp
    - snelle geleiding naar cerebellum
    - onbewuste proprioceptieve informatie
    –> fijne coördinatie & houding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

andere tracti spinocerebllaris

A
  1. tractus spinocerebellaris anterior van Gowers
    - intermedair grijs van lamine V-VII
    - langs pedunculus cerebellaris superior in hersenen
    - kruisen wel
    - onderste helft lichaam
    - interne feedback voor correctie van bewegingen
  2. tractus cuneocerebellaris
    - ≈posterior
    - informatie BL
    - via fasciculus cuneatus binnen
    - schakeling in nucleus cuneatus accessorius
    - binnen lopen via penduculus cerebellaris inferior
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

tractus spino-olivaris

A
  • gekruiste baan
  • sensibile informatie
  • naar nucleus oliva inferior
  • verder naar kleine hersenen
  • rol in motorisch handelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

piramidebaan in hersenen

A

= tractus coritcospinalis

  1. oorsprong
    - 80% gyrus precentralis
    - 20% omliggende gebieden
  2. corona radiata
  3. kapsula interna
  4. pons
    - afgifte van vezels aan kernen van craniala zenuwen
    - apparte bundels = 2 verhevenheden ventraal
    - gespleten door pontine kernen
    - doorschakelen naar cerebellum
  5. kruising net voor ruggenmerg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

piramidebaan kruising

A
  1. tractus corticospinalis lateralis
    - 80% = decussatio pyramidalis
    - laterale funiculus
    - distale spieren = vooral toekomen in cervicale & sacrale intumescentia
    - veel fractionatie voor fijne motoriek
  2. tractus corticocspinalis anterior/ventralis
    - axiale spieren
    - mediaal in funiculus anterior
    - pas kruisen aan comissura anterior op niveau
    - door bilaterale interneuronen = mogelijke overname door andere kant
  3. niet kruisen
    - vervoegen met tractus corticospinalis lateralis van andere kant
    - 5%
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

tractus corticospinalis algemeen

A
  1. synaps
    - grijze voorhoorn
    - motorneuronen & interneuronen
    - innervatie van willekeurige spieren
    - organisatie voorhoorn = mediaal = romp -> lateraal = armen
    –> mannetje dat armen uitspreid
  2. fractionering
    - lateraal corticospinaal systeem
    - groepjes van neuronen selectief geprikkeld worden
    - vb: elke vinger appart strekken ondanks gemeenschappelijke spier
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

uitval bovenste neuronen piramide

A
  1. definitie = eerste orde neuronen voor medulla oblongata
    - upper = bovenste motorische neuronen
    - vezels hoger gelegen in CZS die lower gaan vormen
    - pathologie = hemiplegie meestal door CVA
  2. acute fase
    - 1/2 lichaam verlamd
    - verlies of vermindering van reflexen = areflexie
    - flaccide = slappe paralyse
    - hypotonie
  3. na acute fase
    - abnormale reflexen = overdreven
    –> spacticiteit
    - toegenomen spiertonus
    - babinski-reflex = strekken vingers door streling voetzool
22
Q

uitval onderste neuronen piramide

A
  1. definitie 2e orde neuronen
    - lower = onderste = lagere motorische neuronen
    - vezels in voorhoorn of motorische kernen hersenstam
    - gaan effectief innerveren
  2. uitval
    - vb: poliomyelitis-infectie
    - spierverlamming = paralyse
    - hypotonie
    - areflexie
    - fasciculaties = trillingen & fibrillaties = kleine contracties door denervatie
23
Q

andere delen hersenen beweging

A
  1. premotorische cortocale zones = ventraal van sulcus precentralis
    - supplementaire motorische zones
    - emotionaliteit vb: faciale uitdrukking
  2. prefrontale cortex
    - cognitie: eerste cognitieve actieplan
  3. posterior partietale cortex
    - associatie cortex
    - informatie van visuele cortex = where-path
    - plaatsbepalingen
  4. limbische cortex
    - gevoelens: intensies & motivatie
    –> reden om beweging uit te voeren
  5. basale ganglia & cerebellum
24
Q

premotorisch systeem

A
  1. supplimentair motorische zone
    - gewilde bewegingen = niet-stimulus respons
    - hogere planning door input prefrontale cortex & basale ganglia
  2. premotorische cortex
    - dorsaal = uitreiken
    - ventraal = grijpen
    - bewegingen voor visuele controle
    - input cerebellum

ook disproportioneel voor fijne motoriek

25
Q

kapsula interna

A
  1. corona radiatie
    - allemaal vezels in schors
    - convergeren
  2. kapsula interna
    - opstijgende & afdalende banen
    - tractus corticospinalis & corticobulbaris
    - na thalamus = enkel motorisch dalende banen
  3. organisatie
    - anterior pootje, genus & posterior pootje
    - FATL = Face, arm, trunc, limb
    - genu = F
    - posterior pootje = ATL
    - zelfde organisatie tot in crus cerebri
26
Q

algemeen extrapiramidaal systeem

A

= niet samenhangend systeem met apparte kernen

  1. basale ganglia
    - stratium
    - pallidum
    - nu. substhalamicus
    - substantia nigra
  2. andere afdalende banen
    - colliculus superior = tractus tectospinalis
    - vestibulaire kernen = tractus vestibulospinalis
    - formatio reticularis = tractus reticulospinalis
    - nu. ruber = tractus rubrospinalis
  3. indeling: mediaal = axiaal & lateraal = distaal
27
Q

laterale systeem

A
  1. onderdelen
    - tractus corticospinalis lateralis
    - tractus corticosbulbarisch
    - tractus ruberospinalis (hieronder)
  2. verloop
    - magnocellulaire = caudale deel nucleus ruber
    –> schakelstation voor impulsen van cerebellum
    - decussatio in mesencephalon
    - dorsolateraal deel hersenstam
    - funiculus lateralis
  3. functie
    - fijne motoriek van BL
    –> eindigt cervicaal
    - letsel laterale systeem = verlies fijne motoriek vb: fractionering
28
Q

tractus corticobulbaris

A
  1. functie
    - craniale kernen pons & medulla oblongata
    - musculatuur gezicht, kaak, mond & keel
  2. verloop
    - middenhersenen
    - kapsula interna
    - spieren
29
Q

mediaal systeem

A
  1. functie
    - axiale/proximale spieren
    - bilaterale controle
    - ponto = extensie bewegingen
    - bulbo = flexie bewegingen
    –> controle houding, spiertonus & locomotie
  2. onderdelen
    - tractus corticospinalis ventralis/anterior
    - tracti reticulospinales
    – tractus pontoreticularis spinalis
    – tractus bulboreticulosapinalis
    - tractus tectospinalis
    - tracti vestibulospinales
30
Q

tractus vestibulospinalis

A
  1. vestibulaire kernen in medulla oblongata
  2. via n. vestibulocochlearis XIII prikkels voor aandacht trekken
  3. afdalen in funiculus anterior
    - tractus vestibulospinales medialis = cervicaal voor nek & hoofd
    - tractus vestibulospinales lateralis = alle niveaus voor geheel evenwicht
    - ontstaan uit nucleus vestibularis lateralis van Deiters
31
Q

andere banen van mediale systeem

A
  1. tractus tectospinalis
    - gekruiste baan
    - vanaf tectum = colliculi superiores
    - mediaal van grijze voorhoorn lopen
    - cervicaal & bovenste thoracaal
    - hoofd, BL & romp draaien in richting van visuele stimulus
  2. tracti reticulospinales
    - onstaan in formatio reticularis van pons & medulla oblongata
    –> apparte kernen
    - onderverdeling
    - tractus ponto reticulospinalis = funiculus anterior
    - tractus bulbo reticulospinalis = funiculus lateralis
    - geautomatiseerde bewegingen uitvoeren
32
Q

cerebellum algemeen

A

delen
1. spinocerebellum
- van ruggenmerg naar cerebellum
- vermis & intermediaire hemisferen
2. cerebrocerebellum
- van cortex naar cerebellum
- laterale hemisferen
3. vestibulocerebellum
- van evenwichtsorgaan
- buiten anatomische cerebellum

verloop van signalen
1. verschillende oorsprongen: ruggenmerg, cortex & vestibulum
2. input via diepe kernen of meteen naar cerebellum
3. output altijd langs diepe kernen

33
Q

verloop cerebrocerebellum functie

A
  1. hersenschors
  2. pyramide banen
  3. pontine kernen
    - schakelen voor cerebellum
    - nucleus dendatus
  4. pedunculus cerebellaris medius
  5. cerebrocerebellum
  6. nucleus ruber
    - parvocellulair systeem
    - magnocellulair was voor lateraal systeem
  7. cyclus voor motorisch leren: nucleus ruber -> olivaris inferior -> nucleus dentatus -> cerebellum
34
Q

cerebellum motorisch

A
  1. belangerijkste functies
    - vergelijking informatie van bewegingsintentie & uiteindelijke uitvoering
    –> controle signalen generen
    - houding romp & ledematen
    - evenwicht & coördinatie
  2. cerebellaire banen
    - tractus vestibulobellaris
    - tractus spinocerebellaris
    - neocerebellum
  3. banen waarop cerebellum invloed kan uitoefenen
    - tractus corticospinalis ventralis
    - tracti reticulospinalis
    - tractus vestibulospinalis
35
Q

cerebellaire banen

A
  1. tractus vestibulocerebellaris
    - vezels naar nodulus, flocculus & vermis geven
    - prikkels van evenwichtsapparaat
    - lichaamshouding & evenwicht
    - coördinatie oogbewegingen
  2. tracti cerebrobellares
    - vezels naar vermis & paravermaal deel
    - vermis = onderhoud spiertonus & controle axiale spieren
    - parevermaal = zelfde functie distaal
  3. neocerebullum
    - alle imput van cortex schakelen naar ponteine kernen
    - coördinatie willekeurige bewegingen
36
Q

pedunculi cerebellaris

A
  1. superior
    - efferente axenonen
    - ontvang vezels n. vestibulocochlearis & tractus spinocerebellaris anterior
  2. medius
    - afferente
    - brachium pontis = verbinding naar pons
  3. inferior
    - mix afferent & efferent
    - hersenstam & tractus spinocerebellaris posterior/cuneocerebellaris
    - vezels naar premotorische & motorische cortex
37
Q

kernen van cerebellum

A
  1. nucleus dentatus
    - gekartelde kern
    - komt overeen met laterale hemisferen
  2. interposed nuclei
    - 2 nuclei
    - nu. emboliformis = meest lateraal naast nu. dentatus
    - nu. globosus = mediaal
    - komt overeen met intermedaire hemisferen
  3. nucleus fastigial
    - mediaal dichtst tegen 4e ventrikel
    - komt overeen met vermis
38
Q

vestibulaire kernen

A

= vestibulocerebellum
- andere kant 4e ventrikel maar toch nog deel v/h cerebellum
- wordt gezien als directe output van cerebellum

verloop
1. vestibulum
2. rechtstreeks naar vestibulocerebellum & vestibulaire nuclei in ruggenmerg (homologen van cerebellaire kernen, enkel ander gelegen)
3. tractus vestibulospinalis medialis & lateralis + MLF fasciculus longitudinalis medialis

39
Q

FLM

A

= fasciculus longitudinalis medialis

  1. functie
    - verbinding van vele kernen middenhersenen
    - vooral hersenzenuwen
    - mediaal door hersenstam & bovenste deel ruggenmerg
    - samenwerking van verschillende spiergroepen & complexe bewegingen
  2. kernen
    - kernen voor oog zenuwen verbonden = III, IV, VI me elkaar verbonden
    - oogbewegingen koppelen aan vestibulaire prikkels
40
Q

klinische tekenen cerebellaire schade deel 1

A

= zelfde zijde van letsel

  1. asynergie
    - verlies van coördinatie & schokkende bewegingen
    - onmogelijkheid controle van agonistische & antagonistische spieren
  2. dysmetrie
    - onmogelijkheid juiste afstanden bij bewegingen te beoordelen & bewegingen te stoppen
    - vinger-neusproef
  3. dysdiachokinese = onmogelijkheid om snelle alternerende bewegingen uit te voeren
  4. intentie tremor
    - schokkende bewegingen die wegvallen in rust
    - parkinson-tremor
41
Q

klinische tekenen cerebellaire schade deel 2

A
  1. ataxie = onzekere gang met breed steunvlak
    - neiging tot vallen naar kant van letsel
    - vermis beschadigd = dronkemangang
    –> alcoholoische cerebellaire degeneratie
    - paravermis beschadigd = algemene incoördinatie
  2. hypotonie = slappe spieren, onmogelijkheid tot behoud van houding
  3. dysarthrie = incoördinatie orofaryngeale musculatuur
    –> gescandeerde & explosieve spraak
  4. nystagmus = ongecontroleerde beweging van ogen
42
Q

algemeen hersenzenuwen

A
  1. motorische kernen
    - in hersenstam
    - krijgen impulsen vanuit cerebrale cortex
  2. hemisferen
    - van beide motorische cortexen (L&R)
    - behalve deel van n. facialis & onderste deel n. hypoglossus krijgen enkel gekruist
43
Q

opsomming craniale zenuwen

A
  1. S bulbus olfactorius
  2. S n. opticus
  3. M n. oculomotorius
  4. M n. trochlearis
  5. G n. trigeminus
  6. M n. abducens
  7. G n. intermedius = n. facialis
  8. S n. vestibulocochlearis
  9. G n. glossopharyngeus
  10. G n. vagus
  11. G n. accessorius
  12. M n. hypoglossus
44
Q

bulbus olfactorius

A

= reukzenuw, enkel sensibel
1. sensoren in epitheel dak van neus
2. fila olfactoria onder hersenbasis
3. schakelen in bulbus olfactorius
4. tractus olfactorius naar hersenen

45
Q

n. opticus

A

= enkel sensibel: zien & pupilreflexen

  1. nn. optici komen samen
  2. gedeeltelijk kruisen in chiasma opticum
  3. verder lopen als tractus
  4. schakelstations
    - corpus geniculatum laterale
    - colliculi superiores
  5. radiatio optica
    - uitstraling witte stof = deel capsula interna
  6. visuele cortex
    - occipitaal rond sulcus calcarinus
    - retinotopische organisatie
46
Q

n. oculomotorisch

A

= enkel motorisch

  1. functies
    - 4 van de 6 oogspiertjes
    - sfincter rond oogpupil
    - spier die bovenste ooglid openhoud
    - uittreden net boven pons
  2. kliniek
    - afwijkende oogstand: naar buiten & beneden
    - slechte beweegelijkheid oog (moeilijk naar binnen draaien)
    - myadriase = wijde pupil
    - ptosis = hangend bovenooglidhersenbloeding aan uncus = wegdrukking hersenstam
    –> blijvend bewustzijns verlies
47
Q

n. IV, V & VI

A
  1. n. trochlearis
    - enkel motorisch
    - m. obliquus superior aan oogbol
    - enige zenuw die dorsaal aan hersenstam uittreed
    - draaien rond pedunculus cerebri
    - links & rechts kruisen
  2. trigeminus
    - gemegd
    - n. oftalmicus = gebied rond oog sensibel
    - n. maxillaris = gebied rond kaak sensibel
    - n. mandibularis = gebied langs onderkaak sensibel & motorisch = kauwen
  3. abducens
    - enkel motorisch
    - m. rectus lateralis = abductie van ogen
    - onderzijde van pons uittreden
48
Q

n. facialis

A

= n. intermediofacialis = gemegd

  1. algemeen
    - net onder de pons lateraal
    - motorisch = mimische spieren aangezicht
    - sensorisch = smaak, glandula submandibularis & sublingualis, glandula lacrimalis = traanklier & mucosa van neus palatum
  2. kliniek
    - spieren van contralaterale zijde verlamd bij leasie van corticobulbaire vezels
    - spieren zelfde zijde verlamd bij leasie van n. facialis zelf
49
Q

n. vestibulocochlearis

A

= enkel sensibel

  1. ontstaan aan binnenoor
    - gehoororgaantjes
    - evenwichtorgaantjes
  2. hersenstam onderrand van pons
  3. kernen die instaan voor evenwicht
    - hersenstam
    - cerebellum
    - ruggenmerg
    - thalamus
    - formatio reticularis
    - visueel systeem
50
Q

n. IX & X

A
  1. n. glossoparyngeus
    - gemegd
    - smaak, sensoriek farynx vb: slikken
    - PS van parotis speekselklier
    - uit hersenstam samen met X & XI rond medulla oblongata
    –> lateraal oliva inferior
  2. n. vagus
    - gemengd
    - hele spijsverteringsstelsel volgen
    - innervatie spreken, slikken & slaak
    –> farynx, larynx & slokdarm
    - trachea, thoracale & abdominale organen
    –> tot 2/3 colon transversum
    - rest = sacrale PS
51
Q

n. XI & XII

A
  1. n. accessorius
    - gemengd
    - 1 craniale & 1 spinale wortel
    - m. sternocleidomastoideus & m. trapezius
    - craniale wortel = larynx & splitst af naar X
  2. n. hypoglossus
    - motorisch
    - onder pons mediaal van olica
    - leasie zenuw = uitsteken tong naar aangestast zijde & atrofie
    - upper leasie = andere zijde