Babbel Dutch A2-4 Flashcards
The captain sailed the ship safely through the fog.
De kapitein heeft het schip veilig door de mist gevaren.
My aunt walked the whole way.
Mijn tante heeft de hele weg gelopen.
As a pilot, he has already flown three times to Aruba.
Als piloot is hij al drie keer naar Aruba gevlogen.
That world-famous singer has always remained very down-to-earth (lit. normal, ordinary) (de)
Die wereldberoemde zanger is altijd heel gewoon gebleven.
My daughter still hasn’t driven much in her new car.
Mijn dochter heeft nog niet veel in haar nieuwe auto gereden.
I can’t pay attention to your dog the whole time.
Ik kan niet de hele tijd op je hond letten.
That girl is always singing everywhere.
Dat meisje is altijd en overal aan het zingen.
It’s (a) long (time) ago that I played (lit. did) a lot of sports.
Het is lang geleden dat ik veel gesport heb.
At the amusement park, you’ll stand (for) at least three hours in the line.
In dat pretpark sta je minstens drie uur in de rij.
When I was still young (lit. small)…
Toen ik nog klein was …
She used to dance ballet.
Zij heeft vroeger ballet gedanst.
Were you (fam. pl.) on (lit. Had you) vacation last week?
Hebben jullie vorige week vakantie gehad?
I haven’t seen that movie yet.
Ik heb die film nog nooit gezien.
Did you still ask that yesterday?
Heb je dat gisteren nog gevraagd?
They stopped that a year ago.
Zij zijn er een jaar geleden mee gestopt.
This dirty dress is going in the washing machine.
Dit vieze jurkje gaat in de wasmachine.
The old T-shirt looks sloppy and messy.
Het oude T-shirt ziet er slordig en onverzorgd uit.
I want to put on a clean T-shirt.
Ik wil een schoon T-shirt aantrekken.
He’s wearing a sharp (lit. neat) suit.
Hij draagt een net pak.
That blue cap is too big for your head.
Dat blauwe petje is te groot voor je hoofd.
I washed her black sweater.
Ik heb haar zwarte trui gewassen.
Can you iron those yellow pants?
Kan je die gele broek strijken?
He doesn’t have a green shirt.
Hij heeft geen groen overhemd.
The brown shoes are very eye-catching.
De bruine schoenen zijn erg opvallend.
With the white jacket, nobody (can) see you on the slope!
Met de witte jas ziet niemand je op de piste!
