autonomie & status Flashcards
hoofdstuk 5 (breindidactiek)
1
Q
dopamine & adrenaline triggers
A
- VEILIG LEERKLIMAAT:
-> leerlingen moeten zich herkend, gezien, gevoel
bij groep te horen & veilig voelen - veiligheid & nieuwsgierigheid BASIS: openstaan leren
- dopamine:
-> geeft lekker gevoel + beloning voor het brein - niet veilig genoeg:
-> veel adrenaline vrij (bijhorende stress
responsen)=> amygdala kaping: hogere
cognitieve functies niet meer goed uitvoeren - vanuit STRESS RESPONS -> controleren & reguleren
-> eigen emoties reguleren: BELANGRIJK - beide neurotransmitters:
-> ALERTHEID
-> adrenaline op peil houden: competentie,
uitdagend
-> dopamine trigger: gelijkheden & erkenning
2
Q
keuzemogelijkheid & laten meedenken
A
- lln zelf mogen kiezen= INTRINSIEKE MOTIVATIE stijgt
- autonomie:
-> invloed uitoefenen & keuzemogelijkheden
-> belonging voor brein, dopamine komt VRIJ
3
Q
a=autonomie:
A
de mate van invloed die iemand ervaart, de keuzevrijheid in handelen
4
Q
meer autonomie verhoogt motivatie & prestaties
A
- zelfdeterminatie theorie-> vervuld leidt tot
persoonlijke groei & intrinsieke motivatie - op werk is autonomie ook heel belangrijk:
-> werknemers zijn productiever & gelukkiger als ze
vrij zijn om hun eigen werkplek in te richten - goede voornemens:
->in vragende vorm blijkt u voornemen meer zin te
hebben => meer gemotiveerd om deze waar te
maken: bij andere primen
-> ZELFSPRAAK
5
Q
minder autonomie kost wilskracht & fouten
A
- als medewerker veel eerder meegaan in
verandering:
-> als ze zelf invloed kunnen uitoefenen
-> invloed niet: dat bijna garantie voor weerstand
-> veel stress geven als je weinig invloed hebt of in een keurslijf (afsluit gedrag) - scholen arragementen:
-> samenwerkingsverband: miljoenen worden
verdeeld over zelf mogen bepalen wat met het
geld doen
-> blij met vrijheid, flexibeler in bepalen v/d duur
v/d begeleiding - wilskracht ook uitgeput wanneer minder autonomie
bij taken - weinig invloed hebben & ons moeten schikken=> kost extra wilskracht =
-> als je gelooft er maar beperkte hoeveelheid
wilskracht is, raakt je wilskracht eerder uitgeput
6
Q
ACC
A
- anterieur cingulate cortex:
-> verwerking van pijn en het signaleren van conflictsituaties
7
Q
hoe autonomie verhogen?
A
- teveel keuzemogelijkheden= KEUZESTRESS ->
2à3 keuzemogelijkheden - verhogen van autonomie, te weten mee laten denken, opties laten genereren & vragen stellen
- ll betrekken bij de inhoud & vormgeving van leerproces
-> stel vragen aan de hand waarvan ze kunnen
meedenken = wat, hoe, met wie, hoe lang, regels,
waar, beoordeling
8
Q
stimuleer trots op eigen voortgang & bevorder verbondenheid
A
- statusverlaging:
-> bedreigend voor brein, adrenaline stijgt +
stressresponsen komen vrij
-> stress, kwaad & teleurgesteld - statusverhoging:
-> beloning voor brein, dopamine komt vrij
-> trots & blij
9
Q
s=status=
A
relatieve positie van iemand in een groep, oftewel ‘het aanzien, de eer, het prestige dat iemand verwerft & met zich meedraagt in sociale groep waarin die persoon zich begeeft’
10
Q
hoge status=> triggert dopamine
A
- overleven: afh van anderen -> gezien & gewaardeerd worden + verbonden voelen met anderen
=> beloningssysteem gestimuleert - goede reputatie: heel WAARDEVOL
-> activeert boloningssyteem= hogere status is belong voor brein
-> graag dingen doen die iets betekenen voor anderen = NT dopamine & oxytocine komen vrij: plezier - deel uitmaken van een groep, hebben van relaties met anderen:
-> apart neuraal netwerk in ons brein: mentalizing netwerk
-> we willen geen sociale afwijzing MAAR verbondenheid: goede sociale relaties geven plezier & geluk
-> sociale verbondenheid is een belonging & verzacht zelfs fysieke pijn
11
Q
mentalizing netwerk
A
- geactiveerd wanneer we niet meer bezig zijn met mentale taken zoals met volle aandacht een college volgen
- we denken over het denken & voelen van anderen
12
Q
sociale uitsluiting doet pijn
A
- buiten de groep vallen: ERG PIJNLIJK; bedreigend
-> sociale status staat onder druk
-> sociale uitsluiting : dezelfde gebieden van fysieke
pijn in brein zijn actief - kwetsende opmerkingen krijgen: doet letterlijk &
figuurlijk pijn
13
Q
hoe status beinvloeden?
A
- geef ll waardering voor unieke vaardigheid/talent
- stimuleer bij ll trots op eigen vooruitgang & ontwikkeling
-> groeigerichte waardering & feedback kan ll
helpen om er zelf in te geloven - zet werkvormen in waarbij beoordeling of het eindresultaat geen verliezers oplevert
- ll zoveel mogelijk informatie dj laten zijn
- sluit ll niet uit & wees alert op pestgedrag & leg het effect van pesten & sociale uitsluiting uit
14
Q
informatie dj
A
- laat ll aan begin van de les zich voor bereiden om het aan de andere door te vertellen
- mentor zijn & laat ze anderen helpen
stimulatie mentalizing netwerk
15
Q
SCARF-model
brain-based model (samenwerking & beinvloeding anderen)
A
- Status – our relative importance to others.
- Certainty – our ability to predict the future.
- Autonomy – our sense of control over events.
- Relatedness – how safe we feel with others.
-
Fairness – how fair we perceive the exchanges
between people to be. - hoe hoger je scoort= meer geneigd om iets te doen
- hoe lager je scoort= sneller iets zal vermijden
- kader om te kijken naar onze interacties met
anderen