Atriumfibrilleren - Medicatie Flashcards
Welk anticoagulante middelen hebben de voorkeur bij atriumfibrilleren?
Wat zijn de klinische en praktische redenen?
In het algemeen hebben DOAC’s de voorkeur bij behandelen. Dit is omdat:
* Klinisch: minder hersenbloedingen dan VKA’s, werken sneller
* Praktisch: Geen trombosedienst nodig, want er is geen dosisafhankelijke INR-controle
Wanneer zet je een patiënt om van een DOAC naar een VKA?
Omzetten van DOAC naar VKA als:
* Er relevante bijwerkingen zijn
* De therapietrouw onvoldoende blijkt
* De nierfunctie verslechtert naar een eGFR van rond de 10-15 mL/min
* De algehele kwetsbaarheid toeneemt
* De patiënt hierom vraagt-
Wanneer gebruik je toch een VKA voor anticoagulatie?
Alleen bij oudere patiënten, en wordt beoordeeld per patiënt
Wanneer wordt er toch ritmecontrole gebruikt bij patiënten met atriumfibrilleren?
Waarom?
Wordt gebruikt bij:
* Jonge patiënten
* Geen cardiäle comorbiditeiten
* Symptomatisch ondanks frequentie controle
Waarom:
Kan etopische prikkels voorkomen. Dit kan de progressie van atriumfibrilleren remmen (want voorkomt atriumremoddeling).
Welke DOAC heeft voorkeur bij AF?
Alle DOAC’s staan in princiepe gelijk, geen voorkeur.
Dabigatran
Soort medicatie, werkingsmechanisme, Belangrijke bijwerkingen?
DOAC, Directe trombine-inhibitor (IIa). preventie van beroertes
Bijwerkingen: Bloedingen, soms maagproblemen
Staat gelijk aan andere DOAC’s, iets beter dan VKA’s
Rivaroxaban
Soort medicatie, werkingsmechanisme, Belangrijke bijwerkingen?
DOAC, directe factor Xa inhibitor. Preventie van beroertes.
Bijwerkingen: Bloedingen, soms maagproblemen
Staat gelijk aan andere DOAC’s, iets beter dan VKA’s
Apixaban
Soort medicatie, werkingsmechanisme, Belangrijke bijwerkingen?
DOAC, directe factor Xa inhibitor. Preventie van beroertes.
Bijwerkingen: Bloedingen, soms maagproblemen
Staat gelijk aan andere DOAC’s, iets beter dan VKA’s
Edoxaban
Soort medicatie, werkingsmechanisme, Belangrijke bijwerkingen?
DOAC, directe factor Xa inhibitor. Preventie van beroertes.
Bijwerkingen: Bloedingen, soms maagproblemen
Staat gelijk aan andere DOAC’s, iets beter dan VKA’s
Acenocoumarol
Soort medicatie, werkingsmechanisme, Belangrijke bijwerkingen?
VKA, remmen vitamine K reductase –> minder actief vitamine K –> minder actieve stollingsfactoren
Kortdurend!
Bijwerkingen: Bloedingen, veel interacties met geneesmiddelen
Fenprocoumon
Soort medicatie, werkingsmechanisme, Belangrijke bijwerkingen?
VKA, remmen vitamine K reductase –> minder actief vitamine K –> minder actieve stollingsfactoren
Langdurend!
Bijwerkingen: Bloedingen, veel interacties met geneesmiddelen
Digoxine
Soort medicatie, werkingsmechanisme, Belangrijke bijwerkingen?
Frequentiecontrole, Remt de Na/K-ATPase pomp in cardiomyocyten. Dit leidt tot hogere intracellulaire Na+ concentratie.
* Na/Ca2+ uitwissellaar wordt nu geremd –> meer intracellulair Ca2+
* Verhoogdt inotropie
* Verlaagt hartfrequentie
3e keuze bij AF, als betablokkers en calciumantagonisten niet meer werke
Metoprolol
Soort medicatie, werkingsmechanisme, Belangrijke bijwerkingen?
Betablokker, Remt beta-receptoren op hart –> remt sympatische werking. Negatief inotroop en verlaagt hartfrequentie.
Bijwerkingen: Hypotensie, Bradycardie.
1e keuze frequentiecontrole, beter dan atenolol
Atenolol
Soort medicatie, werkingsmechanisme, Belangrijke bijwerkingen?
Betablokker, Remt beta-receptoren op hart –> remt sympatische werking. Negatief inotroop en verlaagt hartfrequentie.
Bijwerkingen: Hypotensie, Bradycardie.
1e keuze frequentiecontrole, maar alleen als metoprolol niet kan
Diltiazem
Soort medicatie, werkingsmechanisme, Belangrijke bijwerkingen?
Calciumantagonist (non-dihydropyridine) –> blokkeert L-type calcium kanaal –> vermindert de AV geleiding. Verlaagt hartritme.
Bijwerkingen: Hypotensie, bradycardie
2e keuze frequentiecontrole, beter dan verapamil
Verapamil
Soort medicatie, werkingsmechanisme, Belangrijke bijwerkingen?
Calciumantagonist (non-dihydropyridine) –> blokkeert L-type calcium kanaal –> vermindert de AV geleiding. Verlaagt hartritme.
Bijwerkingen: Hypotensie, bradycardie
2e keuze frequentiecontrole, maar alleen als diltiazem niet kan
Dysopyramide
Soort medicatie, werkingsmechanisme, Belangrijke bijwerkingen?
Klasse 1a ritmecontrole:
o Werkingsmechanisme: Blokkeert natriumkanalen (Na⁺-kanaalblokker) → verlengt de actiepotentiaal en de refractaire periode.
o Receptorinteractie: Remt snelle Na⁺-instroom in fase 0 van de actiepotentiaal.
o Bijwerkingen: Anticholinerge effecten (droge mond, urineretentie), negatief inotroop (hartfalenrisico).
Flecaïnide
Soort medicatie, werkingsmechanisme, Belangrijke bijwerkingen?
Klasse 1c ritmecontrole
o Werkingsmechanisme: Sterke Na⁺-kanaalblokkers → vertragen geleiding zonder effect op de refractaire periode.
o Receptorinteractie: Blokkeren snelle Na⁺-kanalen in fase 0.
o Bijwerkingen: Pro-aritmisch effect, negatief inotroop (vermijden bij structurele hartziekte).
o Therapeutisch effect: Conversie en preventie van atriumfibrilleren bij patiënten zonder structurele hartziekte.
Propafenon
Soort medicatie, werkingsmechanisme, Belangrijke bijwerkingen?
Klasse 1c ritmecontrole
o Werkingsmechanisme: Sterke Na⁺-kanaalblokkers → vertragen geleiding zonder effect op de refractaire periode.
o Receptorinteractie: Blokkeren snelle Na⁺-kanalen in fase 0.
o Bijwerkingen: Pro-aritmisch effect, negatief inotroop (vermijden bij structurele hartziekte).
o Therapeutisch effect: Conversie en preventie van atriumfibrilleren bij patiënten zonder structurele hartziekte.
Sotalol
Soort medicatie, werkingsmechanisme, Belangrijke bijwerkingen?
Klasse III ritmecontrole
o Werkingsmechanisme: Kaliumkanaalblokker (verlenging actiepotentiaal en QT-tijd), ook bètablokkerend.
o Receptorinteractie: Blokkade van K⁺-kanalen in fase 3.
o Bijwerkingen: Pro-aritmisch (Torsade de Pointes), bradycardie.
o Therapeutisch effect: Ritmecontrole, vooral bij ventriculaire en supraventriculaire aritmieën
Amiodaron
Soort medicatie, werkingsmechanisme, Belangrijke bijwerkingen?
Klasse III ritmecontrole
o Werkingsmechanisme: Blokkeert K⁺-kanalen, maar ook Na⁺- en Ca²⁺-kanalen en β-receptoren.
o Receptorinteractie: Multichannelblokker.
o Bijwerkingen: Schildklierstoornissen, longfibrose, levertoxiciteit, fotosensitiviteit.
o Therapeutisch effect: Ritmecontrole bij patiënten met structurele hartziekte of hartfalen.
Wanneer wordt frequentiecontrole gebruikt?
Ventrikelfrequentie > 110/min
Wat is het beleid bij frequentiecontrole bij AF?
Geen klinische tekenen van overvulling:
* Betablokker in startdosering > metoprolol of alternatief atenolol
* Bij contra-indicatie gebruik een calciumagonist > diltiazem of alternatief verapamil
* Voeg digoxine toe als de frequentie en klachten niet voldoende verminderen
BIj klinische overvulling en hartfalen
* Start digoxine
* Volg verder beleid hartfalen
Beta blokkers
Metoprolol > atenolol
Klasse 1a
disopyramide
Klasse 1c
flecaïnide, propafenon
Klasse III
Sotalol, amiodaron
Klasse IV
Diltiazem > verapamil
DOAC’s
Dabigatran, rivaroxaban, edoxaban, apixaban.
VKA’s
acenocoumarol = kort, fenprocoumon = lang
digoxine
Werkingsmechanisme
* Digoxine remt de Na⁺/K⁺-ATPase-pomp in cardiomyocyten.
* Dit leidt tot een hogere intracellulaire Na⁺-concentratie.
* Hierdoor wordt de Na⁺/Ca²⁺-uitwisselaar geremd, wat resulteert in meer intracellulair Ca²⁺.
* Dit verhoogt de contractiekracht van het hart (positief inotroop effect).
* Digoxine stimuleert de nervus vagus, wat leidt tot een lagere hartfrequentie (negatief chronotroop effect).