Alle eindtermen A-G Flashcards

1
Q

Wat is de belangrijkste bijwerking van paracetamol en bij welke dosis treed dit op?

A

Leverbeschadiging

Meer dan 150/mg/kg/dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn risicofactoren voor het ontwikkelen van leverschade bij paracetamolgebruik?

A

Pre-existente leverbeschadiging
Alcoholisme
Slechte voedingstoestand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat geef je bij een paracetamolintoxicatie?

A

N-acetylcysteïne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de belangrijkste bijwerkingen van NSAIDs?

A

Ulcus pepticum
Nierfalen
Trombocytopathie
Verergering van hartfalen door water- en zout retentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn risicofactoren voor het ontwikkelen van een ulcus pepticum bij het gebruik van NSAID’s?

A

Ulcus in de VG
RA
Hartfalen
DM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn risicofactoren voor het ontwikkelen van nierfalen bij het gebruik van NSAID’s?

A

Hartfalen
Dehydratie
Sepsis
Pre-existent nierfalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

In combinatie met welke geneesmiddelen is er een verhoogd risico op gastro-intestinale bloedingen bij het gebruik van NSAID’s?

A

Cumarines
Trombocytenaggregatieremmers
Steroïden
SSRI’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In combinatie met welke geneesmiddelen is er een verhoogd risico op hartfalen en nierfalen bij het gebruik van NSAID’s?

A

RAS-remmers

Diuretica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke effecten treden op wanneer opiaten aan opioïdreceptoren binden?

A
Analgesie
Ademdepressie
Miosis
Obstipatie
Euforie
Dysforie
Sedatie
Afhankelijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een competitieve antagonist voor alle opiaatreceptoren en wanneer gebruik je deze?

A

Naloxon

Om bijwerkingen als gevolg van morfine-agonisten te couperen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke toedieningsvormen zijn beschikbaar van fentanyl?

A

Nasaal
Transdermaal
Buccaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat heeft een sterker analgetisch effect: fentanyl of morfine?

A

Fentanyl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Tramadol eigenschappen

A

Zwak analgetisch effect
Veel bijwerkingen: duizeligheid, delier, misselijkheid
Remmende werking op heropname van noradrenaline en serotonine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Codeïne eigenschappen

A

Werkzaamheid afhankelijk van activering door CYP2D6

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke patiënten hebben een groter risico op het ontwikkelen van afhankelijkheid bij het gebruik van opioïden?

A

VG van middelenmisbruik

Gebruik van snel werkende opiaten (bv neusspray, lolly)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de belangrijkste bijwerkingen van opiaten?

A

Obstipatie (preventie dmv laxantia)
Ademdepressie (COPD = risicofactor)
Afhankelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Werking acetylsalicylzuur

A

Remming COX –> vorming tromboxaan A2 neemt af –> remming primaire hemostase
Irreversibel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Werking clopidogrel

A

Gericht tegen ADP-receptor op trombocyten

Irreversibel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Werking ticagrelor

A

Blokkering P2Y12-receptor op trombocyten

Reversibel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wanneer is acetylsalicylzuur geïndiceerd?

A

Primaire en secundaire preventie bij arterieel vaatlijden, zoals MI, angina pectoris en post CABG
Tweede keus na TIA of CVA en bij perifeer arterieel vaatlijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wanneer is clopidogrel geïndiceerd?

A

Na stentplaatsing
Acuut coronair syndroom
Perifeer arterieel vaatlijden
Na TIA of CVA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wanneer is ticagrelor geïndiceerd?

A

Icm acetylsalicylzuur bij acuut coronair syndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe lang is de behandeling met ticagrelor?

A

12 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe lang is de behandeling met acetylsalicylzuur?

A

Levenslang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Bij wie is het risico op bloedingen bij gebruik van trombocytenaggregatieremmers het grootst?

A

Ouderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Bij welke medicijnen icm acetylsalicylzuur is het risico op (maag)bloedingen groter?

A

Corticosteroïden
NSAID’s
SSRI’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Welke stollingsfactoren zijn afhankelijk van vitamine K

A

II, VII, IX en X

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Welke halfwaardetijd is korter: acenocoumarol of fenprocoumon?

A

Acenocoumarol –> werking slechts enkele dagen

Fenprocoumon –> werking enkele weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wanneer zijn VKA’s geïndiceerd?

A

Atriumfibrilleren
Mechanische klepprothese
Longembolie
DVT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Waarbij is het risico op bloedingen bij VKA gebruik het grootst?

A

Therapieontrouw
Onregelmatige alcoholinname
Koortsende ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat te doen bij bloeding onder VKA gebruik?

A

Vitamine K toedienen (herhalen op geleide van INR bij fenprocoumon)
Bij ernstige bloedingen cofact

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Welke medicijnen geven een verhoogd risico op bloedingen en gastro-intestinale complicaties bij VKA?

A

NSAID’s

Corticosteroïden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Welke combinatie moet vermeden worden met VKA?

A

Co-trimoxazol –> remmer CYP2C9 –> sterke verlenging INR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Bij welke medicijnen is het risico op trombose verhoogd bij VKA?

A

Anti-epileptica (carbamazepine, fenytoïne)
Rifampicine
(zijn CYP-enzym inducers)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Werking heparines?

A

Directe remmers van geactiveerde stollingsfactoren (mn trombine en factor Xa)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Indicaties heparines?

A

Tromboseprofylaxe

Ter overbrugging bij starten of onderbreken cumarinederivaten en DOAC’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Welke medicijnen geven een verhoogd risico op bloedingen bij heparine gebruik>

A

Corticosteroïden

NSAID’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Bijzonderheden LMWH (nadroparine)

A

Wordt voor belangrijk deel renaal geklaard

Bij nierinsufficiëntie lab controle ter evaluatie dosis nadroparine, evt anti-Xa spiegel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat kan worden gedaan bij bloeding onder behandeling met heparine?

A

Protamine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Soorten DOAC’s en hun werking?

A

Dabigatran: remmer factor II

Apixaban, edoxaban, rivaroxaban: remmers factor Xa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wanneer zijn DOAC’s geïndiceerd?

A

Non-valvulair atriumfibrilleren bij CHA2DS2-VASc score hoger dan 1
DVT
LE

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wanneer is het risico op bloedingen groter bij gebruik dabigatran?

A

Nierfunctieverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Welke interacties zijn er met apixaban, edoxaban en rivaroxaban?

A

Middelen die CYP3A4 inhiberen danwel induceren: verapamil, erytromycine, keto- en itraconazol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat kan gedaan worden om bloeding te voorkomen onder gebruik van DOAC?

A

Dosis aanpassen of overschakelen op VKA bij nierfunctieverlies of tegelijktijdig gebruik van CYP3A4 inhibitors/inducers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat kan gedaan worden bij bloeding onder behandeling van dabigatran?

A

Idarucizumab

46
Q

Wat kan gedaan worden bij bloeding onder behandeling van apixaban, rivaroxaban of edoxaban?

A

Cofact

Andexanet Alfa bij apixaban en rivaroxaban

47
Q

Indicaties thiazidediuretica?

A

Hypertensie

Mild hartfalen

48
Q

Indicaties lisdiuretica?

A

Hartfalen

49
Q

Indicaties kaliumsparende diuretica?

A

Naast lis- of thiazidediureticum ter voorkoming van hypokaliëmie

50
Q

Indicatie spironolacton?

A

Hartfalen NYHA klasse III

51
Q

Bijwerkingen lis- en thiazidediuretica?

A

Dehydratie (dorst, verwardheid)
Hypokaliëmie (ritmestoornissen, spierzwakte)
Orthostatische hypotensie (duizeligheid, verhoogde valneiging)
Thiazidediuretica: hyponatriëmie (misselijkheid, verwardheid, verhoogde valneiging)
Lisdiuretica: nierinsufficiëntie

52
Q

Bijwerkingen kaliumsparende diuretica en wanneer verhoogd risico hierop?

A

Hyperkaliëmie

DM, nierfalen, hartfalen

53
Q

Hoe kan een hypokaliëmie bij diureticagebruik worden voorkomen?

A

Toevoegen kaliumsparend idureticum

Toevoegen RAS-remmer

54
Q

Hoe kan een hyperkaliëmie met ECG-afwijkingen het beste worden bestreden?

A

Toevoegen calciumgluconaat, insuline/glucose of natriumpolystyreensulfonaat

55
Q

Werking betablokkers?

A

Verlaging hartfrequentie
Verlaging bloeddruk
Verlaging contractiliteit hart

56
Q

Indicaties betablokkers?

A

Atriumfibrilleren
Hypertensie
Hartfalen
Secundaire preventie na MI

57
Q

Wat zijn de belangrijkste bijwerkingen van betablokkers?

A

Hypotensie
Bradycardie
Verhoogde valneiging
Sotalol: ritmestoornissen

58
Q

Wanneer verhoogd risico op ritmestoornissen bij sotalol gebruik?

A

Hypokaliëmie

Nierfunctieverlies

59
Q

Onderscheid calciumantagonisten

A

Dihydropyridines: amlodipine, nifedipine

Non-dihydropyridines: verapamil, diltiazem

60
Q

Werking dihydropyridines?

A

Verlagen vaattonus en verwijding coronairarteriën en perifere arteriën door uitwerking op gladde spiercellen
Verlaging bloeddruk

61
Q

Wat zijn de belangrijkste bijwerkingen van calciumantagonisten?

A

Hypotensie
Valneiging
Verapamil en diltiazem: bradycardie

62
Q

Welke combinatie tav calciumantagonisten moet worden vermeden?

A

Verapamil en diltiazem met een betablokker vw bradycardie risico

63
Q

Indicaties RAS-remmers?

A

Hypertensie
Hartfalen
Diabetische proteïnurie

64
Q

Wat zijn de belangrijkste bijwerkingen van ACE-remmers?

A
Hyperkaliëmie
Nierfalen
Hypotensie
Valneiging
Angio-oedeem oronasofarynxgebied
65
Q

Hoe ACE-remmers te gebruiken?

A

Beginnen met lage dosering en voorzichtig ophogen

‘s Avonds nemen om valrisico te verlagen

66
Q

Werking digoxine?

A

Vergroten contractiekracht hart
Verlagen hartfrequentie
Vertraging AV-geleiding

67
Q

Indicaties digoxine?

A

hartfalen

Atriumfibrilleren met snelle ventrikelvolgfunctie

68
Q

Belangrijkste bijwerking digoxine en welke dingen geven hier een groter risico op?

A

Ritmestoornissen
Hypokaliëmie
Nierfunctieverlies

69
Q

Bijzonderheden digoxine?

A

Renale klaring

Smalle therapeutische breedte

70
Q

Indicaties nitraten?

A

Angina pectoris

Longoedeem/ astma caridale

71
Q

Wat is het probleem van nitraten en hoe kan dit worden voorkomen?

A

Als het gebruikt wordt als onderhoudsbehandeling kan er tolerantie optreden
Intermitterend doseren

72
Q

Belangrijkste bijwerking nitraten en wanneer is het risico hierop verhoogd?

A

Nitraatcollaps
Snelwerkende preparaat
Ondervulde patiënten

73
Q

Bij welke pt mag metformine worden gestart?

A

Iedere patiënt met DM2 en nierfunctie > 30

74
Q

Bijzonderheden metformine?

A

Renale klaring –> bloedconcentratie verhoogd en halfwaardetijd verlengd bij nierinsufficiëntie

75
Q

Bijwerkingen metformine?

A

Maagdarmstoornissen, mn dunne ontlasting

Lactaatacidose

76
Q

Contra-indicaties metformine

A

Nierinsufficiëntie
Hartfalen
Chronische hypoxemie
Sepsis

77
Q

Wat te doen als metformine niet meer voldoende werkt?

A

Combinatietherapie van metformine met SU-derivaat (gliclazide)

78
Q

Bijwerkingen SU-derivaten en wanneer verhoogd risico hierop?

A

Door stimulerende werking op insulinesecretie hypoglykemieën

Slechte/onregelmatige voedingsintake, inspanning, nierinsufficiëntie

79
Q

Hoe te handelen bij hypoglykemie?

A

Eten van koolhydraten

Toedienen van glucose of glucagon

80
Q

Wat is de belangrijkste bijwerking van SGLT2-remmers?

A

Euglycemische diabetische ketoacidose

81
Q

Wanneer is behandeling met insuline geïndiceerd bij DM2 patiënten?

A

Dieet en orale middelen geven geen goede glycemische instelling

82
Q

Wanneer ontstaat een hypoglykemie bij insulinegebruik?

A

Maaltijd overgeslagen

Zware inspanning

83
Q

Wanneer zijn antidepressiva geïndiceerd?

A

Matig-ernstige depressie
TCA: neuropathische pijnen
SSRI: angststoornissen, obsessief-compulsieve stoornissen

84
Q

Bijwerkingen TCA?

A

Anticholinerg: droge mond, obstipatie, urineretentie, verwardheid
Antihistaminerg: sedatie
Anti-noradrenerg: orthostatische hypotensie
Kinidineachtige werking: ritmestoornissen

85
Q

Wanneer versterking orthostase bij TCA gebruik?

A

Antihypertensiva

Diuretica

86
Q

Bijwerkingen/ interacties SSRI?

A

SIADH met risico op hyponatriëmie (na ong 1 wk), groter risico bij thiazidediuretica
Icm NSAID’s groter bloedingsrisico
Serotoninesyndroom: agitatie, koorts, hyperreflexie

87
Q

Indicatie lithium?

A

Bipolaire stoornis

88
Q

Bijzonderheden lithium?

A

Renale klaring

Beperkte therapeutische index –> regelmatig meten bloedspiegels

89
Q

Bijwerkingen lithum?

A

Bij dehydratie en gebruik diuretica, NSAID’s en RAS-remmers verhoogde bloedspiegels
Misselijkheid, diarree, tremoren, myoclonieën, epileptische insulten

90
Q

Werking benzodiazepinen?

A

Versterken de remmende werking van GABA door binding aan GABAa ionkanaal –> verlenging influx chloride-ionen –> neuronale hyperpolarisatie

91
Q

Soorten benzodiazepinen?

A

Temazepam, oxazepam (metaboliet diazepam): korte halfwaardetijd
Diazepam: lange halfwaardetijd

92
Q

Indicaties benzodiazepinen?

A
Slaapstoornissen
Gegeneraliseerde angststoornissen
Behandeling onderhoudsverschijnselen
Behandeling koortsconvulsie/ epileptisch insult
Premedicatie bij chirurgische ingrepen
93
Q

Bijwerkingen benzodiazepinen?

A

Spierhypotonie met als gevolg spierzwakte
Amnesie
Afname alertheid
Tolerantie
Afhankelijkheid
Reboundfenomenen bij abstinentie (angst, slaapproblemen)
Ademdepressie (bij overdosering, COPD)

94
Q

Bij wie kan een paradoxale reactie ontstaan bij benzodiazepine gebruik en wat houdt dit in?

A

Ouderen en kinderen

Agitatie, onrust

95
Q

Belangrijkste interacties bijdragend tot verhoogde valneiging bij benzodiazepine gebruik?

A

Antihypertensiva
Alcohol
Opiaten

96
Q

Hoe tolerantie en afhankelijkheid te voorkomen bij gebruik benzodiazepines?

A
Kort voorschrijven (< 2 wkn)
Goede patiëntinstructies
97
Q

Wat te doen bij afhankelijkheid van benzodiazepines?

A

Overschakelen naar diazepam

Langzaam afbouwen

98
Q

Wat kan gegeven worden bij ademdepressie bij gebruik benzodiazepines?

A

Flumazenil

99
Q

Wat zijn de belangrijkste bijwerkingen van penicillinen?

A

Diarree
Overgevoeligheidsreacties: huidreacties meest voorkomend
Anafylactische shock

100
Q

Bij welke penicilline treedt de meeste huidreacties op?

A

Amoxicilline, vaak niet-immunologisch

101
Q

Met wat is vaak kruisovergevoeligheid bij penicillines?

A

Cefalosporinen

102
Q

Bijwerkingen tetracyclinen?

A

Gebitsverkleuring bij kinderen

Fotosensibilisatie (dus niet in zon tijdens kuur)

103
Q

Contra-indicaties tetracyclinen?

A

Zwnagerschap

Kinderen tot 8 jaar

104
Q

Interacties tetracyclinen?

A

Aluminium, calcium, ijzer en magnesium vermindert de absorptie door vorming onoplosbare complexen

105
Q

Waarbij zijn aminoglycosiden vooral effectief?

A

Gram-negatieve micro-organismen

106
Q

Wat zijn bijwerkingen van aminoglycosiden?

A

Irreversibele doofheid

Reversibele nierfunctiestoornissen

107
Q

Werking macroliden?

A

Remming eiwitsynthese van bacteriën –> effectief bij atypische en grampositieve verwekkers

108
Q

Interacties macroliden?

A

Remmen via CYP3A4 de afbraak van veel andere geneesmiddelen, bv statines
RIsico op torsade de pointes bij combinatie met andere QTc verlengers

109
Q

Interactie co-trimoxazol?

A

Methotrexaat –> versterkte werking –> beenmergsuppressie

Remming afbraak VKA –> stijging INR met ernstige bloedingen

110
Q

Waartegen zijn chinolonen vnl effectief?

A

Gramnegatieve organismen

111
Q

Interacties chinolonen?

A

Aluminium, calcium, ijzer en magnesium –> remming absorptie door vorming onoplosbare complexen
Risico op torsade de pointes bij combinatie met andere QTc verlengers