a Flashcards
1
Q
(zich) aanpassen
A
adjust
2
Q
steunen
A
back up
3
Q
stimuleren
A
boost
4
Q
(af) drijven
A
drift
5
Q
coderen
A
encode
6
Q
het voorbeeld volgen
A
follow suit
7
Q
onuitstaanbaar
A
intolerable
8
Q
(het)uitslapen
A
lie-in
9
Q
duidelijk
A
markedly
10
Q
controleren
A
monitor
11
Q
voortduren
A
persist
12
Q
neiging
A
predisposition
13
Q
voorlopig
A
preliminary
14
Q
omkeren
A
reverse
15
Q
twijfelaar
A
sceptic